Volgens leertheorieën leren mensen gedrag aan wanneer aan een bepaalde stimulus een beloning wordt
gekoppeld. We kunnen nieuw gedrag aanleren door zelf een beloning te ervaren als we het gedrag uitvoeren,
maar ook door bij anderen te zien dat hun gedrag beloond wordt:
Klassieke Conditioneringstheorie (Pavlov) = stelt dat gedrag is aangeleerd en ontstaat door de koppeling van
een ongeconditioneerde stimulus aan een geconditioneerde stimulus. Denk daarbij aan de experimenten van
Pavlov waarbij een hond al begint te kwijlen (het aangeleerd gedrag of de geconditioneerde respons) bij het
horen van een bel (geconditioneerde stimulus), enkel omdat die bel meestal gevolgd wordt door het krijgen
van eten. Vergelijkbaar daarmee zijn scholieren die gevoelens van honger en dorst krijgen zodra op school de
pauzebel rinkelt.
Operante Conditioneringstheorie (Skinner) = gedrag kan ontstaan door het belonen van gewenste responsen.
Zo leren zelfs duiven heel snel dat ze eten krijgen (de beloning) als ze met hun snavel op een bepaalde knop
tikken (de gewenste respons). Ook kleine kinderen leren heel snel welke acties ze moeten ondernemen (huilen,
zeuren, maar ook lief zijn) om beloond te worden (met liefde, aandacht of snoep)
Sociaal-Cognitieve Theorie (Bandura) = gedrag ontstaat niet alleen door directe beloningsmechanismen, maar
kan gedrag ook ontstaan door indirecte beloningsmechanismen zoals het waarnemen van gedrag van anderen
dat beloond wordt, en het imiteren van dit (beloond) gedrag.
Voor de drie genoemde theorieën geldt dat aangeleerd gedrag in oorsprong is ontstaan door een reactie op
een stimulus. Soms zijn die reacties tamelijk onbewust (men weet niet dat men op een prikkel reageert) en
niet-intentioneel (zonder expliciete bedoeling om een bepaalde handeling uit te voeren). Zulke reacties
worden ‘automatisch’ genoemd. Soms ook zijn mensen heel erg bewust bezig een adequate reactie te bepalen:
zulke reacties zijn gecontroleerd. Men analyseert de situatie, zet alternatieven en hun consequenties op een rij
en kiest de beste reactie. Er is dus een continuüm dat loopt van geheel automatische naar geheel
gecontroleerde reacties; tussen de extremen bevinden zich allerlei mengvormen.
Automatisch gedrag is vaak een reactie op externe stimuli, mensen komen in een context of situatie en
reageren automatisch op die context, zonder daar bewust over na te denken. Dat sommige reacties
automatisch gebeuren, is essentieel om te overleven. Mensen vallen daarom terug op reacties die het eerst in
hen opkomen (het meest toegankelijk zijn) zonder alternatieven te overwegen. Meestal is dat heel adequaat
(we remmen automatisch bij een rood stoplicht); soms leidt het ook tot problemen (men leert de gewoonte
,niet af om bij het tv-kijken een zak chips te verorberen). Gewoonten zijn eigenlijk niets anders dan automatisch
geactiveerde gedragingen.
Duale Systemen modellen = stellen dat ons gedrag bepaald wordt door zowel impulsieve (impulsief systeem)
alsook reflectieve (beredeneerde) overwegingen (reflectief systeem). Het reflectieve systeem is beredeneerd,
bewust en vooral intentioneel. Het impulsieve systeem is veel meer onbewust, impliciet en affectief, gebaseerd
op eerder aangeleerde associaties.
- Reflectieve Impulsieve Model = maakt onderscheid in twee aparte systemen (impulsief en reflectief)
die met elkaar interacteren en gezamenlijk ons gedrag sturen. Het model gaat ervan uit dat de basis
voor ons gedrag bestaat uit impulsieve reacties, terwijl reflectieve, beredeneerde overwegingen soms
aanvullend zijn, en met name relevant worden als er een conflict ontstaat tussen gevoel (‘ik heb zin in
chips’) en kennis (‘chips zijn ongezond’).
