100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting JCF1 Burgerlijk Procesrecht - HBO-Rechten blok 2.4 Hanzehogeschool Groningen (ISBN: 9789001593292) $7.05   Add to cart

Summary

Samenvatting JCF1 Burgerlijk Procesrecht - HBO-Rechten blok 2.4 Hanzehogeschool Groningen (ISBN: 9789001593292)

1 review
 52 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting voor het vak JCF1 Burgerlijk Procesrecht wat wordt gegeven in blok 2.4 van HBO-Rechten aan de Hanzehogeschool Groningen over: H1, H2, H3, H4, H5, H6, H7, H8, H9 en H10 Boek: Praktisch Burgerlijk Procesrecht (ISBN: 3292)

Preview 4 out of 50  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h5, h6, h7, h3, h9, h10
  • May 24, 2021
  • 50
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: loraineesc • 1 year ago

avatar-seller
Praktisch Burgerlijk Procesrecht
Hoofdstuk 1 Kennismaking

1.1 Materieel en formeel burgerlijk recht
Het recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Zo kan een onderscheid worden gemaakt tussen
publiekrecht en privaatrecht. Het publiekrecht ziet toe op de rechtsverhouding tussen overheid en burger,
terwijl het privaatrecht (ook wel civiele recht of burgerlijk recht) de verhouding tussen burgers onderling
regelt. Daarnaast kan een onderscheid worden gemaakt in diverse rechtsgebieden: regels die gelden voor het
recht op een bepaald gebied of over een bepaald onderwerp. Rechtsgebieden binnen het publiekrecht zijn
bijvoorbeeld het strafrecht en het bestuursrecht; rechtsgebieden binnen het privaatrecht zijn bijvoorbeeld het
verbintenissenrecht, het arbeidsrecht en het ondernemingsrecht.

Het materiële burgerlijk recht omvat inhoudelijke rechten en plichten: rechtsregels om situaties,
rechtsverhoudingen en handelingen juridisch te definiëren en te kwalificeren. Waar het materiële burgerlijk
recht bepaalt welke rechten en plichten een rechtspersoon heeft, geeft het formele burgerlijk recht antwoord
op de vraag volgens welke procedureregels deze rechten en plichten kunnen worden geëffectueerd. Met
andere woorden: hoe kunnen de materiële rechtsregels worden afgedwongen bij de rechter? Aan welke
(spel)regels moeten de betrokken partijen zich houden? Omdat het bij het formele burgerlijk recht gaat over de
manier waarop een procedure moet worden gevoerd, wordt ook wel gesproken over burgerlijk procesrecht.

Samenvattend: het burgerlijk procesrecht omvat vormvoorschriften en procedureregels waarmee een persoon
in een civiele procedure zijn materiële rechten en plichten kan effectueren, vast laten stellen, tot stand laten
brengen, wijzigen of beëindigen.

1.2 Functies van burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht heeft verschillende functies. Een aantal belangrijke functies wordt in deze paragraaf
besproken. Het betreft:
 Het handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten;
 Het voorkomen van een gerechtelijke procedure;
 Het voorkomen van eigenrichting.

Handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten
Het burgerlijk procesrecht verschaft een persoon bepaalde middelen om zijn burgerlijke rechten en plichten te
realiseren en te beïnvloeden. Voorbeelden waarin dit naar voren komt:
 Het effectueren van rechten en plichten;
 Het vaststellen van rechten en plichten;
 Het tot stand brengen van rechten en plichten;
 Het wijzigen van rechten en plichten;
 Het beëindigen van rechten en plichten.

Voorkomen van een gerechtelijke procedure
Een tweede functie van burgerlijk procesrecht is de zogenoemde preventiefunctie. De middelen die het
burgerlijk procesrecht biedt, zoals het instellen van een vordering, kunnen een preventieve werking hebben.
Onder dreiging van een gerechtelijke procedure zijn burgers vaak bereid om dreiging van een gerechtelijke
procedure zijn burgers vaak bereid om (alsnog) vrijwillig hun verplichtingen na te komen.

Voorkomen van eigenrichting
Het voorkomen van eigenrichting is een derde belangrijke functie van het burgerlijk procesrecht. Eigenrichting
houdt in dat een persoon zelf en met eigen middelen zijn recht gaat halen zonder hulp van de overheid en
zonder dat hem daartoe een wettelijke bevoegdheid is gegeven. Doordat het burgerlijk procesrecht middelen
tot handhaving van de civiele rechtsorde ter beschikking stelt, wordt eigenrichting (oog om oog, tand om tand)
zo veel mogelijk voorkomen.


