Markt = plaats waar aanbieders en vragers van een bepaalde goed bij elkaar komen
Concrete markt = een markt waar je heen kunt om te handelen (bv. vismarkt) en vragers en
aanbieders komen dus op dezelfde plaats bij elkaar
Abstracte markt = het geheel van vraag en aanbod van een product maar een abstracte markt kun je
niet lijfelijk bezoeken
Belangrijkste functie van een markt is prijsvorming: op een markt komt een bepaalde prijs tot stand
In Nederland onderzoekt het CBS aan welke producten de Nederlanders (vragers) hun geld uitgeven
Deze uitgaven vormen voor de aanbieders de omzet
Omzet = totale opbrengst = verkoopprijs x afzet (p x q)
De geld opbrengst van de verkochte producten
Afzet = de hoeveelheid verkochte producten uitgedrukt in eenheden, kg, liter, etc. dus het aantal
producten dat een bedrijf verkoopt
H2 Vraag: op zoek naar een spijkerbroek
Betalingsbereidheid = het maximale bedrag dat je voor iets wilt betalen
op de arbeidsmarkt: het maximale bedrag dat een werkgever aan loon wil betalen
Individuele vraagfunctie (=individuele vraagvergelijking) = geeft het verband weer tussen de prijs van
een product en de gevraagde hoeveelheid door 1 consumenten
Individuele vraaglijn = hiermee kun je de individuele vraagfunctie weergeven
Als de prijs van een product verandert, verandert de vraaglijn niet. Er vindt dan een verschuiving over
(langs) de vraaglijn plaats.
Er is daarbij sprake van een negatief verband als de prijs stijgt, daalt de vraag en als de prijs daalt,
stijgt de vraag
Ceteris paribus = alle andere factoren die invloed hebben (dan de prijs) blijven gelijk
De vraaglijn blijft niet altijd op dezelfde plaats
- als de voorkeur van de consument wijzigt
- als het inkomen van de consument wijzigt
- als de prijzen van andere producten wijzigen
Er vindt dan een verschuiving van de vraaglijn plaats
Collectieve vraagfunctie = geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van
een product door alle consumenten samen
Collectieve vraaglijn = hiermee kun je de collectieve vraagfunctie weergeven maar bij een
monopolist is deze lijn ook de prijs-afzetlijn
Prijselasticiteit van de vraag = de mate waarin de vraag verandert als de prijs verandert
Ev = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van de prijs
|Ev| > 1 = prijselastisch = luxe goed
|Ev| < 1 = prijsinelastisch = primair goed
1
, Luxe goed = niet levensnoodzakelijke goederen
Primair goed = goederen die wel noodzakelijk zijn om te leven
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag = de vraag verandert niet alleen als de prijs wijzigt, maar ook
als de prijs van een substitutie goed of complementair product wijzigt
Ek = procentuele verandering van de vraag naar product A
procentuele verandering van de prijs van product B
Ek < 0 complementair: scooters – benzine
Ek > 0 substitutie: coca cola – pepsi cola
Inkomens elasticiteit van de vraag = de vraagt verandert niet alleen als de prijs wijzigt, maar ook als
het besteedbaar inkomen wijzigt kan de vraag wijzigen
Ey = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
procentuele verandering van het besteedbaar inkomen
Besteedbaar inkomen = bruto inkomen – inkomensoverdracht – (belasting + premies)
Inkomensoverdracht is bijvoorbeeld alimentatie
Ey > 0 normale goederen
0 < Ey < 1 primaire goederen
Ey > 1 luxegoederen
Ey < 0 inferieure goederen (= goederen waarvan je bij een inkomensstijging koopt)
H3 Productie van een spijkerbroek
Bedrijfskolom = omvat de schakels die nodig zijn bij de productie van een goed
Parallellisatie = als een bedrijf actief is in meerdere bedrijfskolommen
Specialisatie = als een bedrijf zich richt op een klein onderdeel van de branche
(Verticale) integratie = als één bedrijf meerdere schakels uit een bedrijfskolom omvat
Differentiatie = als een bedrijf een productiefase (schakel) afstoot
Integratie kan zekerheid opleveren, want de afhankelijkheid van leveranciers wordt kleiner.
Daarnaast kan het de transactiekosten verminderen en er hoeft nu niet meer onderhandeld te
worden over contracten, leveringsvoorwaarden en prijs.
Verzonken kosten = kosten die als ze eenmaal zijn gemaakt niet meer kunnen worden terugverdiend
als een activiteit wordt gestaakt, omdat er geen andere gebruiksmogelijkheden zijn
Berovingsprobleem = bij een samenwerkingsverband investeert de ene partij meer in de
samenwerking dan de andere partij, waardoor de machtsverhouding verandert
Winstmarge (= winst per product) = een positief verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs
(= P – GTK)
Afschrijven = het doorberekenen van de kosten van bezittingen die een aantal jaar mee gaan. De
waardevermindering van duurzame productiemiddelen (meestal per jaar gerekend)
Afschrijvingskosten = de kosten van de afschrijvingen
Constante kosten = kosten die niet veranderen als de omvang van de productie/afzet verandert
TCK zijn alle constante kosten samen
Variabele kosten = kosten die veranderen als de productieomvang verandert
TVK zijn alle variabele kosten samen
Wanneer een fabrikant zijn productie verhoogt dalen de GCK
Bij proportioneel variabele kosten stijgen TVK bij een toename van de productie,
maar blijft de GVK gelijk
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller valeriep123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.