100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Medische beeldvormingstechnieken: eerste deel van volledige samenvatting $6.51   Add to cart

Summary

Medische beeldvormingstechnieken: eerste deel van volledige samenvatting

3 reviews
 147 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een volledige samenvatting van het vak Medische beeldvormingstechnieken gedoceerd door Goyens in het eerste semester van het tweede academiejaar Mondzorg aan de UCLL Leuven. Het is een samenhang van de theoretische slides, afbeeldingen en eigen notities. Er zijn ook een aantal examenvragen t...

[Show more]

Preview 6 out of 50  pages

  • June 29, 2021
  • 50
  • 2020/2021
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: sarahdetollenaere • 1 year ago

review-writer-avatar

By: valentinaparrapalma • 2 year ago

review-writer-avatar

By: 9849521717 • 2 year ago

avatar-seller
1


MEDISCHE BEELDVORMINGSTECHNIEKEN

LES 1: INLEIDING EN SITUERING

1. Inleiding: nemen van een RX

Positioneren van patiënt:

- Rechtop zittend en hoofd afgesteund

- Oclusaal vlak parallel met de vloer

- Prothese of orthodontisch apparatuur moeten uitgenomen worden

- Bril en juwelen moeten verwijderd worden

è Let op: loodbescherming



Voorbereiden van RX:

- Juiste instelling RX-apparaat

- Richtapparatuur correct in elkaar plaatsen

- Selecteer juiste maat van beeldreceptor

- Beeldreceptor correct in richtapparatuur plaatsen



Beeldreceptor plaatsen:

- Beeldreceptor wordt voorzichtig in de mond gekanteld en geplaatst

è Let op: traumata aan zachte weefsels (verhemelte, L front OK linguaal, DL molaren OK, torus mandibularis)



Problemen tijdens RX-name:

o Kokhalzen

o Moeilijke medewerking (vb: kind, mentale handicap)

o Neurologische moeilijkheden (vb: tremor, verlamming)

o Anatomische moeilijkheden (vb: macroglossie, microstomie, trismus, smalle tandenboog, ondiep verhemelte)



1.1. Soorten RX-name

Peri-apicale RX Bitewing RX

Intra orale radiografie

waarbij de tand en het

weefsel rond de apex

wordt afgebeeld (2-4

tanden). De tand en

beeldreceptor moeten

parallel aan elkaar

geplaatst worden.

Ze moeten ook elkaar raken of toch zo dicht mogelijk bij

elkaar gebracht worden. De beeldreceptor moet verticaal

geplaatst worden voor incisieven en hoektanden, en

horizontaal geplaatst worden voor (pre)molaren. De RX-

straal moet loodrecht op de beeldreceptor en tand invallen.

, 2


2. Situering: waarom RX-name

RX geeft slechts een deel van de info weer en helpt mee om het verdere verloop van de behandeling te bepalen. Ze kunnen

gebruikt worden om laesies, ziektes en andere zaken te detecteren aan de tanden en omliggende weefsels, om vreemde

voorwerpen (stukje tand dat ergens is losgekomen) te lokaliseren, om de groei en ontwikkeling te bekijken maar ook om

veranderingen in het gebit of vooruitgang van een bepaalde aandoening na verloop van tijd op te volgen.



De tandarts bepaalt de noodzaak van de RX-name en de kunst hiervan is om de maximale hoeveelheid info uit de RX-name te

halen terwijl de patiënt zo min mogelijk bestraald worden. Röntgenstraling werkt als gevaarlijk en daarom worden de risico’s dus

steeds afgewogen tegen de baten. Dat wil zeggen dat je moet kunnen rechtvaardigen waarom een RX nu precies nodig is.



2.1. Historiek van RX-name

Vooraleer de digitale radiologie bestond maakte men gebruik van een fotografische emulsie op een film waarbij de film donkerder

werd en zo ontwikkeld werd in een kamer waar een lichtbak hing. Nu worden digitale sensoren gebruikt waarbij het beeld via

computer gemaakt wordt. Als de digitale sensor door RX-straling geraakt wordt, dan zal het beeld gegenereerd door de computer

zwart worden. Hoe zwart dit beeld is, hangt af van het aantal röntgenstralen dat de sensor bereikt wat dan ook weer

afhankelijk is van de densiteit van het object.



2.2. Radiodensiteit

Hoe we een object gaan zien op een radiologisch beeld wordt bepaald door de radiodensiteit. De uiteindelijke densiteit zelf wordt

dan weer bepaald door zaken zoals type materiaal, dikte van materiaal, vorm van object, intensiteit van röntgenstraling, positie

van object in relatie tot stralingsbron en beeldreceptor en ook nog de sensitiviteit en type van beeldreceptor.



