100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Geschiedenis aantekening leerjaar 5 VWO $4.87   Add to cart

Interview

Geschiedenis aantekening leerjaar 5 VWO

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

In dit document staan aantekeningen van geschiedenis over het hele jaar heen

Preview 4 out of 56  pages

  • September 14, 2021
  • 56
  • 2020/2021
  • Interview
  • Unknown
  • Unknown
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Geschiedenis aantekeningen 6 VWO

Tijdvak 1 – tijd van jagers en boeren
Tot 3000 voor Christus
Prehistorie

KA1 = De levenswijze van jagers-verzamelaars
 Geen geschreven bronnen, dus we weten heel weinig
 Archeologie houdt zich bezig met prehistorie

Levenswijze:
 Overleven door:
- Jagen  mannen?
- Verzamelen  vrouwen?
 Nomaden (geen vaste woonplaats)
 Leven in niet al te grote groepen (10 personen)
 Weinig bezit
 Maken zelf gebruiksvoorwerpen en kunst
 Godsdienst?

KA2 = het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
 Neolithische revolutie: de ontdekking van de landbouw
 Landbouw = akkerbouw én veeteelt
 Begint in het Midden-Oosten (de vruchtbare halve maan genoemd)
 Verspreiding duurt duizenden jaren, maar het effect is groot, vandaar dat het een
revolutie genoemd wordt

Kenmerken landbouwsamenleving:
 Vaste woonplaats (nomadische levenswijze  “sedentaire”)
 Stevigere huizen
 Grote groepen  dorpen (50 mensen)
 Nieuwe uitvindingen werden gedaan om landbouw te verbeteren  voorbeeld = de ploeg
 Er kwam meer bezit  steeds meer potten = om eten te bewaren
 Doden werden op een vaste plaats begraven  begraafplaats zoals hunebedden
 Leven na de dood? Godsdienst?

KA3 = het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
 Langs het water (meestal rivieren) ontstaan de eerste steden

Kenmerken landbouwstedelijke samenleving:
 Grootste gedeelte van de bevolking woont op het platteland, maar er zijn steden en
daarom wordt het een landbouwstedelijkesamenleving genoemd
 Specialisatie  taken worden verdeeld: eerst meer ieder voor zichzelf, nu is dit minder
 Hiërarchie/grote sociale verschillen
 Bestuur/complexe organisatie
 Handel en nijverheid = grootste verschil tussen landbouwsamenleving en
landbouwstedelijke samenleving

Uiteindelijk: ontstaan van het schrift. De uitvinding van het schrift is het einde van de
prehistorie en het begin van de oudheid. De prehistorie eindigde dus in het Midden-Oosten
veel eerder dan hier in Nederland. Omdat de verspreiding van het schrift natuurlijk niet erg
snel ging.

Tijdvak 2 – de tijd van Grieken en Romeinen

1

,3000 voor Christus – 500
De oudheid

KA4 = De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap
en politiek in de Griekse stadstaat

Wetenschappelijk denken:
 Polytheïsme
 Filosofen gingen wetenschappelijk denken
- Beredeneren met verstand
- Systematisch vragen stellen
- Rationele verklaringen zoeken
 Er ontstond steeds meer wetenschap
Let op: filosofie was destijds meer een verzamelterm voor alle wetenschap

3 filosofen:
 Plato: ethiek (“Wat is goed?”)
 Aristoteles: “hoe komt kennis tot stand?” (hij was meer een wetenschapper)
 Socrates: “ik weet slechts één ding en dat is dat ik niets weet”

Het oude Griekenland:
 Grieken woonden in verschillende stadstaten (polis/poleis) deze lagen ook buiten
Griekenland (bijv. Napels/Marseille)
 Kenmerken:
- Stad en het omliggende land
- Eigen leger
- Eigen bestuur met eigen wetten (manier van besturen kon per stadstaat verschillen)

Bestuursvormen:
1) Monarchie: staat met 1 vorst aan het hoofd
2) Aristocratie: staat geleid door een groep aanzienlijken (bijv. mensen van adel)
3) Oligarchie: staat geleid door een kleine groep (komt natuurlijker tot stand dan
aristocratie)
4) Tirannie: alleenheerser die onrechtmatig de macht heeft gegrepen (hierin moet je
onderscheid maken tussen een monarchie en tirannie)
5) Democratie: bestuur waarbij het volk beslist

 In de Griekse tijd werd een Tiran absoluut niet als iets slechts gezien, maar meer als
iemand die een slechte koning weg kon jagen. Een Tiran kon ook alleen aan de macht
komen d.m.v. steun van het volk.

