100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bedrijfsfinanciering (BEFI) $4.74   Add to cart

Summary

Samenvatting Bedrijfsfinanciering (BEFI)

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Complete samenvatting van elk hoofdstuk uit het boek + de lessen. Voor TEW'ers en Handelsingenieurs in hun 2e bachelor. Bevat alles wat gekend moet zijn en is dusdanig een zeer goede hulp voor het examen!

Preview 3 out of 20  pages

  • November 17, 2021
  • 20
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Netto Actuele Waarde evaluatie methode
1. Wat is Netto Actuele Waarde (NAW)?
 Plaatst waardecreatie centraal in de investeringsanalyse
 Welke input in “cash” moet nu geleverd worden om het project aan te vangen?
 Wat is de actuele waarde van de toekomstige “cash” opbrengsten
 NAW = Actuele waarde toekomstige “cash” – investering
 NAW > 0 -> waardecreatie, het is voordelig het project door te voeren Omzet
 NAW < 0 -> waardevernietiging, het is niet voordelig het project door te voeren -HG & GS
-Bezoldigingen
2. Hoe “cash” informatie uit de boekhouding puren? = EBITDA
Vrije Cash Flow; Free Cash Flow (FCF) -Afschrijvingen
 Cash die de onderneming vrij ter beschikking heeft = EBT
 FCF = Winst + Afschrijvingen – (her)Investeringen - Werkkapitaal -Belastingen
o Werkkapitaal = handelsvorderingen + voorraden - handelsschulden =Netto winst
o Winst = bedrijfswinst – belastingen +afschrijvingen
o Bedrijfswint = omzet – HG & GS – bezoldegingen - afschrijvingen -(her)investeringen
-werkkapitaal
=FCF
Hoofdstuk 2: Andere methoden van investeringsevaluatie
1. Methoden voor investeringsevaluatie
1.1. Gemiddelde boekhoudkundige opbrengstvoet
 Verhouding tussen de gemiddelde jaarlijkse winst na belastingen en de gemiddelde investering in het project
 =Accounting Rate of Return (ARR)
Gemiddelde Nettowinst
 ARR =
Gemiddelde investeringen
 Bij lineaire afschrijvingen wordt de gemiddelde investering als volgt bepaald: Gemiddelde investering = Investering/2
 Nettowinst = (omzet – kosten – afschrijving) * (1-)
 Indien het boekhoudkundig rendement groter is dan het minimum vereist rendement zal men het project aanvaarden
+ eenvoudig te berekenen
- ARR gebruikt boekhoudkundige winst i.p.v. FCF’s
- Het minimum vereist rendement wordt arbitrair bepaald
- De tijdsvoorkeur van geld wordt buiten beschouwing gelaten (geen actualisatie)

1.2. De terugbetalingstermijn-methode (payback methode)
 Maakt gebruik van de vrije cashflows en geeft het aantal jaren weer dat nodig is om de initiële investeringsuitgave te
recupereren
 Project zal aanvaard worden wanneer de terugbetalingstermijn korter is dan een aanvaardbaar maximum.
+ Maakt gebruik van vrije cashflows, en is eenvoudig te berekenen
- Maximum aanvaardbare terugbetalingstermijn wordt arbitrair vastgelegd
- Er wordt geen rekening gehouden met de tijdswaarde van geld
- Houdt geen rekening met de cashflows die na de terugbetalingstermijn worden gerealiseerd

1.3. Profitability index (PI)
 Geeft de verhouding weer van de actuele waarde van de toekomstige vrije cashflows (FCF) met het initiële
investeringsbedrag
n
FCF t
 PI =
∑( t
t =0 1+r )
I
 Indien de PI groter is dan 1 zal men het project aanvaarden, in dat geval zal de NAW ook groter zijn dan 0
+ Er wordt gebruik gemaakt van vrije cashflows, en er wordt rekening gehouden met de tijdswaarde van geld
- De grootte van het project wordt verwaarloosd


1

, 1.4. Interne rendementsmethode (IRR)
 De IRR voor een project is deze actualisatievoet die de actuele waarde van de vrije cashflows gelijk stelt aan de initiële
investering
n
FCF t
 ∑( t
−I = 0
t =0 1+ IRR )
 Een werkwijze om de IRR te schatten, gegeven een boven en ondergrens is lineaire interpolatie
 Het project wordt aanvaard als de IRR hoger is dan het minimaal geëiste rendement
+ Het laat toe projecten te rangschikken volgens interne rendementsgraad
+ De IRR methoe gebruikt cashflows en houdt rekening met de tijdswaarde van geld
- Negeert de grootte van de investering
- IRR bevoordeelt de korte termijn en heeft niet altijd een unieke oplossing
- IRR gaat ervan uit dat de vrijgekomen fondsen kunnen herbelegd worden aan de IRR zelf
- IRR is ongevoelig voor het wisselen van de tekens van de cashflows


Hoofdstuk 3: Toepassingen van NAW: praktische
overwegingen en uitbreidingen
1. Incrementele vrije cashflow
 De incrementele vrije cashflow van de onderneming kan gedefinieerd worden als het verschil tussen de vrije cashflows
van de onderneming in de situatie met het project en de situatie zonder het project