1.3 Bronnen van burgerlijk procesrecht

,Ook op het gebied van het burgerlijk procesrecht is de invloed van het Europese en internationale recht op het
nationale recht niet meer weg te denken. Staten en overheden werken op steeds meer terreinen met elkaar
samen en (juridische) grenzen vervagen. Rechtbanken en advocaten komen regelmatig met buitenlandse
partners in aanraking omdat geschillen vaker grensoverschrijdend zijn.

De internationale regelgeving die relevant in voor het Nederlandse burgerlijk procesrecht is:
1. EEX-Verordening (herschikking) / Brussel I-bis;
2. EG-Bewijsverordening;
3. EG-Betekeningsverordening;
4. Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

Hoewel verordeningen horizontale werking hebben en burgers hier een rechtstreeks beroep op kunnen doen,
ziet de werking van de verordeningen vooral op het resultaat. Hoe dit resultaat bereikt kan worden, wordt
geregeld in de Uitvoeringswetten. Op deze plaats wordt volstaan met een algemene aanduiding en beschrijving
van de verordening.

1.3.4 Jurisprudentie
Behalve nationale en internationale wet- en regelgeving is jurisprudentie een andere bron van burgerlijk
procesrecht. Veel wettelijke bepalingen eisen nadere invulling of aanvulling. De rechter vult deze wettelijke
bepalingen in of aan in gerechtelijke uitspraken. Zo kan de rechter ook bepaalde rechtsregels interpreteren op
een wijze die past bij rechtsontwikkelingen die hebben plaatsgevonden.

1.4 Algemene uitgangspunten
In deze paragraaf kijken we naar verschillende algemene uitgangspunten die in het burgerlijk procesrecht van
toepassing zijn. Deze uitgangspunten worden gevormd door algemene rechtsbeginselen en voorschriften voor
procedures.

Recht op rechtspraak en rechtsbijstand
Het recht op rechtspraak en rechtsbijstand houdt in dat door iedereen een geschil moet kunnen worden
voorgelegd aan een overheidsrechter en dat eenieder recht heeft op juridische bijstand in een procedure (art
17, 18 en 112 Gw). Een belangrijk gevolg van deze beginselen is het toegangsprincipe: iedereen moet toegang
hebben tot de rechter en een rechtsbijstandverlener, zoals een advocaat. Als gevolg hiervan hebben minder
draagkrachtigen in beginsel recht op gesubsidieerde rechtsbijstand: van overheidswege wordt hen een
advocaat toegevoegd die hen zal bijstaan. De minder draagkrachtige burger hoeft slechts een eigen bijdrage te
betalen; de Staat betaalt een vergoeding aan de advocaat.

Onafhankelijke en onpartijdige rechter
Uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat er recht wordt gesproken door een onafhankelijke en onpartijdige
gerechtelijke instantie, bij de wet ingesteld. De rechter moet objectief en onbevooroordeeld oordelen; hij moet
als het ware ‘blind’ te werk gaan: onpartijdigheid wordt dan ook gesymboliseerd door de blinddoek van
Vrouwe Justitia.

Indien een partij op gerechtvaardigde gronden twijfelt aan de onpartijdigheid van de rechter, kan die partij een
verzoek tot wraking van die rechter doen (art 36 Rv). Is de rechter zelf van mening dat hij in een bepaalde zaak
niet onpartijdig kan zijn, dan kan hij verzoeken zich te laten vervangen door een andere rechter. Dit wordt
verschoning genoemd: art 40 Rv.

Hoor en wederhoor
Het beginsel van hoor en wederhoor (ook wel aangeduid als het gelijkheidsbeginsel) betekent dat beide
partijen in gelegenheid gesteld moeten worden om hun standpunten in een zaak naar voren te brengen: art 19
Rv. Beide partijen moeten evenveel gelegenheid krijgen om hun vorderingen en verweren kenbaar te maken
en over en weer op elkaar te reageren. Bovendien mag de rechter een oordeel dat in het nadeel is van een van
de partijen niet baseren op stukken of andere informatie waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen
uitlaten. Schending van het beginsel van hoor en wederhoor levert een essentieel vormverzuim op. Het
beginsel van hoor en wederhoor houdt ook in dat partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld om een
reactie te geven op alle informatie die de rechter gebruikt om tot een oordeel te kunnen komen.
Behandeling en beslissing binnen redelijk termijn

,De behandeling van en beslissing over een zaak dienen binnen een redelijk termijn te geschieden. De rechter
en partijen waken tegen onredelijke vertraging van de procedure: art 20 lid 1 en 2 Rv. Zowel in Rv als in het
Landelijke procesreglement wordt concrete invulling gegeven aan art 20 Rv.

