Hier is de gehele syllabus voor het examen bedrijfseconomie 2021 uitgewerkt en samengevat. Het examen bedrijfseconomie is op vwo nog nooit gegeven dus daarom hier een handige samenvatting met alles wat je moet weten voor het CE. Formules en begrippen zijn allemaal gearceerd en uitgelegd
Domein B1: Persoonlijke en financiële zelfredzaamheid
Vervolgopleiding is een investering in jezelf, keuze van vervolgopleiding hangt af van:
1. Persoonlijke factoren zoals vaardigheden en interesse
2. Kosten van opleiding
3. Kansen later op arbeidsmarkt, carrièremogelijkheden.
Het is dus een investeringsvraagstuk of iemand het wel of niet waard vindt om wel of geen
vervolgopleiding te gaan doen. Je hebt een bepaald belang bij het doen van een
vervolgopleiding.
Voor en nadelen van verzekeren:
Voordelen Nadelen
Verzekerd zijn is vaak goedkoper dan zelf Mogelijk conflict tussen hoogte van schade
het risico dragen en of uitkering
Levensverzekering = verzekering die verband houdt met het leven of de dood van iemand.
Je verzekert je eigen leven of dat van een ander. Er wordt een bepaald bedrag uitgekeerd bij
het leven of overlijden van een persoon.
1. Overlijdensverzekering → uitkering aan nabestaanden als verzekerde
overlijdt
2. Overlijdensrisicoverzekering → bij hypothecaire lening uitkering aan
nabestaanden van overleden verzekerde om hypotheeklasten te
beperken.
3. Lijfrenteverzekering → jaarlijks bedrag wat je apart zet voor later als
aanvulling op bijvoorbeeld AOW.
Schadeverzekering = er wordt geld uitgekeerd wanneer er schade geleden is.
Consumptief krediet = alle typen leningen die gebruikt worden voor de aankoop van een
consumptiegoed, Dus denk aan de aankoop van een auto of het betalen van een studie.
Looptijd 1 tot 10 jaar.
1. Persoonlijke lening → terugbetalen met vaste bedragen voor aflossing +
interest
2. Koop op afbetaling → koper wordt eigenaar bij aankoop
- Huurkoop → koper is pas eigenaar na betaling van laatste termijn,
aanbetaling + alle termijnbedragen.
- Private lease → geen aanbetaling
Doorlopendkrediet = afgeloste bedragen kun je weer opnemen met als risico dat de lening
dus nooit wordt afgelost. Interestpercentage hangt af van:
1. Inkomen van kredietnemer
, 2. Leeftijd kredietnemer
3. Leengedrag van kredietnemer volgens BKR
Hypothecair krediet = een geldlening om bijvoorbeeld een huis te kopen of een huis te
verbouwen. Het heeft een onderpand als onroerend goed. Looptijd 10 of meer jaar.
Consumptief krediet Hypothecair krediet
Korter: 1 tot 10 jaar Langer: 10 of meer jaar
Voor meubels, auto’s etc Woningen of bedrijfsgebouwen
Weinig zekerheid, ongedekte lening Woning is onderpand gedekte lening
Enkelvoudige interest = elk jaar wordt een zelfde interest op eenzelfde kapitaal toegepast.
Interest dus alleen berekenen over het beginkapitaal.
- Formule → Interest= K × P× T
Samengestelde interest = interest berekenen over het beginkapitaal en de opgebouwde
interest. Het is dus interest over interest.
- Eindwaarde van één bedrag → E=C ×(1+i)❑n❑❑
1
- Contante waarde één bedrag → C=E ×
(1+i)❑n
n ❑
r ❑ −1
- Eindwaarde reeks bedragen → S=a ×
r−1
→ i is percentage gedeeld door 100.
→ a is eerste term in de reeks
→ r is getal waarmee vorige term wordt vermenigvuldigd
Contante waarde = geld dat in de toekomst wordt betaald of ontvangen. Interest op basis
van een percentage wordt in mindering gebracht. Het wordt contant gemaakt dus
afgewaardeerd. Waarde van het geld voordat je de rente hebt ontvangen. Wordt zonder
rente meegerekend.
Eindwaarde = geld wat je hebt nadat daar rente over is ontvangen.
Vrijwillig sparen = particulieren kunnen zelf sparen voor een bepaald doel bijvoorbeeld een
potje voor onvoorziene uitgaven of de oude dag.
Verplicht sparen = spaarder is verplicht te sparen voor bijvoorbeeld een bedrijfspensioen.
