100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting week 2 Forensische Orthopedagogiek (3 boeken) $3.85   Add to cart

Summary

Samenvatting week 2 Forensische Orthopedagogiek (3 boeken)

 4 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Handboek Forensische Orthopedagogiek Hoofdstuk 14 t/m 17, 20 en 22  Boek Uithuisgeplaatste jeugdigen Hoofdstuk 2, interview Carolina, Hoofdstuk 3 en 4  Boek Gevoel is explosief materiaal Hoofdstuk 3

Preview 4 out of 36  pages

  • No
  • Hoofdstuk 14 t/m 17, 20 en 22
  • December 10, 2021
  • 36
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
4.3C FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK
PROBLEEM 2. FORENSISCHE DIAGNOSTIEK MET RISICOTAXATIE INSTRUMENTEN
- HANDBOEK FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK: H14 T/M H17, H20 T/M H22
- BOEK UITHUISGEPLAATSE JEUGDIGEN: H2, INTERVIEW CAROLINA, H3 & H4
- BOEK GEVOEL IS EXPLOSIEF MATERIAAL: H3


HANDBOEK FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK
HOOFDSTUK 14 – WAT IS SPECIFIEK AAN FORENSISCH ORTHOPEDAGOGISCHE DIAGNOSTIEK?
Inleiding
FO diagnostiek veel overeenkomst met diagnostiek reguliere orthopedagogiek:
- Onderzoek naar kinderen/jongeren, hun ouders/opvoeders, het systeem en interacties tussen
deze systemen
- Voor onderzoek eerst dossieranalyse ! wat is er qua hulpverlening verleent, eerder diagnostiek?
- Diagnostiek eerst gericht op ouders/opvoeders en jeugdige (anamneses, tests, observaties,
klinische indrukken)
- Op algeheel beeld conclusies trekken, diagnose stellen en adviezen geven

Het biopsychosociaal model
Biopsychosociaal ontwikkelingsmodel staat centraal bij het interpreteren van onderzoeksresultaten:
hoe de gedragsproblemen/opvoedproblemen ontstaan en in stand worden gehouden.
- Model stelt dat gedragsproblemen altijd multicausaal zijn
- Sterk biologisch bepaalde stoornissen of kenmerken kunnen aanwezig zijn die grote invloed
hebben op gedrag van het kind (LVB, ASS, ADHD, temperament) ! AANGELEGD
- De aangelegde factoren interacteren met: ervaringen (gehechtheid, mishandeling, verwaarlozing,
etc.) zijn van invloed op problematiek (PTSS, problemen in gewetensontwikkeling)
- Beperkte opvoedvaardigheden + negatieve invloeden vanuit omgeving ! versterken problemen.
- Alle risicofactoren samen ! ernstige, internaliserende problematiek, externaliserende
problematiek

Het specifieke van forensisch orthopedagogische diagnostiek
Verschillen met reguliere diagnostiek:
- Gebruik gemaakt van zoveel mogelijk informatiebronnen (verzamelen van correcte info i.p.v.
liegen/ontkenning)
- Dossierinfo soms onvolledig/onbetrouwbaar ! door privacy kan soms info niet door worden
gegeven aan volgende instelling ! onjuiste inschatting van ernst problematiek
- Er wordt gebruik gemaakt van risicotaxatie-instrumenten: inschatting maken wat het risico is op
bijv. mishandeling/delinquentie
o Omstandigheden wijzigen ! continu proces
o Risicotaxatie instrumenten hebben lage validiteit: ten onrechte hoog risico scoren
o Nooit perfecte voorspelling ! allerlei (toevallige) factoren spelen een rol
- Vaak sprake van comorbiditeit: differentiaal diagnostisch onderzoek verrichten is lastig
- Vaak sprake van procesdiagnostiek: inzichten in aard/ernst problematiek kunnen wijzigen
- Ouders/opvoeders en jeugdige zoveel mogelijk betrekken in besluitvorming/hulpaanbod ! meer
kans op slagen hulpverleningstraject




39

,HOOFDSTUK 15 CLASSIFICATIE, SCREENING EN DIAGNOSTIEK VAN EEN LVB




Classificatie van een verstandelijke beperking
De rol van intelligentie
Classificatievraagstuk: wat verstaan we onder een verstandelijke beperking (VB)?
- Classificeren = het indelen van verschijnselen in groepen op grond van overeenkomst in
eigenschappen of kenmerken.
- 4 gradaties van een VB: Licht, Matig, Ernstig, Zeer ernstig.
- Mensen met een VB zijn te onderscheiden van mensen met psychische en lichamelijke ziekten.
- Begin 20e eeuw: intelligentietest ontwikkeld ! onderscheid maken tussen verschillende niveaus
van verstandelijk vermogens.
- Makers van instrumenten: Intelligentietests bepalen de ‘ware’ intelligentie van een persoon !
persoon vergelijken met anderen die dezelfde kenmerken hebben (bv geslacht en leeftijd),
vervolgens worden categorieën van afwijkende personen gemaakt worden (zoals met een LVB).