1.1. Enkele aspecten van incrementele vrije cashflows
 Sunk costs: behoren tot het verleden en kunnen niet meer teruggedraaid worden. Deze kosten spelen dus niet meer
mee in de vergelijking tussen de situatie waarin het project wordt doorgevoerd en de situatie zonder project.
 Oppurtuniteitskosten: ontstaan wanneer de in het bedrijf aanwezige middelen gebruikt worden voor het nieuwe
project waardor ze hun alternatieve gebruik verliezen. Deze kosten hoeven niet noodzakelijk gepaard te gaan met een
werkelijke cash beweging direct verbonden aan het bedrijf zelf.
 Kostendaling als cash inflow: Sommige investeringen zijn nodig om de huidige productie te optimaliseren. Het is dan
ook mogelijk dat een bepaalde investering enkel kostendalingen in andere processen met zich mee zal brengen. Deze
daling kan geëvalueerd worden als een positieve cash inflow voor dat project.
 Neveneffecten: Een bepaald investeringsproject kan een invloed hebben op verschillende afdelingen binnen 1
onderneming. De kosten en opbrengsten die hiermee gepaard gaan moeten ook in rekening gebracht worden bij de
evaluatie van de investering.
 Wijziging werkkapitaal: Investeringen zullen naast het initiële investeringsbedrag vaak ook een investering in
werkkapitaal vereisen. Bv door additionele voorraden of door een stijging in handelsvorderingen. Telkens als er
werkkapitaal nodig is moet dit in rekening gebracht worden als een kost, en als er werkkapitaal vrijkomt op het einde
van de levensduur van het project moet dit dan weer als een opbrengst geboekt worden.
 Incrementele cashflow na belastingen: Belastingen vormen een cash outflow en bij de evaluatie van een
investeringsproject moet er dus steeds rekening gehouden worden met de vrije cashflows na de belastingen

1.2. Abstractie van financiering project
 Investeringsbeslissingen moeten steeds geëvalueerd worden zonder rekening te houden met de manier waarop de
investering zal worden gefinancierd

2. Afschrijvingen en afschrijvingsmethodes
 Alhoewel afschrijvingen geen cashflow zijn beïnvloeden ze de cashflows wel via hun impact op belastingen, hierdoor
zal de keuze van afschrijvingsmethode dus wel relevant zijn voor de investeringsanalyse.
o De actuele waarde van de belastingen is bij lineaire afschrijvingen hoger dan bij versnelde afschrijvingen




2

, 3. Voorraadwaardering: FIFO – LIFO
 De keuze tussen LIFO of FIFO bij de voorraadwaardering beïnvloedt de vrije cashflows op een indirecte wijze via de
kostprijs van de verkochte goederen. Het verschil in werkkapitaal zal ook afhangen van de voorraadwaardering.
 Het verschil in FCF tussen LIFO en FIFO is volledig te wijten aan het verschil in betaalde belastingen




4. Ketens van vervagingsinvesteringen
 Wanneer er gekozen moet worden tussen 2 projecten van verschillende looptijden is het onvoldoende om beide
projecten te vergelijken op basis van NAW. Het project met kortere looptijd moet immers sneller vervangen worden
waardoor de vervangingsinvestering vroeger in de tijd zal plaatsvinden.
 2 methodes om projecten met verschillende levensduur te vergelijken:

 Methode 1: Breid de keten uit zodat de ketens van beide projecten dezelfde looptijd hebben
 Methode 2: Bepaal een jaarlijks equivalente kost voor elk project die dan vergelijkbaar is over verschillende
investeringsprojecten ongeacht de levensduur -> men deelt de actuele waarde van de kosten door de
annuïteitenfactor

5. Inflatie
 De onderneming moet bij haar investeringsbeslissingen rekening houden met macro-economische factoren zoals
inflatie.
1+ R
 Fisher equatie: 1 + r = met r = reële interestvoet, R= nominale interestvoet en i = inflatie
1+i
o r kan benaderd worden door R-i

5.1. Inflatie en berekening actuele waarde
 Zowel de nominale als de reële kapitaalkost kunnen gebruikt worden bij de analyse van investeringsprojecten maar:
o nominale cashflows moeten geactualiseerd worden aan de nominale kapitaalkost
o reële cashflows moeten geactualiseerd worden aan de reële kapitaalkost

5.2. Inflatie en investeringsanalyse
 Stijgende inflatie zal het vereiste rendement doen toenemen
 Inflatie kan zowel de verwachte cash inflows als cash outflows beïnvloeden.
 Het belastingsvoordeel van afschrijvingen zullen in een siuatie zonder inflatie hoger liggen dan in een situatie met
inflatie.
 Inflatie heeft een negatieve invloed op de NAW van projecten. Het verlies is volledig te wijten aan de daling van het
belastingsvoordeel van afschrijvingen.

6. Kapitaalbeperkingen
 Algemeen gesteld zal een onderneming in dergelijke situatie een set van investeringsprojecten kiezen die de hoogste
netto actuele waarde opleveren en voldoen aan de kapitaalbeperking


Hoofdstuk 4: Waardering van een onderneming: DCF versus
DDM
1. Discounted Cashflow Benadering: DCF
 Kijkt voornamelijk naar de toekomst bij het bepalen van de waarde van een onderneming
 Volgens de DCF methode is de marktwaarde van een onderneming gelijk aan de actuele waarde van alle toekomstige
vrije cashflows:
FCF t
o V t =o=∑ met Vt=0 = Marktwaarde onderneming op t = 0, FCFt = vrije cashflow in jaar t, Wacc =
t ( 1+Wacc )t
kapitaalkost onderneming en t = tijd

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HIRb2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.74
  • (0)
  Add to cart