SERIOUS CONCEPTING H2 T/M6
Hoofdstuk 2
Er zijn 5 focuspunten die bij het concepting proces aan bod komen;
1. Trends: trendonderzoek gaat over het bestuderen van veranderingen. Als
je meerdere dezelfde soorten signalen ziet, noem je dit een trend.
Een trend is de richting waarin een verschijnsel zich ontwikkelt, waarbij dit
verschijnsel een grote impact heeft op de culturele, maatschappelijke of
zakelijke omgeving waarin het zich ontwikkelt.
Een microtrend duurt 1 tot 5 jaar, is voornamelijk marktgericht, concreet in
de praktijk waarneembare voorbeelden.
Een macrotrend duurt 5 tot 10 jaar en is vooral consumentgericht. Bij
concepting kijk je vooral macrotrends met bijbehorende waarden en
behoeften.
Megatrends duren 10 tot 50 jaar, zijn maatschappijgericht en abstract, met
een effect op een groot deel van de bevolking.
2. Innovatie: er zijn 4 types van innovatie;
Incrementele innovatie: bescheiden verbeteringen aan producten en
diensten.
Doorbraak innovatie: geven een grote technologische toevoeging aan
bestaande producten of diensten, zorgt dat een bedrijf weer koploper is in
een bestaande markt. Investeringen in onderzoek en ontwikkeling is
vereist.
Verstorende innovatie: totaal nieuw concept aan de markt toevoegen.
Inspelen op latente behoeften.
Grensverleggende innovatie: zorgt voor transformatie van markten en kan
zelfs de maatschappij beïnvloeden. Heeft een radicale impact op hoe
mensen zich gedragen, denken en voelen.
Innovatie met confronterende waarden spelen in op de behoefte aan
verandering. Deze soort innovatie (grensverleggend en verstorend) wordt
het eerst opgemerkt door de Innovators. Incrementele innovatie heeft de
meeste zekerheid en is het meest populair bij Leggards.
3. Lifestyle: individuen meten zichzelf een bepaalde lifestyle aan en geven
zich daarmee een eigen identiteit. Er is deze dagen meer vraag naar
zingeving en betekenis.
Intrinsieke waarden: horen nagestreefd te worden vanuit de gedachte dat
het goede gedaan hoort te worden. Bijvoorbeeld liefde, vrijheid en
gelijkheid.
Instrumentele waarden: krijgen betekenis doordat personen of groepen ze
verlenen aan andere personen, zaken of gebeurtenissen. Bijvoorbeeld
perfectie, avontuurlijkheid en geborgenheid. Ze waarden kunnen met de
tijd mee veranderen.
Op het moment dat bepaalde waarden voor een bepaalde groep
waarneembaar zijn, noemen we ze manifest. Deze waarden sturen
behoeften aan die ook bevredigd kunnen worden.
Als een verandering van instrumentele waarden in de maatschappij voor
een bepaalde groep (nog) niet leidt tot behoefteverandering, kan dit later
alsnog wel gebeuren. Dit zijn latente waarden of behoeften.
Manifeste instrumentele waarden zijn de basis voor het ontwikkelen van
producten en diensten.
Het BSR-model verkent en structureert de achterliggende waarden,
behoeften en motieven van mensen binnen een bepaald domein. Het
model wordt gevisualiseerd door twee dimensies die centraal staan in de
, sociale wetenschap: de sociologische (ego/groep) en de psychologische
dimensie (introvert/extravert).
Op deze wijze ontstaan 4 belevingswerelden;
Rood = vitaliteit
Geel = harmonie
Blauw = controle
Groen = zekerheid
Het onderzoeken van microtrends geeft inzicht in actuele gedragingen en
manifeste behoeften. Door manifeste waarden van lifestylegroepen te
combineren met latente waarden en behoeften binnen de macrotrends,
ontstaat de ruimte om voor groepen met verschillende waarden
innovatieve concepten te ontwikkelen.
4. Cross-sectoraal: het over sectoren heen toepassen van kennis, met als
doel sectoroverschrijdend te innoveren.
Sectorkennis omvat actuele signalen (microtrends) en relevante
achtergronden (DESTEP/megatrends) die belangrijk zijn om tot nieuwe
concepten te komen.