 Burgers mogen meestemmen: wat is een burger?
- Een man
- 18+
- Geen vreemdeling (dit houdt in dat beide ouders binnen de stadstaat geboren
moesten zijn)
- Hij moest vrij zijn




2

,KA5 = De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur
zich in Europa verspreidde.

Het Romeinse Rijk
 Begon als monarchie
 Rond 500 v. Chr.  Republiek (=staatsvorm zonder koning)
 44 v. Chr.  keizerrijk (voornamelijk in deze periode was er sprake van uitbreiding van
het rijk)

Oorzaken Romeinse groei:
 Sterk en goed georganiseerd leger
 Goede wegen
 Sterk bestuur
 Economische bloei
 De Romeinen respecteerden de cultuur en godsdienst van overwonnen volkeren

De Grieks-Romeinse cultuur:
 Toen de Romeinen Griekenland veroverden, namen zij veel van de Griekse cultuur over
(goden; verhalen; wetenschap; bouw etc.)
 De Romeinen voegden dit aan hun eigen cultuur toe

 Romanisering (belangrijk om te weten: wordt vaak letterlijk naar gevraagd)
- De Grieks-Romeinse cultuur werd verspreid in de veroverde gebieden
- Dit werkte twee kanten op: beide culturen nemen elkaar over. Dus de Romeinen
namen ook dingen over van de volkeren die ze veroverden

KA6 = De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
 Architectuur; beeldhouwkunst; aquaducten; geschriften; gladiatoren
 De Romeinen nemen de cultuur van de Grieken over en voegen daar verbeteringen aan
toe: marmer; bogen; beton; baksteen

KA7 = De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
van Noordwest Europa

Germanen
 = verzamelnaam van alle mensen die ten noorden van de Romeinse grens woonden
 Kennen zelf geen geschreven bronnen, dus alles wat we weten over de Germanen komt
van geschreven bronnen van de Romeinen (alle informatie is dus gekleurd)
 Landbouwsamenleving
 Krijgskunst/dapperheid waren belangrijk: veel oorlogen. Ze voerden ook veel oorlogen
onderling.

Confrontatie (dit hield allerlei manieren van contact in: dus niet altijd negatief)
 Oorlog
 Bondgenootschappen (voorbeeld = de Bataven)
- Een voordeel van deze bondgenootschappen was dat de leiders burgerrecht kregen,
het voornaamste voordeel hiervan was dat ze als ze een misdaad gepleegd hadden,
eerst een proces kregen i.p.v. meteen berecht te worden.
 Romanisering (dus ook buiten het rijk)




KA8 = De ontwikkeling van het Jodendom en het christendom als de eerste
monotheïstische godsdiensten

3

, Polytheïsme bij de Romeinen
Verschillende soorten goden:
 Algemene goden
 Familiegoden
 Beroepsgoden
 Staatsgoden

 De keizer was de opperpriester van de staatsgodsdienst: genaamd pontifex maximus en
werd zelf als god vereerd
 Er heerste godsdienstige verdraagzaamheid en romanisering

Monotheïsme
 Er is maar één god
 De keizer kan niet als god worden vereerd, dus monotheïstische godsdiensten raakten in
conflict met Romeinse keizers.

Jodendom
 Één god: Jahweh
 Heilig schrift: Tenach
 Aartsvader: Abraham
 Diaspora = de verspreiding van het Jodendom (komt voornamelijk door verschillende
conflicten die de joden door de eeuwen heen met andere volkeren gehad hebben.)

Christendom
 Komt voort uit het Jodendom: geloof dat er een Messias komt die het Joodse rijk zal
herstellen = Jezus
 Na de dood van Jezus verspreidden Paulus, Petrus en de andere apostelen het geloof
 Conflict met Romeinse keizers: op het moment dat Paulus en Petrus Rome bereikten
(brandstapel)
 Geloof was aantrekkelijk voor lagere sociale groepen: vrouwen, slaven en armen (het
geloof in de dood gaf hoop en het idee dat in de hemel iedereen gelijk zou zijn)
 Bijbel: Tenach (oude testament) + nieuwe testament

Christendom in het Romeinse Rijk:
 Eerste vervolgingen
 313: keizer Constantijn wordt Christen
 380: keizer Theodosius maakt het christendom tot staatsgodsdienst  het wordt verplicht
om christen te zijn




Tijdvak 3 – de tijd van monniken en ridders
500 – 1000


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller QuincyObbink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78252 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.87
  • (0)
  Add to cart