Samenvatting Materieel Strafrecht
Week 1: Inleiding
Wat is materieel strafrecht?
Het materiële strafrecht is dat deel van het strafrecht waarin wordt bepaald waarvoor, wanneer, wie, binnen welke
grenzen en waarom een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd. Dit wordt in eerste plaats vormgegeven door
strafbaarstellingen. Centraal staat: strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Verhouding materieel en formeel strafrecht (strafprocesrecht): materieel strafrecht is afhankelijk van procesrecht.
Overtreden van de strafwet leidt niet automatisch tot straf. Wil je straf kunnen opleggen, dan kan je dat niet zelf. De
staat kan gevangenisstraf, geldboete of taakstraf opleggen, maar pas als er een proces is geweest waarin de schuld is
vastgesteld. Kunnen vaststellen van aansprakelijkheid kan alleen via het strafprocesrecht.
Bronnen van materieel recht
Verdragen (bijv. legaliteitsbeginsel in EVRM)
Internationale regelgeving (bijv. Richtlijnen en Verordeningen EU)
Wet: commuun vs. bijzonder strafrecht
o Commuun = Wetboek van Strafrecht
o Bijzonder = de rest (inclusief lagere wetgeving – bijv. Opiumwet, Wegenverkeerswet)
Rechtspraak: nationaal en internationaal
o Nationaal: met name Hoge Raad
o Internationaal: EHRM, Hof van Justitie EU
Betekenis bronnen: primaat van de wet (legaliteitsbeginsel) en van het Wetboek van Strafrecht (art. 107 Gw). In de
praktijk: veel wetten naast Sr, veel begrippen niet uitgelegd in Sr, dus belangrijke rol voor rechter – materiele
strafrecht is in de rechtspraak verder vormgegeven, bijv. bij causaliteit, opzet en schuld (culpa).
Herkomst van materiële strafrecht (geschiedenis)
Strafrecht is relatief jong. Kwam vanaf 11 e eeuw op in steden, vanwege handhaven openbare orde. Er waren veel
pogingen tot uniformering vanaf de 15 eeuw, nadat NL de Bataafse Republiek werd (1795) werd er een
staatsregeling voor opgenomen. Napoleon aan de macht, waarna in 1809 een wetboek wordt ingevoerd, maar
slechts voor 2 jaar. In 1810 wordt NL onderdeel FA en wordt de Code Pénal van kracht. Na onafhankelijkheid (1813)
blijft deze van kracht, met enkele aanpassingen. Belofte voor nieuw wetboek, maar weer geen overeenstemming.
Uiteindelijk in 1886 het huidige Wetboek van Strafrecht. Rechter kreeg veel vrijheid en vertrouwen, er was geen
staatsalmacht: staat stond op de achtergrond, weinig indringing, respecteren vrijheden.
Ontwikkelingen sinds totstandkoming:
- Nadenken over wederrechtelijkheid. In welke omstandigheden wel en niet strafbaar?
- Deelneming: o.a. medeplegen. Ook daderschap: wie zijn eigenlijk daders? Was bij totstandkoming alleen
natuurlijke personen. Nu zelfs meer richting AI – vraag of zelfrijdende auto strafbaar kan zijn.
- Meer aandacht voor schuld: wanneer is persoon aansprakelijk voor strafbaar feit? Puur omdat het feit is
gepleegd, of ook verwijt nodig? Melk en Water arrest.
- Opkomst voorbereidingshandelingen, poging. Nu op zoek naar ondergrens hiervan.
Rechtvaardiging materiële strafrecht
Regels voor aansprakelijkheid kunnen voor burgers heel indringend zijn, dus niet vanzelfsprekend om zomaar een
straf op te leggen. Niet een straf opleggen tegen elke prijs. Strafrecht gaat om welke prijs je wil betalen.
Twee manieren om naar het strafrecht te kijken:
Policing society: strafrecht is bedoeld om ongewenst gedrag strafbaar te stellen en te handhaven, om orde en rust
binnen de samenleving te garanderen. Overheid heeft zwaard in handen om fouten burgers af te straffen.