Naast automatisme en gewoonte hebben biopsychologische determinanten invloed op waarom ons gedrag
niet allemaal weloverwogen en beredeneerd plaatsvindt. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld genetisch en
biologisch meer aanleg om overgewicht te krijgen of om verslavingsgedrag te vertonen. Ook aspecten als
iemands geslacht of iemands persoonlijkheid kunnen gezondheidsgedrag beïnvloeden. Zo zullen mensen die
van nature erg impulsief zijn de verleiding van ongezonde gedragingen moeilijker kunnen weerstaan. Ook zijn
er evolutionaire factoren aan te wijzen die ons gedrag mogelijk kunnen beïnvloeden. Zo is het evolutionair
verklaarbaar dat de meeste mensen niet geneigd zijn om veel te bewegen als het niet nodig is, en ruim te eten
als het kan. In de evolutie van de mens is de huidige overvloed aan calorierijk eten en het gebrek aan noodzaak
tot lichamelijk zware inspanningen ongekend; schaarste aan voedsel, en grote inspanningen om voedsel te
bemachtigen was regel. In dergelijke omstandigheden is het vermijden van overbodige inspanning en extra te
eten als het een keer beschikbaar is — om reserves op te bouwen — heel verstandig en gezond. Die
‘natuurlijke’ luiheid en eetlust werken prima als je overleven afhangt van zo efficiënt mogelijke
jachttechnieken, maar is heel onhandig in een moderne maatschappij waarin we door de technische
vooruitgang.
Sommige determinanten van gezondheidsgedrag hebben een zeer directe invloed op gedrag, de invloed van
andere determinanten verloopt meer indirect, via andere variabelen. Om dit onderscheid verder weer te geven
wordt er binnen determinantenonderzoek onderscheid gemaakt tussen proximale, distale en ultieme
determinanten:
- Proximale determinanten = determinanten die heel dicht verbonden zijn aan het onderzochte gedrag.
- Distale determinanten = staan wat verder van het gedrag af en hebben een meer indirecte invloed op
het onderzochte gedrag (vaak veel moeilijker te veranderen dan proximale factoren, denk
bijvoorbeeld aan distale factoren als iemands persoonlijkheid.)
- Ultieme variabelen = staan op nog verdere afstand van het individu, maar kunnen indirect toch via
allerlei tussenliggende processen het gedrag beïnvloeden. (Een voorbeeld is landelijke regelgeving die
, resulteert in hoge accijnzen op sigaretten. Deze factoren staan ver van de persoon af maar kunnen
indirect het rookgedrag wel beïnvloeden; door de hogere prijs wordt de waardering van sigaretten
mogelijk veel negatiever, en dat kan weer leiden tot plannen om te stoppen met roken.)
De centrale gedragsdeterminanten
Determinanten:
Persoonlijk
- Gedragsintentie, motivatie
- Attitude, uitkomstverwachtingen
- Subjectieve norm en ervaren sociale invloed
- Eigen-effectiviteitsverwachting of waargenomen gedragscontrole
- Geanticipeerde spijt en morele verplichting
- Risico-inschatting
- Kennis en bewustzijn
- Persoonlijkheidskenmerken
Omgeving
- Fysieke omgeving
- Sociale omgeving
- Economische omgeving
- Politieke omgeving
Gedragsintentie = de mate waarin iemand van plan is om een bepaald gedrag uit te voeren, (bijvoorbeeld van
plan om gezond te gaan eten). De gedragsintentie is vaak een resultante van verschillende andere proximale en
distale determinanten. (Zo kunnen mensen van plan zijn om te stoppen met roken omdat ze overtuigd zijn van
de nadelen van roken (attitude), omdat de omgeving hen stimuleert om te stoppen (sociale invloed), en omdat
de prijzen van sigaretten enorm gestegen zijn (economische omgeving). Pas wanneer er voldoende
determinanten zijn die positief gerelateerd zijn aan een gedrag, zullen mensen de intentie hebben om dat
gedrag uit te voeren. Een positieve intentie tot het uitvoeren van een gedrag is lang niet altijd een garantie dat
mensen het gedrag ook daadwerkelijk zullen uitvoeren. Er kunnen bijvoorbeeld barrières zijn die de uitvoering
in de weg staan, of mensen vallen al snel weer terug in hun oude gedrag (‘dagelijks een half uur bewegen is
niet vol te houden’).
Motivatie = Hoe sterk is iemand gedreven om het gedrag uit te voeren?
Mensen die sterk gemotiveerd zijn om meer te bewegen zullen dus ook een hoge intentie hebben tot meer
bewegen. Intentie verwijst naar de sterkte (kwantiteit) van de motivatie (bijvoorbeeld ‘ik wil heel graag
stoppen met roken’), terwijl motivatie vooral verwijst naar de aard (kwaliteit) ervan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SachaN. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.