Carl Gauss
Model met bepaalde eigenschappen (begin 19e
eeuw) ! gebruikt door de makers van
intelligentietests om de theoretische verdeling van
intelligentie te beschrijven:
- Gemiddelde van 100, aan de linker- en
rechterzijde kan bepaald worden hoe groot de
proportie mensen is die normaal of gemiddeld
begaafd is en wie er tot de groepen mensen met
een (zeer) lage intelligentie (VB) of, aan de
andere kant, met een (zeer) hoge intelligentie
(hoogbegaafdheid) behoren.

Wie als wel of niet afwijkend van de norm gezien moet worden, wordt bepaald door een
maatschappelijk-ethische discussie.
- DSM-5: VB als er beperkingen zijn die gedurende de ontwikkelingsperiode en op alle
levensterreinen van een individu zichtbaar worden en waarbij er tekorten ontstaan in zowel het
verstandelijk als het adaptief functioneren.
- In de praktijk: IQ-test en het IQ-cijfer is bepalend geweest de laatste 100 jr.
- Vorige eeuw: grens tussen gemiddelde begaafdheid en VB ligt bij 1 standaarddeviatie onder het
gemiddelde (intelligentiescore 84 of lager).


40

,- 1973: ten minste 2 standaarddeviaties onder het gemiddelde van een valide intelligentietest (IQ
van 69 of lager). ! proportie mensen met VB nam af i.v.m. met het eerdere criterium.

Verschillende problemen met het gebruik van intelligentietests als indicator voor een VB (sec):
1. Je moet rekening houden met het verschil tussen assumpties die onderliggend zijn aan de
intelligentietest en de werkelijke situatie. ! bewering dan 16% van de NL’ers een VB heeft is
onjuist, dit is geen weergave van de werkelijk gemeten intelligentie van alle NL’ers, maar een
aanname gebaseerd op de constructie van intelligentietests. ! uitspraak is gebaseerd op de
verwachting op grond van de constructie van de test.
o Uitspraken over intelligentiescore altijd bepaalde onzekerheid ! betrouwbaarheidsmarges
gehanteerd: het ware IQ ligt met X% zekerheid tussen Y en Z.
o Bruijn et al: anomalie in het uiteinde van de linkerzijde vd normaal verdeling (pathological
bump) ! soort tweede kleine normaalverdeling met een IQ-gemiddelde van 35 met uitlopers
tot 70. ! veroorzaakt door onverwachte pathologische ontwikkeling door syndromen,
letsels, etc.
2. Hoe stevig is het construct van een intelligentietest?
Het IQ van mensen blijkt toe te nemen in de loop van de tijd waardoor normering steeds
aangepast moet worden en er verschil tussen tests is in de hoogte van scores. ! Flynn-effect=
door de jaren heen nemen de prestaties van mensen op intelligentietests toe doordat testnormen
verouderen.
o Zonder nieuwe normering zou dit leiden tot verhoging van gemiddelde gemeten IQ met 3-5
punten per decennium.
o Tests moeten steeds opnieuw geijkt worden, oude IQ-scores zijn uiteindelijk gemakkelijk een
overschatting.
3. Er kunnen forse verschillen zijn tussen scores van twee-test afnames bij kinderen met LVB, met
oog op Test-Hertestbetrouwbaarheid (Ponsioen).
o Niet alle IQ-tests meten dezelfde constructen ! niet onderling vergelijkbaar.
o Grote individuele verschillen als dezelfde persoon met meerdere intelligentietests wordt
onderzocht.
# Voorzichtig hanteren van IQ-cijfers!

Vooral intelligentie van jonge kinderen moeilijk vast te stellen ! doelgericht gedrag (waar test zich op
richt) ontwikkeld zich pas volledig rond 7e levensjaar + resultaat beïnvloed door omstandigheden in en
rondom de testpersoon (vb: negatieve psychische omstandigheden, ongunstige testomstandigheden).

