Blok Behandeladvies BMH: samenvatting alle verplichte literatuur
18 views 3 purchases
Course
Behandeladvies
Institution
Hogeschool Utrecht (HU)
Een samenvatting van alle verplichte literatuur passend bij het blok behandeladvies van de BMH op de HU. De samenvatting is wat uitgebreider dan gemiddeld, waardoor alle belangrijke informatie niet alleen is benoemd, maar ook uitgelegd. In de samenvatting zijn ook de bijbehorende figuren, afbeeldin...
Inhoud
HC4: Pijn als vitaal symptoom................................................................................................................2
Anatomie & fysiologie: H8.1-8.4.2 + 8.5.2 Neuronen en ZS (blz. 293-308 + 310)...............................2
Anatomie & fysiologie: H8.6.2-8.7.1 Ruggenmerg en hersenen (blz. 312-317)..................................7
LB anesthesiologie: H50.1-50.5.4 + 50.6.8 + 50.8 Chronische pijn (blz. 655-668)...............................8
Pathologie: H13.6.1 Trigeminusneuralgie (blz. 289)...........................................................................9
HC2: Inleiding farmacologie deel I..........................................................................................................9
Farmacologie: H2 Aangrijping op eiwitten (blz. 22-44).......................................................................9
Farmacologie: H3 Bijwerkingen, interacties en farmacokinetiek (blz. 46-82)...................................12
HC3: Inleiding farmacologie deel II.......................................................................................................17
LB anesthesiologie: H48.1-48.5 Postoperatieve pijnbehandeling (blz. 626-636)..............................17
LB anesthesiologie: H49.1-49.3 Pathofysiologie pijn (blz. 641-643).................................................17
Farmacologie: H6 Ontsteking en pijn (blz. 150-178).........................................................................19
HC5: Postoperatieve en chronische pijnbestrijding..............................................................................23
Verpleegkundige V dl.1: H8 Pijnbestrijding (blz. 300-333)................................................................23
HC6: Onderzoeksdesigns en literatuurstudie.......................................................................................24
HC7: Het interview...............................................................................................................................26
Onderzoek: H8.2 Het interview (blz. 146-150).................................................................................26
Onderzoek: H12.4 Werken aan de relatie (blz. 224-233)..................................................................27
Onderzoek: H15 Kwalitatieve analyse (blz. 287-305)........................................................................27
WC8: Geneesmiddelen- en opiumwet..................................................................................................27
Gezondheidsrecht: H2 Professionaliteit (blz. 25-49).........................................................................27
Farmawetgeving compact: H1.5-1.8 Geneesmiddelenwet (blz. 30-46)............................................29
Farmawetgeving compact: H2 Opiumwet (blz. 81-93).....................................................................31
VTM1: Toedienen pijnmedicatie deel I.................................................................................................32
Verpleegkundige V dl.1: H10.3-10.10 Medicijnen toedienen...........................................................32
2
,HC4: Pijn als vitaal symptoom
Anatomie & fysiologie: H8.1-8.4.2 + 8.5.2 Neuronen en ZS (blz. 293-
308 + 310)
CZS bestaat uit het ruggenmerg en de hersenen, de rest is PZS. Het somatische ZS (SZS) is voor de
skeletspieren. Autonoom ZS (AZS) heet ook wel visceromotorisch systeem. Er bestaan twee soorten
cellen in zenuwweefsel; neuronen en neuroglia (ondersteuning neuronen).
Neuronen
Neuronen kunnen verschillende vormen hebben. De meeste neuronen
hebben geen centriolen, waardoor veel cellen in het ZS niet kunnen
delen en dus ook niet kunnen worden vervangen. Er blijven wel
stamcellen aanwezig, maar behalve bij het reukvermogen worden die
niet actief. Neuronen hebben wel mitochondriën, ribosomen en RER.
Die laatste twee heten de lichaampjes van Nissl; die geven de grijze
kleur. Dendrieten zijn gevoelig voor chemische, mechanische of
elektrische prikkeling, waardoor ze een actiepotentiaal op gang
brengen die beginnen bij het initiële segment.
Verschillende typen neuronen verdeeld door bouw:
Multipolair neuron: twee of meer dendrieten, één axon. Meest voorkomend in het CZS. Alle
motorische zenuwcellen, die skeletspieren aansturen, zijn multipolair.
Unipolair neuron: dendrieten en axonen lopen in elkaar over, met het cellichaam
aan één zijde. Hierbij is de hele streng, behalve de uitlopers aan één kant,
axonen. De meeste sensibele neuronen in het PZS zijn unipolair.
Bipolaire neuronen: twee uitlopers; dendriet en axon. Deze neuronen zijn zeldzaam, alleen te
vinden in speciale zintuigen omtrent ruiken, zien of horen.
