100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoofdstuk 1-9 Interculturele psychologie $5.17   Add to cart

Summary

Samenvatting hoofdstuk 1-9 Interculturele psychologie

1 review
 78 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van hoofdstuk 1-9 van het boek Interculturele Psychologie zonder poespas of lastige layout. Een duidelijke samenvatting met alleen de dingen die je écht moet weten, zodat het een ideale stampsamenvatting is!

Last document update: 2 year ago

Preview 2 out of 9  pages

  • Yes
  • September 27, 2021
  • September 29, 2021
  • 9
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: tboonstra2002 • 1 year ago

reply-writer-avatar

By: meikebuursma • 1 year ago

Translated by Google

Best T. How annoying that you give my summary 1 star. May I ask what your reason for that is? Then I can change the summary where necessary! M.v.G, Meike

avatar-seller
Pedagogiek jaar 1 periode 1: interculturele psychologie
Jan Peter van Oudenhoven: cultuur is een door een gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen,
communicatiemiddelen, ideeën, gedragingen, attitudes en de producten ervan, die van generatie op
generatie worden overgeleverd. Het bestaat uit een subjectief en objectief aspect:

 Subjectief = normen, waarden en opvattingen
 Objectief = observeerbare producten van mensen, bijv. boeken, gebouwen, apps.

Herskovits definitie van cultuur: ‘The man-made part of the environment’  cultuur is zowel materieel
(moskee, bordeel) als immaterieel (schoolregels, tafelmanieren).

Belangrijke aspecten van cultuur:

1. Cultuur wordt niet door iedereen in een gemeenschap in gelijke mate gedeeld.
 Pelto: de hechtheid (tightness vs looseness) van een cultuur verwijst naar de mate waarin er sterke
sociale normen bestaan binnen een cultuur en of er sancties zijn als deze worden overtreden.
 In lossere gemeenschappen kunnen normen zich op verschillende manieren uiten. Er is minder sprake
van formaliteiten, orde en discipline, waardoor afwijkend gedrag sneller getolereerd wordt.
 Gemeenschappen waarin de afstamming (overbrengen van normen en waarden) via de man óf vrouw
gaat zijn hechter dan bij culturen waarin de afstamming via beide ouders verloopt.
2. Cultuur beïnvloedt het gedrag van de gemeenschap, maar omgekeerd hebben mensen ook invloed op de
cultuur. Cultuur beïnvloedt dus het gedrag van mensen, maar bepaalt het niet.
3. Cultuur is niet statisch, het past zich aan. Het richt zich op ecologische en economische omstandigheden.
4. Overdracht van cultuur vindt plaats door enculturatie en socialisering
 Enculturatie = het leren van cultuurelementen in de ruimste zin, zowel formeel als informeel. Bijv. het
spelenderwijs leren van de gedragsregels en taalverwerving (belangrijkste informele enculturatie!)
 Socialisering = een gerichte, normatieve vorm van enculturatie, bijv. Koranonderwijs, catechisatie en
inburgeringscursussen.
5. Cultuur en ras zijn geheel verschillende zaken
 Ras = fysieke kenmerken.
 Er is sprake van een culturele groep als de groep overeenkomstige fysieke kenmerken (ras) heeft met
daarnaast gedeelde cultuurelementen, zoals taal of religie.
6. Cultuur kan de basis zijn voor het bepalen van een etnische groep. Het belangrijkste kenmerk is de eigen
identificatie met de groep (je voelt je bijv. als Belg een Canadees in Canada). Etniciteit ≠ nationaliteit!
7. Cultuur is niet hetzelfde als nationaliteit. Nationaliteiten zijn namelijk heterogeen: het kent verschillende
talen, religies, klimaten en economieën. Dit beïnvloedt weer de cultuur en het gedrag van mensen.

Eco-cultureel model (Triandis, 1994):

 Ecologie  cultuur  enculturatie  individuele eigenschappen  gedrag
 Nadeel van het model: geeft een vereenvoudiging van de werkelijkheid weer. Gedrag kan namelijk ook
de cultuur bepalen: de pijlen kunnen op alle schakels terugslaan. Ook wordt het biologische aspect van
menselijk gedrag niet meegenomen als oorzaak van gedrag.

Met cultuurdimensies (Hofstede, 2001) kun je nationale culturen van elkaar onderscheiden:

1. Machtafstand: ongelijkheid van mensen in een bepaalde samenleving.
2. Onzekerheidsvermijding: de behoefte aan zekerheid (vaste baan, onbekende situaties aangaan, regels)
3. Individualisme vs collectivisme
4. Masculiniteit vs femininiteit.
 Masculien = assertiviteit, prestaties, succes en geld verdienen.
 Feminien = zorgen voor anderen, bescheidenheid, intuïtie en emoties.
 In masculiene landen verschillen mannen en vrouwen van elkaar, bij feminiene landen nauwelijks.