Kokerinnovatie = je blindstaren op kansen vanuit reeds bestaande kennis
en initiatieven in een sector.
5. Quality of Life:
Sociaal welzijn = sociale betrokkenheid en relaties.
Materieel welzijn = leefomgeving, bezit, inkomen, ect.
Fysiek welzijn = persoonlijke veiligheid en lichamelijke gezondheid
Emotioneel welzijn = voldoening, eigenwaarde, aanpassingsvermogen,
tevredenheid, ect.
Ontwikkeling/activiteiten = werk, vrijetijd, competentie.
Onder leefbaarheid verstaan we sociaal en materieel welzijn. Leefbaarheid
en levensvaardigheid zijn objectief meetbaar.
Hoofstuk 3
, Het conceptproces bevat 3 fases; analysefase, ontwerpfase en de realisatiefase.
In dit proces werk je van abstract naar concreet. De eerste 2 fases zijn het
belangrijkste.
In de eerste fase ontstaat het gedachtegoed. Hier zijn vooral analytische
vaardigheden nodig.
In de tweede fase zijn juist creatieve vaardigheden nodig en in de derde fase
wordt het concept bewaakt en worden activiteiten bijgestuurd. Het eindproduct is
de conceptdefinitie.
Het conceptproces heeft 5 belangrijke mijlpalen;
1. Valuefit: (emotionele) waarden en (economische/sociale) waarde met
elkaar verbinden zodat er een basis ontstaat voor de creatieve fase.
2. Conceptstatement: vanuit de valuefit wordt deze geformuleerd waaruit
blijkt welke richting wordt ingeslagen. Het conceptstatement vormt de
aanzet tot de ontwikkeling van conceptontwerpen in het conceptproces.
Een conceptstatement bestaat uit één wervende en pakkende zin, met een
korte toelichting (visie).
3. Conceptontwerp: het gaat om het ontwerpen van de eerste visuele en
tastbare manifestatie van het gedachtegoed. De conceptontwerpen
kunnen in abstractie, maar ook van aard sterk verschillen. Na het
ontwerpen ga je toetsen en testen. Voor het lanceren van het
gedachtegoed wordt één conceptontwerp uitgewerkt tot de uiteindelijke
conceptdefinitie.
4. Conceptdefinitie: uiteindelijke, gedetailleerde beschrijving van het
conceptontwerp. Dit is in de realisatiefase. Je stelt de randvoorwaarden
vast die nodig zijn om te conceptdragers te realiseren. Het conceptboek is
de handleiding voor het implementeren van het concept. Het conceptboek
bevat tevens richtlijnen voor de bewaking van het concept.
5. Conceptdragers: alle fysiek waarneembare en tastbare manifestaties van
het conceptontwerp dat is gekozen. De conceptdragers zijn product/dienst,
fysieke omgeving, organisatie, materialisatie, communicatie en netwerk.
Een gedachtegoed is de optelsom van de analyses, valuefit en het
conceptstatement.
Hoofdstuk 4
DOTS-analyse
Vanuit de DOTS-analyses wordt een valuefit geformuleerd. Vanuit de
opdrachtgever en de sector genereer je waarde-informatie en uit de trends en
doelgroep analyses haal je waardeninformatie. Door deze te verbinden
ontstaat de valuefit; een mix van waarde en waarden.
In het BSR-model overlappen waarden elkaar soms.
Gain = specifieke behoefte die een doelgroep heeft.
Pain = de onmogelijkheid van een groep mensen om die behoefte te
bevredigen.
Resultaat doelgroepanalyse is inzicht in de belangrijke waarden en behoeften
van een afgebakende doelgroep. Deze waarden moeten samenhangen met de
pains en gains.
Bij de analyse van de opdrachtgever moet er of invulling worden gegeven aan
de identiteit van de startende ondernemer (creatie), of er moet aansluiting
worden gezocht bij de identiteit van een bestaande onderneming met reeds
bestaande activiteiten (versterking).
Deze analyse maak je aan de hand van 6 thema’s; historie, cultuur, waarden,
visie, missie en positionering.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller arlinderos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.