1
,Policing the police: strafrecht is ook bedoeld om de overheid zelf te beteugelen, terughoudende macht van de staat.
Dus niet alles strafbaar stellen, maar kijken naar andere manieren om een bepaald probleem aan te pakken, zoals via
burgerlijk- of bestuursrecht. En dat wanneer je een feit strafbaar stelt, je eisen stelt aan de handhaving daarvan. Met
wantrouwen kijken naar de staat.
Waarom strafrecht? Onrecht vergelden, of voorkomen dat iemand het nog een keer doet (daderpreventie), of
voorkomen dat de gemeenschap het slechte gedrag gaat volgen (generale preventie). Verenigingstheorie: een
combinatie. Waarom stellen we strafbaar: als er schade is, of omdat men bepaald gedrag niet accepteert. Op zoek
gaan naar de rechtvaardiging van straffen, waarvoor er wordt gestraft.
Casuscollege: beslissingsmodel art. 348/350 Sv
Het strafproces is gericht op het kunnen beantwoorden van de vragen in art. 348 en 350 Sv. De volgorde van deze
vragen is verplicht. Art. 350 Sv is de schakel tussen het materiele en formeel strafrecht. Materieel strafrecht komt in
de kern neer op 4 voorwaarden voor strafbaarheid:
Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging;
Deze gedraging moet vallen onder een wettelijke delictsomschrijving;
Deze gedraging moet wederrechtelijk zijn (materiële wederrechtelijkheid: Veearts arrest);
En aan de schuld van de dader te wijten (verwijtbaarheid: Melk en Water arrest).
Als 1 van deze voorwaarden ontbreekt, kan er niet worden gestraft. Deze voorwaarden komen terug in 350 Sv.
Art. 348 Sv – de formele vragen:
1. Geldigheid van de dagvaarding
o Inclusief tenlastelegging (art. 261 Sv)
2. Bevoegdheid (competentie) rechtbank
o Absolute competentie: welk Gerecht is bevoegd
o Relatieve competentie: plaats waar de rechtbank bevoegd is
3. Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in zijn vervolging
o Bijv. verjaring, dood verdachte, schending van beginselen van behoorlijke procesorde (bijv.
vertrouwensbeginsel; als OvJ heeft gezegd dat niet zou vervolgen, en toch doet)
4. Redenen voor schorsing.
o Tijdelijk stopzetten vervolging, bijv. verdachte kan niet terecht staan (art. 16 Sv) of wanneer er
tegelijkertijd een civiel geding aanhangig is waarin strafbaar feit voorkomt
De vragen moeten in deze volgorde af worden gegaan. Einduitspraken art. 349 lid 1 Sv.
Art. 350 Sv – de materiële vragen (wanneer aan 348 voldaan):
1. Kan het ten laste gelegde feit bewezen worden?
- Correspondeert met menselijke gedraging
- Bijv. causaliteit, opzet, deelneming, daderschap
2. Is het bewezen verklaarde feit een strafbaar feit?
- Correspondeert met de delictsomschrijving
- Bijv. ‘begin van uitvoering’ (poging)
3. Is de verdachte strafbaar?
- Correspondeert met verwijtbaarheid en
wederrechtelijkheid
- Strafuitsluitingsgronden
o Rechtvaardigingsgronden: tasten de wederrechtelijkheid aan
o Schulduitsluitingsgronden: tasten de verwijtbaarheid aan
4. Welke straf of maatregel wordt opgelegd? (kan ook allebei opgelegd)
De vragen moeten in deze volgorde af worden gegaan. Einduitspraken art. 352 lid 1 en 2 Sv.
Als niet kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan vrijspraak.
Als het feit kan worden bewezen, maar dit feit is niet strafbaar OVAR.
Als het feit kan worden bewezen en het is strafbaar, maar de verdachte is niet strafbaar OVAR.
Bij einduitspraak, altijd ook tweede artikel noemen! Dus bij 348 jo. 349 en bij 350 jo. 352.
