Week 37 p. 2 – 6
Week 38 p. 6 – 10
Week 39 p. 10 – 15
Week 40 p. 15 – 18
Week 41 p. 18 – 25
Week 42 p. 25 – 28
Week 43 p. 28 – 32
1
,Week 37
Strafrecht geldt als sanctierecht en heeft als object het (negatief) sanctioneren van wederrechtelijk
gedrag. Het is gericht op handhaving van uit andere rechtsgebieden stammende gedragsnormen en is
daarmee heteronoom van aard. De straffen die kunnen worden toegevoegd zijn non-reparatoir van aard
en beogen leed toe te voegen (o.a. ter preventie). Het strafrecht komt met het bestuursrecht overeen in
die zin dat de overheid de initiërende partij is en het handhavingsproces beheerst. Echter, het verschil is
dat er bij het strafrecht een rechter aan te pas komt (m.u.v. de strafbeschikking en bestuurlijke boete).
Het materiële strafrecht zegt welke gedragingen onder welke omstandigheden strafbaar zijn. Dit
materiële strafrecht wordt geëffectueerd door het formele strafrecht (strafprocesrecht) dat bepaalt hoe
en door wie wordt onderzocht of een strafbaar feit is begaan en door wie en naar welke maatstaven
daarover en over de daaraan te verbinden strafrechtelijke sancties wordt beslist. Daarbij regelt het
penitentiair recht welke de strafrechtelijke sancties zijn en door wie en hoe deze ten uitvoer worden
gelegd.
Indien er niet geprocedeerd wordt, betekent dit niet dat de strafrechtspleging daarom geen zin meer
heeft: zo kan de enkele strafbaarstelling al nuttig werken op de normnaleving en heeft deze al een
generaal preventief effect.
Binnen het strafprocesrecht staat de bevoegdheidstoedeling voorop: bevoegdheden worden door het
Wetboek van Strafvordering (Sv) gecreëerd en meteen geclausuleerd (dit gebeurd tevens door de
mensenrechtenverdragen en het ongeschreven recht).
Accusatoir proces: twee gelijkwaardige partijen strijden met elkaar ten overstaan van een lijdelijke,
passieve rechter die zich beperkt tot vervulling van de rol van scheidsrechter.
Inquisitoir proces: justitie is actief op zoek naar de waarheid. De beschuldigde is t.o.v. de vervolger geen
gelijkwaardige procespartij, maar object van onderzoek. Daarbij heeft justitie bevoegdheden die inbreuk
maken op anders door het recht gewaarborgde rechten.
Gematigd accusatoir(/getemperd inquisitoir): de verdachte is in de beginfase vooral object van
onderzoek en heeft als zodanig dwangmiddelen te dulden, terwijl het onderzoek ter terechtzitting een
meer accusatoir karakter heeft.
Hoofdfunctie strafprocesrecht: het regelen van de schakel tussen het strafbaar feit en de door de rechter
(of OvJ) op te leggen strafrechtelijke sanctie. Hierbij gaat het erom de juiste toepassing van het materiële
strafrecht te realiseren, opdat de onschuldigen niet worden gestraft.
Nevenfuncties: - speciale preventie.
- generale preventie.
- voorkomen eigenrichting.
- orde scheppen.
- genoegdoening voor het slachtoffer.
De grondslag van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv) is de rechtszekerheid voor de burger.
Daarbij ziet art. 1 Sv op de wet in formele zin, om allereerst de opkomst van plaatselijk/regionaal
procesrecht te verhinderen en tevens een kwaliteitsgarantie te bieden. Voorts is (sub)delegatie mogelijk
gezien de bewoording van art. 1 Sv.
Strafvordering omvat:
- strafvervolging (klassieke opvatting): de handelingen (incl. herzieningsprocedures) waarmee
een opsporingsambtenaar in strafzaken een onderzoek of een beslissing van de rechter uitlokt.
2
, - de organisatie van de bij de strafrechtspleging betrokken organen.
- vroegsporing (art. 132a Sv).
Art. 1 Sv impliceert dat de strafvorderlijke wetgeving exclusief is (“strafvordering heeft enkel plaats op de
bij wet voorziene wijze”) en daarmee een gesloten systeem vormt. Dit kan genuanceerd worden:
- de Hoge Raad heeft enkele buitenwettelijke dwangmiddelen toegelaten.
- de voeging ad informandum is toegelaten: het OM kan naast het tenlastegelegde strafbare feit
tevens een ander strafbaar feit aan de rechter voorleggen zonder dat dit feit onderdeel van de
tenlastelegging vormt, waardoor het geen onderdeel van de bewezenverklaring vormt.
De richtlijnen van het OM leveren juist geen strijd met art. 1 Sv op, nu deze de discretionaire ruimte van
het OM beperken en daarmee de rechtszekerheid en –gelijkheid vergroten.
Bronnen van het strafprocesrecht: - Wetboek van Strafvordering.
- Wet RO.
- Grondwet.
- beleidsregels: - aanwijzingen (dwingende, normatieve regels).
- richtlijnen (voorschrift over welke straffen in
welke gevallen geëist moeten worden).
- handleidingen.
- instructies.
- verdragen (zie art. 93 en 94 Gw).
- kader- en richtlijnbesluiten van de Europese Unie.
- ongeschreven recht (o.a. algemene rechtsbeginselen: vgl.
HR Braak bij binnentreden). Het ongeschreven recht heeft een
aanvullende en beschermende werking en derogeert dus niet
aan de wet.
Klassieke uitgangspunten
- Rechterlijke onafhankelijkheid (tevens onafhankelijk van de uitvoerende macht).
- Rechterlijke onpartijdigheid.
- Beroepsrechters (geen juryrechtspraak of deelname van leken).
- Vervolgingsmonopolie van het OM.
- Opportuniteitsbeginsel (het OM heeft de vrijheid om uit het aanbod van strafzaken een selectie
te maken die zich lenen voor vervolging).
- Correctiemechanismen op het OM (art. 12 jo. art. 262 Sv, ambtelijk toezicht binnen het OM en
extern toezicht door de minister van Veiligheid en Justitie).
- Strafvorderlijke legaliteit (ter bescherming van de burger tegen willekeur: art. 1 Sv).
- Geen procedure zonder aanleiding (ter legitimering van de inbreuken op rechten en vrijheden
van burgers, zal aan in de wet gestelde voorwaarden moeten zijn voldaan).
- Onschuldspresumptie (art. 6, lid 2 EVRM jo. art. 14, lid 2 IVBPR):
- de verdachte wordt niet belast met het bewijzen van zijn onschuld.
- de rechter moet uitstralen dat hij de verdachte niet als reeds veroordeelde beschouwt
(art. 271, lid 2 Sv).
- zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de verdachte, alvorens te zijn
veroordeeld, aan irreparabele maatregelen wordt onderworpen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TobiasWouters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.