Rechtspsychologie samenvatting literatuur
Routes van het Recht
Week 1 Introductie: wat is rechtspsychologie?
Hoofdstuk 1: Over de rechtspsychologie
Rechtspsychologen hebben twee taken: de studie van het recht als
gedragstechnologie, en de studie van gedrag dat onder invloed van recht staat of
zou moeten staan.
Het belangrijkste verschil tussen forensische psychologie en rechtspsychologie is
dat rechtspsychologie voorkomt uit de psychologische functieleer (zoals
waarnemen, herinneren en beslissen) en de forensische psychologie voortkomt
uit de klinische psychologie (afwijkend gedrag). Forensische psychologie is niet
empirisch maar rechtspsychologie wel.
William Stern is de grondlegger van de rechtspsychologie. Hij kwam namelijk
met het onderzoeksprogramma Aussagepsychologie: het herinneringsvermogen
in relatie tot getuigenverklaringen.
In 1909 begon Simon van der Aa in Nederland ermee. Hij deed een experiment:
hij liet iemand de collegezaal binnenkomen om ruzie te maken en toonde aan
hoeveel variëteit er vervolgens was in getuigenverklaringen. Later kwam naar
voren dat in veel zaken gebruik wordt gemaakt van een tunnelvisie.
Rechtspsychologie heeft een enigszins activistisch karakter: om fouten aan de
kaak te stellen.
Hoofdstuk 2: klassieke experimenten in de rechtspsychologie
Rechtpsychologie is een vorm van psychologie, toegepast op gedrag en
functioneren van alle rechtssubjecten en op professionals die werkzaam zijn in de
strafrechtsketen. Er wordt veel gebruik gemaakt van experimenten (klassiek
experimenteel ontwerp). Elk verschil tussen beide groepen bij de nameting, dat
nog niet zichtbaar was tijdens de voormeting, kan dan worden toegeschreven
aan de manipulatie. Interne validiteit vaak hoog maar externe vaak laag omdat
ze moeilijk generaliseerbaar zijn (onderzoek in laboratorium niet hetzelfde als het
echte leven).
8 belangrijke rechtspsychologie experimenten
1. Suggestie en de invloed van post-hoc informatie: het experiment Loftus
met botsende auto’s.
In totaal waren er 3 experimenten. In de eerste twee werden korte filmpjes
over botsende auto’s getoond aan studenten. Aan de eerste groep
studenten werd gevraagd hoe hard de auto’s reden toen ze in contact met
elkaar kwamen, en bij de tweede groep werd dat vervangen door ‘tegen
elkaar knalden’. Vervolgens moesten ze de snelheid inschatten en bij de
tweede groep was dit veel hoger. Bij het derde experiment werd er
gevraagd naar of er gebroken glas is gezien en dit was vaker het geval bij
de tweede groep. De experimenten lieten zien dat het geheugen van
getuigen kan veranderen door achteraf, na de gebeurtenis die zij zich
herinneren, misleidende informatie te geven. Het bleek dat het lukt om
getuigen met suggestie zich dingen te laten herinneren die er niet waren.
2. Veranderingsblindheid: de deurstudie.
Iemand vraagt de weg aan een voorbijganger, vervolgens stoten twee
mannen met een deur tegen de voorbijganger aan en wisselen ze snel om.
, Meer dan de helft had de verandering niet door (change blindness). Dit
werd in een andere setting nog eens herhaald en weer merkte meer dan
de helft het niet op. Change blindness kan ook optreden bij ooggetuigen
van een delict en komt vooral voor als mensen informatie op
oppervlakkige wijze encoderen.
3. Valse bekentenissen: het ALT-toets-experiment van Kassin en Kiechel.
Proefpersonen moesten in koppels een reactietijdentest uitvoeren, waarbij
1 van de twee een medewerker van het onderzoek was. Er werd gezegd
dat de alt-toets niet aangeraakt moest worden want dan zou het systeem
crashen. Het systeem liep vast en een onderzoeksleider zou de
proefpersonen de schuld geven van het drukken op de toets. Als er dan
aan de medewerker werd gevraagd wat er was gebeurd, gaf hij vals bewijs
en zei hij dat er inderdaad op de toets gedrukt is. 69% tekende uiteindelijk
een verklaring dat ze de toets hadden aangeraakt en konden ze zelf
details vertellen. Het alt-experiment benadrukt het feit dat het doel tijdens
een verhoor niet een bekentenis moet zijn, maar het achterhalen van de
waarheid. Wel kritiek op de generaliseerbaarheid.
4. Commissies in het geheugen: crashing memories en het probleem van
source monitoring.