2.3. Welke kennis hebben we nodig voor de interpretatie

Radiografie is een tweedimensionaal beeld dat opgemaakt is uit verschillende zwarte, witte en grijze schaduwen welke op elkaar

gesuperponeerd (overlappen) zijn. Hierbij heb je kennis nodig van radiografische schaduwen, de 3D anatomie van de weefsels

en de beperkingen van een 2D beeld.



Radiografische schaduwen:

- Wit = radio-opaak dus straling kan niet doorheen het object (dense structuren zoals vulling)

- Zwart = radiolucent dus straling kan doorheen het object (ondense structuren zoals wang)

- Grijs = combinatie dus straling wordt deels tegengehouden (licht dense structuren zoals tand)



Beperkingen van radiografie (2D beeld):

Één of twee beelden zijn onvoldoende om alle informatie te geven, daarom zijner limieten gegeven aan 2D radiografische beelden.

Omdat deze beelden een beperking vormen, heeft men een vorm van 3D radiografie uitgevonden aan de hand van de CBCT.



2.4. Kwaliteit van beeld en hoeveelheid detail

Deze worden bepaald door het contrast ofwel het visuele verschil tussen de verschillende schaduwen, maar ook door de

geometrie ofwel de relatieve positie van de beeldreceptor, het object en de stralenbundel. Het object en de beeldreceptor

moeten zo dicht mogelijk maar ook parallel aan elkaar liggen, en de stralenbundel moet zowel object als receptor bestralen.

, 3


Verder wordt de kwaliteit bepaald door voldoende penetrerend vermogen waarbij de röntgenstraal parallel verloopt en

best ook vanuit een puntbron om te voorkomen dat uw beeld vergroot en wazig wordt. In het ideale geval heb je een

puntbron, namelijk één punt van waaruit uw licht zal vertrekken. In dat geval valt het licht in op uw object en daarachter verkrijg

je dan een scherp afgelijnde schaduw. Bij een brede bron van licht, zal de schaduw minder scherp afgelijnd zijn waarbij de rand

van de schaduw wat vervaagd is (penumbra-effect). Hoe dichter uw stralingsbron bij uw object, hoe groter dat penumbra-

effect ofwel die wazige zone zal zijn. Dit werkt ook zo bij de röntgenstraling.



2.5. Problemen bij waarnemen

1) Partiële beelden

Onze hersenen zijn getraind om bepaalde patronen te zien en deze terug te gaan zoeken van patronen die we reeds kennen. Als

er te veel informatie van dat patroon ontbreekt, wordt het moeilijk deze te blijven herkennen. Op de RX zien we dus iets waarin

we een patroon proberen te vinden maar dat is niet altijd mogelijk.



2) Contrast

De kleur van de achtergronden en omliggende structuren doet het beeld dat we willen bekijken anders uitzien. Amalgaamvullingen

zijn heel radio-opaak waardoor dit de densiteit van omliggende weefsels beïnvloedt. De densiteit van een bepaalde schaduw kan

dus aanzienlijk beïnvloed worden door de densiteit van omliggende schaduwen.



3) Context

Eenzelfde soort beeld kan je op verschillende manieren interpreteren. Op radiologische beelden kan je de context (verhaal) van

de patiënt mee in rekening brengen. Als de patiënt pijn aan een specifieke tand verklaart, en we dan een RX nemen dan gaan

we sneller geneigd zijn om op die tand effectief iets verkeerds te zien.

,4

, 5


LES 2: STRALINGSFYSICA

1. Stralen in het elektromagnetisch spectrum

Straling werd ontdekt in 1895 door Wilhelm Röntgen en hij noemde deze X-stralen wat gewoon synoniem is voor röntgenstralen.

Deze stralen zijn een onderdeel van elektromagnetisch

spectrum. Het is een vorm van energieoverdracht en hoe meer

naar rechts op het spectrum, hoe meer energierijk de straling

zal zijn. Het is die elektromagnetische straling die nodig zijn

voor de diagnostische beelden van de radiografie. Een

röntgenstraal zelf bestaat uit miljoenen individuele fotonen.



