SAMENVATTING GENETICA
§1 FENOTYPE EN GENOTYPE
Fenotype en genotype
Fenotype = alle waarneembare eigenschappen van een individu.
De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt op de chromosomen. Erfelijk eigenschappen
worden van de ouders aan het kind gegeven via de chromosomen in een zaadcel en een
eicel. De informatie op de chromosomen van beide ouders komt bij elkaar bij de
bevruchting. Vanaf dat moment liggen de erfelijke eigenschappen van de nakomeling vast.
Genotype = de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van dat individu.
Chromosomen
Chromosomen = langgerekte dunne draden in de celkern.
Karyotype = de rangschikking van chromosomen in paren.
Autosomen = de vorming van 22 gelijke chromosomenparen.
Homologe chromosomen = twee chromosomen van een chromosomenpaar dat gelijk is in
lengte en vorm.
Geslachtschromosomen = het 23e chromosomenpaar dat het geslacht beïnvloedt. Bij de man
is dit een X en Y, bij een vrouw twee keer een X.
Genen
Gen (erffactor) = een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één of meer
erfelijke eigenschappen of een deel van een erfelijke eigenschap. Bij een bepaald eigenschap
is vaak meer dan één gen betrokken.
Een chromosoom bevat één zeer lang molecuul van de stof DNA en veel eiwitmoleculen.
DNA bestaat uit twee ketens die in een dubbele spiraal om elkaar heen gewonden liggen.
DNA is opgebouwd uit verschillende bouwstenen: de nucleotiden. Een nucleotide bestaat uit
een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase. Elke keten bestaat ui vele duizenden
aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
In cellen van schimmels, planten en dieren bevindt DNA zich in de kern en in mitochondriën
(en bij planten ook in bladgroenkorrels).
Genoom van een organisme = alle DNA-moleculen in een cel. In een DNA-molecuul komen
vier verschillende stikstofbasen voor: adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G).
De twee ketens vormen vaste paren, basenparing.
A is altijd met T verbonden en C altijd met G. Een chromosom bevat een groot aantal genen,
dat weer bestaat uit honderden nucleotiden.
DNA-sequentie = de stikstofbasen in een gen zijn in een specifieke volgorden of sequentie
gerangschikt. In deze volgrode kunnen variaties voorkomen.
Allel = variatie in de DNA-sequentie. Hierbij bestaan verschillende vormen van een gen voor
een bepaalde eigenschap.
Genexpressie = een bepaald gen komt tot uiting.
Inactivatie = een bepaald gen staat uit.
Invloed van milieufactoren
Het fenotype wordt bepaald door het genotype en door milieufactoren.
Milieufactoren = lucht, vochtigheid, temperatuur, voeding, ziekten, opvoeding etc.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JulietteHorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.