Verschillende typen neuronen verdeeld door functie:
Sensibele neuronen/afferente neuronen: circa 10 miljoen. Geven informatie door aan het
CZS. Er zijn verschillende typen receptoren:
2
, ᵒ Somatische zintuigen. Onderscheid tussen externe receptoren (uitwendige
omgeving) en proprioceptoren (positie en beweging van skeletspieren en
gewrichten).
ᵒ Viscerale of interne receptoren voor activiteiten van de orgaanstelsels.
Motorische neuronen/efferente neuronen: circa half miljoen. De perifere doelcellen
waarmee ze in contact staan heten effectoren. Onderscheid tussen somatische en
visceromotorische neuronen.
Schakelcellen/associatieneuronen: circa 20 miljard. Ze bevinden zich in het CZS en schakelen
de informatie. Deze cellen spelen ook een rol bij hogere functies zoals geheugen.
Neuroglia
Dit maakt ongeveer de helft uit van het volume van het ZS, waarbij de meeste variëteit in het CZS is
te vinden. Daar zijn vier typen neurogliacellen te vinden:
Astrocyten: grootste en meest talrijke gliacellen. Ze geven chemische stoffen af die de bloed-
hersenbarrière handhaven (capillairen ondoorlaatbaar). Ze vormen ook een structureel
raamwerk voor neuronen en verrichten reparaties.
Oligodendrocyt: kleinere cellichamen en minder uitlopers dan astrocyten. De uitlopers zijn
rond axonen gewikkeld, wat uit myeline bestaat (elektrische isolator). Elke oligodendrocyt
voorziet maar een klein deel van de axon (maar wel meerdere tegelijk), dus er zijn er veel
nodig. Bij aanwezigheid hiervan, is het axon gemyeliniseerd. Daartussen zitten de
insnoeringen van Ranvier. Niet alle axonen in het CZS zijn gemyeliniseerd. Waar veel myeline
zit is de witte stof, waar veel cellichamen zit is de grijze stof.
Microgliacellen: kleinste en minst talrijke gliacellen. Het zijn fagocyterende cellen die
ontstaan uit witte bloedcellen en hebben dus een beschermende functie.
Ependymcellen: bekleden het centrale kanaal van het ruggenmerg en compartimenten van
de hersenen (het ependym). Deze holten zijn met CSF gevuld. Sommige delen van het
ependym vormen CSF (in hersenen), andere delen helpen de circulatie van deze vloeistof via
trilharen.
In het PZS zijn er slechts twee typen aanwezig. De eerste zijn
satellietcellen, die bijna dezelfde ondersteunende functie hebben als
astrocyten. De tweede zijn Schwann-cellen, die elk axon omgeven buiten
het CZS. Dat oppervlak heet het neurilemma. Een Schwann-cel kan slechts
één segment van één axon omgeven, maar kan ook ongemyelineseerde
axonen omgeven.
Demyelinisatie is progressieve vernietiging van myelinescheden in het
hele ZS. Dit leidt tot een verlies van gevoel en aansturing. Bij multiple
sclerose zijn axonen in de oogzenuw, hersenen en/of ruggenmerg
aangetast. Difterie en Guillain-Barrésyndroom zijn andere voorbeelden.
Organisatie neuronen
Zie plaatje hieronder, aanvullende feiten:
Een zenuw kan zowel sensibele als motorische axonen bevatten.
Een centrum met een duidelijke afgrenzing is een kern.
2
, Membraanpotentiaal
Alle levende cellen hebben een gepolariseerde plasmamembraan. De ladingen binnen en buiten de
cel verschillen; het potentiaalverschil of (trans)membraanpotentiaal. Het rustpotentiaal van een
zenuwcel is -70 mV. Buiten de cel is er veel Na + en Cl-, binnen de cel is er veel K+ en Pr- (negatief
geladen eiwitten). Dit verschil wordt gehandhaafd door het semipermeabele membraan. Er zijn veel
verschillende membraankanalen. Sommige zijn altijd open (leak channels), andere wisselen per
situatie (gated channels).
Passieve krachten op het membraanpotentiaal zijn chemisch en elektrisch. Natrium en kalium
kunnen door afzonderlijke leak channels wisselen van kant door chemische concentratieverschillen.
Echter kan kalium makkelijker door zijn kanaal dan natrium, dus dat gaat sneller. De elektrische
krachten werken kalium alleen tegen doordat het buitenste oppervlak van het membraan ook
positief is, terwijl natrium wordt aangetrokken door de negatieve binnenkant. Het chemische effect
werkt sterker op kalium dan het elektrische, dus blijft het de cel uitgaan.
Actieve processen moeten de elektrische en chemische processen tegengaan. De natrium-
kaliumpomp houdt het rustpotentiaal stabiel. Door drie natriumionen tegen twee kaliumionen te
wisselen. Bij -70 mV gaan er net zo snel natriumionen in als uit. Elke verandering die de
doorlaatbaarheid van het membraan voor K+ of Na+ verandert of de activiteit van de natrium-
kaliumpomp verandert, verstoort het rustpotentiaal.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Niendepien. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.22. You're not tied to anything after your purchase.