2. Atoomstructuur

Examenvraag: geef een tekening van de structuur van een atoom

Atomen zijn de bouwstenen van materie, een atoom zelf bestaat uit elementaire

deeltjes en heeft een kern met positief geladen protonen en ongeladen

neutronen. Neutronen werken als verbindende deeltjes om ervoor te zorgen dat

de protonen elkaar niet afstoten. Rond de kern zitten negatief geladen elektronen

die zich in schillen bevinden. In een neutraal atoom zitten evenveel protonen in

de kern als elektronen op de orbitalen (K, L, M, N, O). Deze schillen stellen

verschillende energieniveaus voor en kunnen een max aantal elektronen

bevatten (2n2): K = 2, L = 8, M = 18, N = 32, O = 50. Elektronen kunnen zich van

schil naar schil bewegen, maar kunnen niet tussen de verschillende schillen

aanwezig zijn. Om een elektron uit het atoom te verwijderen is er energie nodig

om de bindingsenergie die elektronen op hun schil houdt te verbreken.



Atoomnummer Z = aantal protonen in de kern

Atoommassa A = aantal protonen + neutronen in de kern

à Isotopen zijn atomen met eenzelfde atoomnummer maar met verschillende atoommassa’s.

à Radio-isotopen zijn isotopen waarbij de kernen onstabiel zijn en radioactief verval ondergaan waardoor

de atoomkern spontaan zal veranderen.



2.1. Ionisatie

Ionisatie is het proces waarbij een elektron uit atoom wordt verwijderd en zo wordt het atoom positief

geladen om een ion te worden. De ioniserende straling krijgt de eenheid elektronVolt (eV) en de maximale

energie van röntgenstraling (keV) komt overeen met de buisspanning overheen de röntgenbuis (kV).



2.2. Excitatie

Hoe verder een elektron verwijderd is van de kern dus hoe verder de schil, hoe hoger de energie

van dat elektron wordt. Dus het proces van excitatie is wanneer een elektron zich verplaatst naar

een meer buitenste schil dus een hoger energieniveau. Een elektron kan zich ook van een buitenste

schil naar een binnenste schil verplaatsen waarbij ze van hoger naar lager energieniveau gaan en

die overtollige energie wordt opgeslagen als fotonen. à Karakteristieke straling (röntgenstraling)

, 6


3. Productie van straling

Om een radiografie te maken hebben we röntgenstraling dus nodig, wat eigenlijk elektromagnetische ioniserende straling is van

een korte golflengte, afkomstig van een doelwit die de elektronen doen stoppen welke erg versneld worden via een hoog voltage.

Het komt erop neer dat je elektrisch en magnetische velden hebt die in een hoek tegenover elkaar gezet worden waardoor deze

energie geproduceerd wordt.



4. Eigenschappen van röntgenstraling

Karakteristieken - Onzichtbaar

- Geen massa en gewicht

Voortgang - In een rechte lijn (kan verstrooid zijn)

- Aan lichtsnelheid

Golflengte - Korte golflengte

- Hoog penetratievermogen

Penetratie - Kan doorheen materie gaan

- Kan door materie geabsorbeerd worden

è Afhankelijk van de anatomische structuur van de materie

Mogelijke gevolgen - Ionisatie

- Fluorescentie van bepaalde kristallen

- Biologische veranderingen in levende cellen

Functie - Een radiografisch beeld




5. Röntgenapparaat

Examenvraag: geef de tekening van een röntgenbuis (2021)

1. Outside metal casing = beschermende omhuizing

2. Röntgenbuis = binnenin (zie tekening hieronder)

3. Focusing cup (cathode) = kathode (negatief geladen)

4. Copper stem (anode) = anode (positief geladen)

5. Tube window = opening à waarlangs stralen verlaten

6. Aluminium disks = aluminium schijfjes

7. Lead collimator = loden diafragma à stralen in 1 richting

8. Position indicating device = buis voor positionering

Binnenin het röntgentoestel bevindt zich deze röntgenbuis van waaruit de straling geproduceerd wordt. De buis is vacuüm

getrokken zodat de straling in rechte lijn gebeurt, maar ook zodat er geen energie verlies is doordat de elektronendeeltjes met

lucht zouden botsen. Binnenin de buis is er een potentiaalverschil van kathode naar anode en hierdoor versnellen de elektronen.

1. Glazen omhulsel à ter bescherming

2. Wolfraamfilament (kathode) à verhit door stroom wat

zorgt voor negatieve elektronenwolk

3. Focusing device à elektronen in 1 richting naar doelwit

4. Koperen blok à afvoeren van warmte

5. Doelwit (anode) à elektronen vanuit wolfraamfilament

komen hierop terecht in hoek en produceren x-stralen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanessadv. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.51  4x  sold
  • (3)
  Add to cart