,Samenvatting examenstof scheikunde vwo
In deze samenvatting staat alles heel kort omschreven. Als je de QR codes scant, of
op de linkjes klikt, kom je bij een uitlegfilmpje van het betreffende
onderwerp. Met alleen lezen en filmpjes kijken kom je er niet. Oefen
alles goed en kijk je antwoorden steeds kritisch na. Zie
scheikundehavovwo.nl voor oefenopgaven, antwoorden en meer
uitleg. Klik hier voor een videosamenvatting.
Veel oefenen loont altijd bij scheikunde, al moet je soms even geduld hebben voor je resultaat ziet.
Nu even flink doorzetten en dan ga je straks vrolijk een hele lange zomervakantie in!
Hier staan 10 tips voor een goede voorbereiding op je (school)examen.
Atomen
We beginnen met atomen. Op het periodiek systeem staan zo’n 118 atoomsoorten. Atomen zijn
opgebouwd uit drie soorten deeltjes: protonen, neutronen en elektronen .
deeltje plaats in atoom lading massa
Proton kern 1+ 1u
Neutron kern 0 1u
Elektron elektronenwolk 1- verwaarloosbaar
Elk atoomsoort heeft zijn eigen aantal protonen, dit aantal protonen noem je het
atoomnummer. Het atoomnummer kun je vinden in tabel 40A en 99. In het periodiek
zijn de elementen oplopend op atoomnummer gesorteerd. Elementen met
vergelijkbare eigenschappen staan in het periodiek systeem onder elkaar. Drie
groepen uit het periodiek systeem moet je kennen, groep 1 (behalve waterstof) zijn
de alkalimetalen, groep 17 de halogenen en groep 18 de edelgassen.
In een atoom is het aantal elektronen gelijk aan het aantal protonen.
De massa van een atoom wordt bepaald door het aantal protonen en het aantal neutronen, de som
hiervan noem je het massagetal van een atoom. De gemiddelde atoommassa van alle atomen vind je
in tabel 99. Dit zijn vaak geen ronde getallen omdat er van de meeste atomen varianten met een
verschillend aantal neutronen voorkomen. Zulke varianten noem je isotopen. Van chloor komen (zie
tabel 25) in de natuur twee isotopen voor: Cl-35 (17 protonen en 18 neutronen) en Cl-37 (17
protonen en 20 neutronen). Het verschil zit dus in het aantal neutronen. Isotopen hebben (behalve
de atoommassa) precies dezelfde eigenschappen. De gemiddelde atoommassa van chloor vind je in
tabel 99, dit kun je narekenen m.b.v. tabel 25: 0,755x34,96885+ 0,245x36,96590=35,45.
Elektronen zijn verdeeld over schillen, de eerste schil is de K-schil, daarin zitten maximaal 2
elektronen. De tweede schil is de L-schil, daarin zitten maximaal 8 elektronen. De derde schil is de M-
schil, daarin zitten maximaal 18 elektronen. Het aantal elektronen in de buitenste schil is het aantal
valentie-elektronen. Linksonder een element in tabel 99 vind je het aantal valantie-elektronen. Bij
zuurstof staat daar 2,6; O heeft 6 valentie-elektronen.
Stoffen, moleculen, atomen, ionen en bindingen
In derde klas leerde je dat een zuivere stof bestaat uit één stof en één soort
moleculen. Mengsels bestaan uit meer dan één stof en dus meerdere soorten
moleculen. In de vierde klas bleek dat zouten niet uit moleculen bestaan maar uit
ionen. Metalen bestaan uit metaalatomen. Zuivere stoffen hebben een smeltpunt
en kookpunt, dit betekent dat de temperatuur niet verandert tijdens het koken of
smelten. Mengsels hebben een kooktraject en smelttraject, dit betekent dat de
temperatuur wel verandert tijdens het koken en smelten.
3
, Er zijn dus drie groepen stoffen:
1. moleculaire stoffen: bestaan uit niet-metaalatomen en zijn opgebouwd uit moleculen.
Moleculen bestaan uit atomen.
2. metalen: bestaan uit metaalatomen
3. zouten: bestaan aan metaalatomen en niet-metaalatomen en zijn opgebouwd uit ionen.
Metalen en zouten bestaan dus niet uit moleculen.
In de volgende tabel staan de belangrijkste verschillen tussen de drie groepen:
Moleculaire stoffen Metalen Zouten
alleen niet- alleen metaalatomen metaalatomen en niet-
bestaan uit: metaalatomen metaalatomen
opgebouwd uit: moleculen of losse positieve ionen
atomen metaalionen bij
elkaar gehouden
door vrije elektronen
bindingen -atoombinding, tussen metaalbinding (sterk) ionbinding (sterk)
atomen binnen een
molecuul (sterk)
vanderwaalsbinding,
tussen moleculen, vrij
zwak, sterker bij
grotere moleculen
waterstofbruggen,
tussen moleculen met
–OH of –NH groep (vrij
sterk)
stroomgeleiding niet in vaste of vloeibare in vloeibare fase of
fase opgelost in water
stroomgeleiding door: niet van toepassing vrije elektronen vrije ionen
soort formule molecuulformule en symbool van het verhoudingsformule
structuurformule metaal bv K2S.
smeltpunt/kookpunt relatief laag hoog hoog
oplosbaarheid wisselend (zie bij onoplosbaar sommige zouten zijn
waterstofbruggen) oplosbaar in water,
tabel 45A
rooster (vaste stof) molecuulrooster of metaalrooster ionrooster
atoomrooster
Bij welke groep een stof hoort kun je dus experimenteel bepalen door te kijken in welke fase een stof
stroom geleidt.
Hier kun je een bindingenquiz doen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller socialewetenschappen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.