, De dimensies van Hofstede hangen samen met economische indicatoren! De enige dimensie die geen relatie
heeft met welvaart is de masculiniteit/feminiteitsdimensie. Deze is de enige ‘puur culturele’ dimensie.

Taal is vaak een onderscheidend kenmerk van een culturele groep. Met taal kan de gemeenschappelijke
waarden namelijk worden overgebracht of bekrachtigd.

Cultuuraccommodatie (Sapir-Whorf-hypothese): mensen die een taal leren worden onbewust beïnvloed
door de cultuur van die taal. Onze manier van denken wordt volledig bepaald door de taal die we spreken,
dus: mensen uit verschillende culturen denken verschillend omdat ze een andere taal gebruiken. Dit komt
door priming: het activeren van associaties in het geheugen. Door het gebruik van een andere taal worden
andere cognities geactiveerd die gekoppeld zijn aan die talen, bijv. competitiever zijn bij de Engelse taal.

Cultuuraffiliatiehypothese: tweetalige identificeert zich met de cultuur van de taal dat hij op dat moment
spreekt.

 In westerse culturen ligt het accent op persoonlijke autonomie en formele logica  aandacht voor
specifieke objecten en categorieën (kijken naar een boom in een landschap)
 In oosterse culturen ligt het accent op harmonie en contextueel begrip van situaties  aandacht voor
alle elementen in de visuele omgeving, inclusief de bredere context en relaties tussen de onderdelen
(kijken naar het gehele landschap)

 Attributie = verklaringen die mensen geven voor wat er in hun sociale wereld gebeurt: is het gedrag van
anderen/mezelf intern (door de persoon zelf) of extern (door situationele factoren) te verklaren?
 Fundamentele attributiefout: neiging om negatief eigen gedrag toe te schrijven aan de situatie (extern) en
andermans slechte gedrag aan de persoon (intern).
 Self serving bias (zelfdienende vertekening): succes komt door persoonsgebonden factoren (eigen kwaliteit),
falen door situationele factoren (de omgeving)

Locus of control/beheersingsoriëntatie (Rotter): de mate waarin personen controle ervaren over hun gedrag
in relatie met anderen en met hun omgeving. Mensen met een interne beheersingsoriëntatie/locus of
control vinden dat zijzelf hun gedrag bepalen, mensen met een externe locus of control vinden dat hun
gedrag afhankelijk is van anderen en de omgeving.

Vooroordeel: een positieve/negatieve attitude ten opzichte van een bepaalde groep ten opzichte van de
individuele leden van die groep. Attitudes bestaan uit een cognitief-, emotioneel- en gedragscomponent:

1. Cognitief: verwijst naar zaken waaraan men denkt bij de groep of dingen die men weet van de groep
2. Emotioneel: gevoelens van afkeer, boosheid of juist genegenheid die de groep bij ons oproept
3. Gedrag: onze handelingen, de neiging om op een bepaalde manier te reageren op de groep

Stereotype: een opvatting over een groep die geldt voor (bijna) alle leden van die groep  generalisering.
Het versimpelt de wereld: ze helpen ons snel te handelen. Stereotypen worden disfunctioneel als we
handelen op basis van ons stereotype zonder ons te verdiepen in de ander.

 Culturele stereotypen: de samenleving heeft hetzelfde beeld van een bepaalde groep (groepsbeelden)
 Metastereotype: een verwachting van de stereotiepe beelden van anderen over onszelf
 Stereotype threat: het feit dat je weet dat je tot een bepaalde stereotype groep hoort zorgt ervoor dat je
je angstig voelt als je getest wordt op vaardigheden die te maken heeft met dat domein.

Er is sprake van discriminatie (ongerechtvaardigd negatief/schadelijk handelen tegen een groep) wanneer
stereotypen en vooroordelen ook ons gedrag beïnvloeden i.p.v. alleen onze gedachten en gevoelens.

De minst effectieve manier om vooroordelen en discriminatie tegen te gaan is verspreiding van informatie
(want mensen nemen vertekend waar). Er moet gefocust worden op verandering van situatie of gedrag.

Ons gedrag wordt bepaald door 2 motivationele principes:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meikebuursma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.17  5x  sold
  • (1)
  Add to cart