De rol van adaptieve vaardigheden
De ernst van VB wordt bij de DSM-5 niet gedefinieerd o.b.v. hoogte van IQ, maar o.b.v. de
(verminderde) mate van het adaptief functioneren. = hoe de persoon omgaat met anderen en met de
taken en zaken in de voor hem of haar relevante omgeving. ! 3 typen vaardigheden bepalen samen
hoe een individu omgaat met dagelijkse taken t.o.v. wat een gemiddeld persoon op grond van leeftijd,
geslacht en sociaal-culturele kenmerken verwacht mag worden:
1. Conceptuele: vaardigheden op gebied van geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig
redeneren, verwerven van praktische kennis, probleemoplossend vermogen, beoordelen van
nieuwe situaties.
2. Sociale: besef van gedachten, gevoelens en ervaringen van anderen, interpersoonlijke
communicatieve vaardigheden, sociaal oordeelsvermogen, vermogen om vriendschappen te
sluiten en te onderhouden.
3. Praktische: leervermogen en zelfmanagement, zoals zelfverzorging, verantwoordelijkheden van
een baan, geldbeheer, vrijetijdsbesteding, reguleren van gedrag en plannen van taken op school
en/of werk.




41

, Classificatie van een LVB in Nederland
In NL wordt de DSM-5 gehanteerd (IQ, adaptieve vaardigheden, leeftijd waarop ontstaan, problemen
op verschillende levensterreinen).
- Soms ook bij IQ-score tussen de 71 en 85 gesproken van een LVB.
- Moonen (2017): al > 100 jr IQ-onderscore van 50 en een IQ-bovenscore van 85 gehanteerd in NL
bij LVB.
• IQ-score tussen 70 en 85 + beperkte adaptieve vdheden en bijkomende problemen: te
verantwoorden om dit tot LVB te rekenen. ! internationaal herkend.

Mensen met LVB en mensen die functioneren op het niveau van LVB
Moonen (2017): mensen met LVB vormen niet één groep ! niveau van functioneren bepaald door 4
elementen:
1. Intelligentie met een IQ-range van 50-85
2. Adaptieve vaardigheden (variërend van enkelvoudige problemen tot problemen op een groot
aantal vlakken)
3. De variatie in de mate van problemen op verschillende levensterreinen
4. De leeftijd waarop de problemen zijn ontstaan (tussen de 0 en 25 jr).
Hierbij kan ook de mate van behoefte aan ondersteuning variëren. ! Kaal (2015): mensen met LVB en
mensen die functioneren op het niveau van mensen met LVB. ! classificatie kan ook later in het leven
verworven worden of tijdelijk zijn (vaak gerelateerd aan onderwijs).

Moonen (2017): 6 oorzaken van een LVB (kanttekening: ook mengvormen van deze oorzaken):
1. Mensen bij wie op grond van specifieke kenmerken bekend is dat er sprake is van een LVB. !
syndromen die samenhangen met LVB, zoals foetaal alcohol spectrumstoornis. Beperking vroeg
bekend en vanaf jonge leeftijd in de zorg.
2. Mensen die op grond van (bijkomende psychische) ziekte of ongeval zijn gaan behoren tot de
groep mensen (die functioneren op niveau van) met LVB. ! traumatische hersenschade leidt tot
blijvende vermindering van cognitieve en adaptieve vaardigheden.
3. Mensen die als kind in een achterstandspositie zijn opgegroeid. ! bij aanvang schoolcarrière al
een achterstand op gebied van taal, adaptieve vaardigheden en kennis van de Nederlandse
cultuur.
o Goed onderwijs kan dit ongedaan maken, werkt niet bij alle kinderen
o 1/3 van alle kinderen uit gezinnen met een lage SES kan geclassificeerd worden met een (L)VB
! te zien in slechte score op schoolvorderingstests, geen aanwijzingen voor verstandelijke
beperking.
4. Mensen die in hun jeugd veel (3 of meer) vroegkinderlijke traumatische ervaringen (ACEs) hebben
meegemaakt. ! 10 ACEs: echtscheiding, fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, seksuele
mishandeling, emotionele verwaarlozing, fysieke verwaarlozing, getuige zijn van partnergeweld,
opgroeien in gezin met probleemdrinker, alcoholist of drugsgebruiker, gezinslid in detentie en een
psychiatrisch, chronisch depressief of suïcidaal gezinslid.
o ACEs komen vaak voor, ook in onderlinge combinatie.
o Dosis-responsrelatie = de negatieve langetermijneffecten nemen toe bij de accumulatie van
het aantal ACEs, vooral bij gebrek aan een goede hechtingsrelatie met minstens 1
hechtingsfiguur.
o Substantiële negatieve (vaak comorbide) effecten op gebied van gezondheid, sociale en
gedragsaspecten.
o Ouders met veel ACEs: verhoogde kans op blootstellen van kinderen aan ACEs.
o ACEs hebben invloed op structuur en werking hersenen ! cognitieve ontwikkeling en
stresshouding ! leidt tot afwijkend en overlastgevend gedrag ! invloed op onderwijs- en
arbeidscarrière.
o Individueel bepaald of bij deze mensen sprake is van blijvend functioneren op niveau van LVB.



42

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BIMY. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79271 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.85  1x  sold
  • (0)
  Add to cart