Als werknemer dit niet wil doen dan zou hij of zij of een eigen bedrijf moeten starten of gaan
werken op ZZP basis.
1. Werkgever houdt pensioenpremie in
2. Werkgever draagt pensioenpremies af aan fonds
3. Bedrijfspensioenfonds belegt in pensioenpremies
Voordelen Nadelen
, Vrijwillig sparen 1. Spaarder bepaald 1. Besparing kan
zelf spaarbedrag weinig zijn
2. Spaarder kiest eigen 2. Besparingen worden
manier van sparen niet volgehouden
3. Spaarder bepaald 3. Kosten zijn relatief
zelf waarvoor hij hoog
spaart
Verplicht sparen 1. Werkegever betaald 1. Pensioenpremie is
mee aan pensioen groot deel van
2. Pensioenpremie is inkomen
aftrekpost bij 2. Werknemer niet
inkomstenbelasting bepalen welk
3. Kosten en risico van bedrijfspensioen
sparen en beleggen 3. Onzeker of het later
worden verdeeld wel genoeg is
Vrijopneembare spaarrekening:
1. variabel interestpercentage
2. Opnemen en storten is vrij zonder kosten
3. Beheer spaarrekening kan via internet
Niet-vrij opneembare spaarrekening:
1. Vast interestpercentage
2. Spaartegoed staat vast voor periode
3. Boete voor opnemen geld tussendoor
De vermogenstitels (producten of effecten die betrekking hebben op kapitaal) waarin belegd
kan worden zijn:
1. Aandelen
2. Obligaties
3. Opties
Risico - Koersdaling - Lager door
- Lager of geen interestvergoeding
dividend - Niet veel
koersschommelingen
Beleggingsfondsen = een onderneming die gelden van een groot aantal beleggers verzamelt
en dat geld belegt in aandelen, obligaties, onroerend goed etc.
1. Beschikken over veel kennis over de markt, kun je gebruik van maken
2. Betere risicospreiding, tegenvallers kunnen worden opgevangen
3. Lagere kosten per belegger.
, Effectenbeurs = grote nv’s kunnen via effectenbeurs aan nieuw vermogen komen, Hier
nieuwe aandelen of obligaties plaatsen. Daarna kunnen deze gekocht en verkocht worden.
1. Aantrekken nieuwe vermogen
2. Naamsbekendheid vergroten van nv
Opties = recht om gedurende een bepaalde periode een bepaald aantal aandelen te
(ver)kopen. Afgeleide producten (derivaten). Optie is het recht dat gestandaardiseerd is dus
van alles is al vastgelegd.
- Bepaalde hoeveelheid aandelen
- Bepaald moment om het recht uit te oefenen (afloopdatum etc)
- Bepaalde koers van het aandeel
Rechten en plichten van opties:
Kopen Verkopen (schrijven)
Call optie Recht om te kopen Plicht om te verkopen
Put optie Recht om te verkopen Plicht om te kopen
Koper mag gebruik maken van dat recht maar is niet verplicht. Echter wel verplichting om te
kopen of verkopen.
- Optie aflopen en niks doen
- Optie uitoefenen
- Optie doorverkopen
Optiepremie = prijs van een aandelenoptie is de optiepremie. Prijs wordt bepaald op de
effectenbeurs door vraag en aanbod. Bestaat uit twee delen:
1. Intrinsieke waarde=aandelenkoers−uitoefenprijs
2. Verwachtingswaarde=optiepremie−intrinsieke waarde
- Resterende looptijd: hoe hoger de resterende looptijd hoe hoger de kans dat
de beurskoers nog stijgt en de intrinsieke waarde toeneemt.
- Volatiliteit: beweeglijkheid, als koers van aandeel veel omhoog gaat dan zal
intrinsieke waarde stijgen.
→ Dus Optiepremie=intrinsieke waarde+ verwachtingswaarde
Huurbescherming = wonen is basisbehoefte dus wet beschermt de huurder. Recht van
huurder dat hem beschermt tegen opzeggen van de huur door de verhuurder.
Huren:
Voordelen Nadelen
Grote bewegelijkheid Huren stijgen elk jaar
Huurtoeslag mogelijk bij laag inkomen Geen vermogensopbouw door huurbetaling
Huurbescherming Lange wachtlijsten voor huurders
Geen opstalverzekering Verbouw is beperkt mogelijk
Geen onderhoudskosten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller willemsjosephine. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.