Openbaarheid van zitting en uitspraak
Het openbaarheidsbeginsel heeft betrekking op de openbaarheid van de zitting en de openbaarheid van de
uitspraak. Zittingen moeten in beginsel in het openbaar plaatsvinden: art 27 lid 1 Rv. Een uitzondering hierop
kan echter worden gemaakt wanneer de goede zeden, de openbare orde, de nationale veiligheid, de belangen
van minderjarigen, de bescherming van het privéleven van procespartijen of het belang van een goede
rechtspleging besloten behandeling noodzakelijk maken (art 27 lid 1 aanhef en sub a t/m d Rv).

Ook de uitspraak moet in het openbaar plaatsvinden, aldus art 29 lid 1 Rv. Ook deze regel kan geen
uitzondering worden gemaakt. Het doen van een uitspraak betekent in civiele zaken dat de rechter zijn
schriftelijke beslissing geeft en dat deze voor de betrokken partijen (digitaal) beschikbaar (en daarmee:
openbaar) is.

Motiveringsbeginsel
Behalve dat de uitspraak openbaar moet zijn, moet de rechter zijn uitspraak motiveren (art 30 Rv). Dit wordt
ook wel met redenen omkleed genoemd. De uitspraak moet de grondslagen bevatten voor de beslissing en de
argumenten waarop de rechter zijn beslissing heeft gebaseerd.

Geen rechtsweigering en volledige beslissing
De rechter dient in alle gevallen een beslissing te geven over het geschil dat aan hem is voorgelegd: hij mag niet
weigeren om een uitspraak te doen, aldus art 26 Rv en art 13 Wet algemene bepalingen. Bovendien moet de
eindbeslissing van de rechter volledig zijn: de eindbeslissing moet alle geschilpunten betreffen (art 23 Rv). Deze
uitgangspunten houden verband met het recht op rechtspraak: elke procespartij heeft het recht om zijn zaak
volledig aan een overheidsrechter voor te leggen en (als gevolg) een uitspraak te krijgen.

Beginsel van partijautonomie
Het beginsel van partijautonomie (art 24 Rv) wil zeggen dat de grondslag voor de beslissing van de rechter
wordt gevormd door de stellingen van de procespartijen. Anders gezegd: partijen bepalen de omvang van de
gerechtelijke procedure. De burgerlijke rechter is lijdelijk. Dat wil zeggen dat hij alleen oordeelt over
vorderingen, verzoeken, verweren, stellingen en argumenten die partijen aan hem voorleggen. De rechter kan
om die reden niet méér, of iets anders toewijzen dan hetgeen wordt gevorderd of verzocht. Omdat het
beginsel van partijautonomie met de lijdelijkheid van de rechter verband houdt, wordt het ook wel het
lijdelijkheidsbeginsel genoemd.

Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden
Van het lijdelijkheidsbeginsel moet worden onderscheiden de verplichting van de rechter om, indien nodig, op
eigen initiatief de rechtsgronden aan te vullen (art 25 Rv). Als een procespartij zijn vordering of verweer
baseert op een onjuiste rechtsgrondslag, moet de rechter de procespartij te hulp schieten door de juiste
rechtsgrond aan te vullen. Voorwaarde is wel dat de procespartij voldoende feiten en omstandigheden
aanvoert om de juiste rechtsgrond te kunnen onderbouwen: op grond van het zojuist besproken art 24 Rv mag
de rechter immers geen feiten aanvullen.

Hoofdstuk 2 Deelnemers aan het burgerlijk procesrecht

2.1 Procespartijen
Het beginsel van de partijautonomie leidt ertoe dat het in een civiele procedure partijen zelf zijn die bepalen of
en, zo ja, waarover wordt geprocedeerd. Om die reden worden hierna allereerst de (proces)partijen besproken.

2.1.1 Natuurlijke personen en rechtspersonen
Aan een civiele procedure kunnen natuurlijke personen en rechtspersonen deelnemen. Natuurlijke personen
zijn mensen van vlees en bloed. Rechtspersonen zijn organisaties of bedrijven die juridisch (voor het recht) als
personen worden gezien en bepaalde rechten en plichten hebben. Voorbeelden van rechtspersonen zijn
gemeentes en provincies (zogenaamde publiekrechtelijke rechtspersonen), alsmede naamloze of besloten
vennootschappen (privaatrechtelijke rechtspersonen). De vennootschap onder firma (vof), de commanditaire

, vennootschap (cv) en de maatschap zijn geen natuurlijke personen of rechtspersonen. Wel zijn ze bevoegd om
te procederen, op grond van art 51 Rv. Een dergelijke bevoegdheid bestaat als uitzondering ook voor de
ondernemingsraad van een rechtspersoon: hoewel de ondernemingsraad niet gekwalificeerd kan worden als
natuurlijke persoon of rechtspersoon, verkrijgt deze procesbevoegdheid op grond van art 26 van de Wet op de
ondernemingsraden.

