Een overzicht van de belangrijkste rechtsoverwegingen van alle arresten die belangrijk zijn voor het tentamen van Straf- en strafprocesrecht op 10 juni 2021
Inbeslaggenomen heroïne
Art. 10a Opiumwet
De Hoge Raad overweegt dat, met verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij het
wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 4 september 1985, Stb. 1985, 495
(kamerstukken II 1982-1983, 17 975, nr. 3), de voorbereiding of bevordering van een misdrijf
als bedoeld in het derde of vierde lid van art. 10 van de Opiumwet in art. 10a, eerste lid, van
de Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld. Hiervoor is niet vereist dat van de
handelingen reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als
bedoeld in het derde of vierde lid van art. 10 Opiumwet; wederom: inmiddels lid 4 of 5) deze
dienen. Heeft de verdachte wel concrete plannen/voorstellingen, gericht op een specifiek
misdrijf, waarvoor hij voorbereidingen heeft getroffen, maar is het door omstandigheden
niet meer mogelijk om dit misdrijf uiteindelijk te verwezenlijken, dan verliezen deze
voorbereidingshandelingen niet hun zelfstandig karakter. De intentie van de verdachte is van
belang voor de strafbaarheid. Dat geldt ook voor voorbereidings- of
bevorderingshandelingen die na een verhinderde omstandigheid zijn begonnen, zoals in casu
de inbeslagneming van de heroïne geen obstakel is voor het strafbare karakter van de
voorbereidingen ten behoeve van het invoeren van de heroïne.
Poging hennepteelt
Poging
Het oordeel dat in dat geval geen sprake is van een begin van uitvoering van het telen,
bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep en het (daarin besloten
liggende) oordeel dat het enkel aanwezig hebben van een dergelijke ruimte niet reeds op
zichzelf een gedraging vormt die naar haar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op de
voltooiing van de tlg. misdrijven, getuigen niet van een onjuiste rechtsopvatting, mede in
aanmerking genomen dat de enkele aanwezigheid van een kweekruimte zonder enige
verdere activiteit van verdachte onvoldoende is voor een strafbare poging en door het Hof
niets anders is vastgesteld dat van belang is voor de vraag of de gedraging van verdachte
naar haar uiterlijke verschijningsvorm op de voltooiing van de tlg. misdrijven was gericht.
Er is pas sprake van een strafbare poging als een (samenstel van) gedraging(en) naar zijn
(/hun) uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de
voltooiing van het misdrijf. Als de politie dus een woning binnenvalt, en daar een
hennepkwekerij in opbouw aantreft, zonder de aanwezigheid van planten, kan dit geen
poging tot het kweken van hennep opleveren.
,Uitleg bestanddeel ‘’bestemd zijn tot’’
Art. 11a Opiumwet
De geschiedenis van de totstandkoming van de Wet van 12 november 2014 tot wijziging van
de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of
vergemakkelijking van illegale hennepteelt (Stb. 2014, 444), op grond waarvan art. 11a
Opiumwet is komen te luiden als hiervoor weergegeven, houdt – voor zover hier van belang
– het volgende in: ‘’Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel
11a zal het openbaar ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige
redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor
het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen.
Voorop gesteld wordt dat dezelfde bestanddelen in artikel 10a van de Opiumwet zijn
opgenomen zonder dat dit tot vragen heeft geleid, terwijl het daarbij evenzeer kan gaan om
personen die (ogenschijnlijk) onderdeel uitmaken van het reguliere bedrijfsleven. Bij de lijst
II middelen zal het in de praktijk om voorbereidingshandelingen met betrekking tot de
beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt gaan of teelt van grote hoeveelheden hennep. Van
strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig
vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot
voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met
andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende
handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er
sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is
vergelijkbaar met communicerende vaten.
Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele
intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl
wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van
hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk
doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht. (Kamerstukken II 2011/12, 32 842,
nr. 6, p. 2).
Blijkens de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis is voor een bewezenverklaring van de
bestemming als bedoeld in art. 11a Opiumwet vereist dat de gedragingen strekken tot
voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten
behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is.
,Vrijspraak overtreding growshopverbod; geen criminele intentie
Art. 11a Opiumwet
Hennepteelt (234 stekken) en wapenbezit (stroomstootwapens en CS-gas) in 2015 bewezen.
Het aanwezig hebben en verkopen van voorwerpen die geschikt zijn voor het beroepsmatig
telen van hennep. Toen deze goederen werden opgehaald, werd in het pand van [naam
bedrijf] een kweektent gezien, met enkele groene planten.
Vereist: uiteindelijk doel: bij de verdachte moet sprake zijn van criminele intentie. Het enkele
bezit van deze goederen zegt echter weinig over de intentie waarmee verdachte deze
spullen voorhanden had. Over zijn intentie heeft hij juist verklaard dat hij weliswaar een
growshop had, maar dat hij zich na inwerkingtreding van het growshopverbod op 1 maart
2015 op een andere handel was gaan toeleggen.