2
, Week 2: Legaliteit & daderschap
Enkele begrippen
Begrippen zijn heel belangrijk. Morele kant: het strafrecht mag ingrijpen in het leven van mensen, maar niet tot elke
prijs. Praktische kant: inzet van het strafrecht is kostbaar en politie en OM moeten weten wanneer ze het kostbare
strafrecht mogen inzetten.
Strafwet
Art. 2 Sr. Gaat om alle wetten (in formele en in niet formele zin) waarin bepalingen zijn opgenomen waarin een
gedraging met straf wordt bedreigd. Is in eerste plaats Sr zelf, maar ook wetten daarbuiten – bijzonder strafrecht.
Wettelijke strafbepaling
Strafbepaling = delictsomschrijving + sanctienorm.
Delictsomschrijving = omschrijving van gedrag aan de hand van objectieve omstandigheden (beschrijving gedraging)
en bij misdrijven ook subjectieve omstandigheden (opzet en schuld), en aanduiding dat dit gedrag strafbaar is.
Sanctienorm = aan delictsomschrijving verbonden maximale straf (wij kennen alleen maximum, geen minimum).
Soms een kwalificatie van de delictsomschrijving = ‘als schuldig aan’ – is de naam die aan het feit is gegeven.
In Sr is de strafbepaling vaak 1 artikel. In bijzonder strafrecht staan ze vaak in 2 afzonderlijke bepalingen.
Woorden die delictsomschrijving maken, noemen we bestanddelen. Zijn specifiek gekozen begrippen, er is
zorgvuldig door wetgever over nagedacht welke bestanddelen de bouwstenen vormen van de delictsomschrijving.
Er zijn verschillende typen delictsomschrijvingen (1 delict kan meerdere typeringen hebben):
Materiële delicten = het gevolg is strafbaar & formele delicten = het gedrag is strafbaar.
Doleus delict = met opzet & culpoos delict = met schuld.
Commissiedelict = waarbij iets wordt gedaan & omissie delict = waarbij iets wordt nagelaten.
Krenkingsdelict & gevaarzettingsdelict.
Strafbaar feit
Feit = gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan. Feit kan zowel een doen als een laten zijn.
Strafbaar feit = gebeurtenis die in de werkelijk is komen vast te staan en op grond van de wet strafbaar is gesteld.
Strafrecht kijkt alleen naar die feiten waarvan de wet heeft bepaald dat deze met straf worden bedreigd.
Art. 1 lid 1 Sr – strafrecht is alleen geïnteresseerd in feiten die onder een wettelijke strafbepaling vallen.
Art. 350 Sv – als het feit wel bewezen kan worden, maar niet onder een wettelijke strafbepaling valt, dan kan der
geen straf volgen en moet ontslag van alle rechtsvervolging volgen.
Uitgangspunt materiele strafrecht – alleen straf als het feit onder een wettelijke strafbepaling valt. Maar een
strafbaar feit betekent niet meteen strafbaarheid. Er zijn situaties waarin iemand valt onder een wettelijke
delictsomschrijving, maar toch niet strafbaar is (strafuitsluitingsgronden). Wettelijke delictsomschrijving is het begin
voor het kunnen straffen, maar niet het eindpunt.
Voorwaarden voor strafbaarheid
Er is pas sprake van strafbaarheid, wanneer aan deze 4 voorwaarden is voldaan:
Menselijke gedraging
o Feit = gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan
Die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving,
o Waarvan de wet bepaalt dat het zich voordoen daarvan wordt bestraft
Wederrechtelijk is
En aan des daders schuld te wijten.
In de wet staan alleen de eerste 2 voorwaarden. De laatste 2 voorwaarden zijn elementen – deze staan niet in een
delictsomschrijving (zoals de bestanddelen), maar moeten wel vervuld worden om tot strafbaarheid te komen.
De 4 voorwaarden voor strafbaarheid komen overeen met de eerste 3 vragen van art. 350 Sv.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulettevanoosten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.