2.1.2 Vertegenwoordiging van de natuurlijke persoon
Wanneer een natuurlijke persoon niet handelingsbekwaam is (art 3:32 BW), moet hij worden
vertegenwoordigd door een handelingsbekwame persoon die optreedt als zijn wettelijke vertegenwoordiger.

In geval van vertegenwoordiging van een handelingsonbekwame procespartij, noemen we de
vertegenwoordiger de formele procespartij en de vertegenwoordigde de materiële procespartij. De formele
procespartij is degene die de beslissingen in de procedure neemt en op wiens naam de procedure wordt
gevoerd. De materiële procespartij is het rechtssubject van de rechtsbetrekking waarover het geschil bestaat,
met andere woorden: degene wiens inhoudelijke belang in de zaak aan de orde is. Het is de materiële
procespartij die uiteindelijk jegens de wederpartij gebonden en/of gerechtigd wordt door de uitspraak van de
rechter.

2.1.3 Vertegenwoordiging van de rechtspersoon
Rechtspersonen kunnen niet ‘zelf’ procederen. Een rechtspersoon (een papieren constructie) kan zelf immers
geen feitelijke handeling verrichten, zoals verschijnen ter zitting. Een rechtspersoon moet zichzelf daarom laten
vertegenwoordigen door een natuurlijk persoon.

De vertegenwoordiger van een rechtspersoon wordt door het verrichten van de feitelijke proceshandelingen
geen formele procespartij. De procedure wordt ondanks de vertegenwoordiging op naam van de rechtspersoon
zelf gevoerd: de rechtspersoon is zowel formele als materiële procespartij. Dit is slechts anders indien de
rechtspersoon handelingsonbekwaam is, bijvoorbeeld als gevolg van een faillissement. In een faillissement
wordt er een curator aangesteld die de failliete boedel gaat beheren en vereffenen en in rechte kan optreden
voor de rechtspersoon (art 68 Faillissementswet). In die situatie is de curator wel de formele procespartij,
terwijl de rechtspersoon de materiële procespartij is. Dat de curator optreedt in zijn hoedanigheid (zijn
‘kwaliteit’) als curator en niet in privé, wordt in procedures wel aangeduid met de aanwijzing ‘q.q.’: qualitate
qua (in de hoedanigheid van).

2.1.4 Procederen uit groepsbelang of algemeen belang
Een vertegenwoordiger behartigt het belang van de partij die hij vertegenwoordigt. Het is echter ook mogelijk
dat een partij een procedure start vanwege een groepsbelang of een algemeen belang. De eiser treedt in dat
geval in de procedure op als belangenbehartiger voor dit collectieve belang. De algemene regels voor zo’n
collectiviteitsactie zijn vastgelegd in art 3:305a t/m 305c BW. Op grond van deze artikelen kan een vereniging
of stichting een rechtsvordering instellen met als doel het beschermen van belangen van andere personen. Het
moet wel gaan om belangen die op grond van de statuten door de vereniging of stichting worden behartigd. Als
sprake is van een collectiviteitsactie kan nooit met succes schadevergoeding worden gevorderd (art 3:305a lid
3 BW), omdat de procedure zich daarvoor niet leent. Het uitgangspunt is immers dat schadevergoeding moet
worden uitgekeerd aan de personen die deze schade hebben verleend. Gaat er een collectief achter de
procespartij schuil, dan zou het toekennen van specifieke schadebedragen juridische problemen opleveren.

2.2 Rechtsbijstandverleners
Voor het voeren van een gerechtelijke procedure is specialistische kennis vereist. Om die reden is het een
procespartij veelal aan te raden om zich in een procedure te laten bijstaan door een deskundige
rechtsbijstandverlener. De meest voorkomende rechtsbijstandverlener is de advocaat, maar er zijn ook andere
rechtsbijstandverleners.

Rechtsbijstand is over het algemeen kostbaar. Dat kan meewegen in de beslissing al dan niet te procederen of
al dan niet een rechtsbijstandverlener in de arm te nemen. In art 18 Gw is het recht op rechtsbijstand
vastgelegd. In dit artikel is bepaald dat in nadere wetten regels moeten worden gesteld omtrent het verlenen
van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Hiermee wordt het ook voor procespartijen met onvoldoende
financiële draagkracht mogelijk om een rechtsbijstandverlener in te schakelen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nienkenieland. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.05  2x  sold
  • (1)
  Add to cart