Ook als wordt gekeken naar het samenstel van gedragingen kan niet worden vastgesteld dat
deze tot doel hebben gehad dat het grootschalig telen van hennep werd voorbereid of
vergemakkelijkt.
Vrijspraak
CIE-info
Art. 49 WWM – redelijk vermoeden
Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie
kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die
informatie was in het onderhavige geval vervat in een melding van de Criminele Inlichtingen
Eenheid van de Politie Amsterdam – Amstelland. In ’s Hofs overwegingen ligt besloten dat de
in die melding vervatte gegevens voldoende concreet en specifiek waren om het in art. 49
WWM bedoelde vermoeden op te leveren op grond waarvan doorzoeking ter
inbeslagneming mag worden verricht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend
gemotiveerd.
Warmtemeting
Art. 9 lid 1 sub b Opw – redelijk vermoeden
Het Hof heeft vastgesteld dat de verbalisant met behulp van een warmtebeeldcamera kon
waarnemen dat op de zolder van het pand te ’s-Heerenberg ‘’een extreme warmtebron
aanwezig moest zijn’’ en dat het deze verbalisant ambtshalve bekend was dat voor een
succesvolle binnenkweek van hennepplanten een tropisch klimaat nodig is. Het Hof heeft
geoordeeld dat deze feiten en omstandigheden voldoende aanwijzingen opleverden die een
redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet
rechtvaardigden.
MMA
Art. 9 Opw – redelijk vermoeden
, Op grond van art. 9 van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren – in het geval van een
woning voorzien van een machtiging tot binnentreden – toegang tot plaatsen waar
redelijkerwijs vermoed kan worden dat aldaar een overtreding van de Opiumwet
plaatsvindt. De verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op
basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie, zoals die in deze zaak via Meld
Misdaad Anoniem beschikbaar is gekomen. Of de melding voldoende grondslag oplevert
voor het aannemen van die verdenking is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
In het onderhavige geval is er, naar het oordeel van het hof, op basis van de enkele melding
onvoldoende grondslag om tot een redelijk vermoeden te komen. Enig nader onderzoek ter
verificatie van deze melding is daarvoor noodzakelijk. Door de verbalisant is bij onderzoek
rondom de woning wel gezoen van vermoedelijk een ventilator gehoord, echter of er
inderdaad een hennepgeur rond de woning hing, of de luxaflex gesloten was dan wel of er
enige verdere waarnemingen ter plaatse zijn gedaan van verhoogde activiteit die zouden
kunnen duiden op het oogsten van hennep, zoals gemeld in de melding, wordt niet
gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen. Dit klemt temeer nu het onderzoek
rondom de woning plaats had op de dag van de MMA-melding en die melding – kennelijk –
betrekking had op gebeurtenissen van diezelfde dag. In dat geval had, bijvoorbeeld, de
afwezigheid van een hennepgeur een contra-indicatie kunnen zijn voor de juistheid van de
MMA-melding.
Op grond van deze feiten en omstandigheden vormde de aanwezige melding tezamen met
de enkele constatering van een zoemend geluid van vermoedelijke en ventilator,
onvoldoende concrete grondslag voor de verleende machtiging tot binnentreden. Het
niettemin gevolgde binnentreden moet om die reden als onrechtmatig en als een niet meer
te herstellen verzuim in het vooronderzoek worden aangemerkt.
Dynamische verkeerscontrole
Art. 159 jo. 160 lid 1 en 4 WVW – détournement de pouvoir
De selectie van de te controleren personen vindt bij een dynamische verkeerscontrole op
een andere wijze plaats dan bij een normale verkeerscontrole. De kern van deze methode is
dat de politie door het stellen van vragen zoveel mogelijk informatie over alle inzittenden
van een auto probeert te verzamelen als de politie aanwijzingen heeft dat zich in de auto
beroepscriminelen bevinden. De politie vraagt alle inzittenden toestemming hen te mogen
fouilleren en vraagt de bestuurder toestemming de auto te mogen doorzoeken. Nadat een
voertuig is geselecteerd en enige tijd is gevolgd, geeft een agent in een opvallende
surveillanceauto aan de bestuurder van dat voertuig een stopteken, deelt hij de bestuurder
mede dat hij aan een verkeerscontrole wordt onderworpen en vordert hij ter inzage
zijn/haar rijbewijs en het kentekenbewijs van de auto. Dit laatste is de enige juiste manier
om een dynamische verkeerscontrole te beginnen. Iedere andere manier, bijvoorbeeld het
vragen naar een identiteitsbewijs, zal door de rechter als détournement de pouvoir worden
aangemerkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JustASmallTownGirl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.