Na de Bijlmerramp werd er aan mensen gevraagd of ze opnames hadden
gezien, terwijl die er helemaal niet waren. 55% zei dat ze dat inderdaad
hadden gezien en bij meer gedetailleerdere vragen zelfs 68% en vulden ze
het zelfs aan met details. Dat betekent niet alleen dat mensen op basis
van ideeën en kennis over iets denken iets gezien te hebben, ze denken
ook nog dat dat inferentieproces een externe bron van kennis is (source
monitoring error).
5. Simpele pseudo-herinneringen: het Deese-Roedige-McDermott-Paradigma
(ookwel Dream Paradigma).
Je laat proefpersonen een lijst met woorden lezen welke sterk geassocieerd
zijn met 1 woord, de critical lure (het lokwoord). Als je mensen vraagt naar
welke woorden van de lijst ze zich nog kunnen herinneren, benoemen ze
vaak het lokwoord welke helemaal niet op de lijst stond. Ook als ze een
hele lijst met woorden krijgen en gevraagd worden welk woord nieuw is en
welke oud, benoemen ze het lokwoord vaak als oud. Dit kan op twee
manieren worden verklaard:
De Activation/Monitoring theorie: door de sterke associatie van de
woordenlijsten is ook het lokwoord geactiverd. Ook is er een source
monitoring error: men denkt dat het lokwoord uit externe bron komt
De tweede verklaring is de fuzzy trace theorie: van ervaringen blijven twee
geheugensporen achter. Een verbatim-herinnering: het letterlijke spoor
van alle kenmerken van de ervaring met details, en een gist: meer
algemeen spoor. Het accepteren van het lokwoord komt doordat
lokwoorden overeenkomen met de gist van de woordenlijst, het letterlijke
geheugenspoor is verdwenen.
6. Compliance: het experiment van Asch naar groepsconformiteit bij het
schatten van lijnlengtes.
Compliance is de neiging om met de groep mee te gaan, ook al is het
duidelijk dat hun standpunt onjuist is. 1/3 deed dit in het experiment, er is
sprake van individuele geneigdheid tot compliance. Meegaandheid wordt
in verband gebracht met neiging tot afleggen van valse bekentenissen.
Groepsconformiteit kan ook tunnelvisie versterken. In Nederland zien we
bijvoorbeeld dat in de raadskamer de jongste en minst ervaren rechter als
eerst het woord krijgt bij de gedachtewisseling.
7. Gehoorzaamheid: het Milgam experiment met elektrische schokken.
, Leraar geeft een leerling steeds sterkere schokken als de leerling een fout
maakt. Na 4 aansporingen mochten ze stoppen met schokken geven maar
65% ging door. Dit wordt verklaard door conformisme, maar ook door het
feit dat iemand doet wat de autoriteit zegt en daardoor zich niet meer
verantwoordelijk voor zijn eigen acties voelt.
8. Effect van dossierkennis vooraf op het bewijsoordeel van rechters: het
onderzoek van Schünemann.
Belief perseverance: als je een eigen mening hebt gevormd, ben je
geneigd deze vast te houden zelfs als informatie je bereikt die de
grondslag van je mening wegslaat. Schünemann liet rechters
gemanipuleerde informatie over de zaak van tevoren lezen en dit zorgde
dan ook voor een ander oordeel. Dit impliceert dat veel rechters al vroeg in
de zaak een oordeel vormen en zich daarin vastbijten.
Hoofdstuk 3: de rechtpsyschologie en het strafrecht
De focus ligt vooral op strafrecht omdat daar beslissingen worden genomen die
diep ingrijpen op een mensenleven, en het doel is waarheidsvinding dus dan
moet de procedure daar wel toe strekken. Rechtspsychologisch onderzoek richt
zich zowel op het materiële (straffen die op strafbaarstellingen staan) als op het
formele (procedures van onderzoek). Juristen zijn niet altijd blij met
rechtspsychologen. Een ferm punt van kritiek is bijvoorbeeld dat in
herzieningszaken het dezelfde rechters zijn die zich erover buigen, als een slager
die zijn eigen vlees keurt. Aan de kloof tussen juristen en rechtspsychologen
liggen meer fundamentele problemen ten grondslag
- Juristen zijn normatief, rechtspsychologie is meer descriptief. Ze werken
niet vanuit het recht maar vanuit de empirie.
- Een probleem is dat niet altijd duidelijk is hoe juridische begrippen zich
verhouden tot begrippen uit andere disciplines. Daarbij komt dat bepaalde
begrippen in het recht niet nader zijn geconceptualiseerd.
- Juristen maken onderscheid tussen de formele en de volle materiële
waarheid. De verschillen tussen de formele waarheid en ‘het werkelijk
gebeurde’ bemoeilijken soms de communicatie met andere disciplines.
Het recht heeft beperkingen, denk aan bewijs dat onrechtmatig verkregen is dus
niet gebruikt mag worden. Bij rechtspsychologie is externe validiteit een
probleem. Rechtspsychologen uiten zich over het gemiddelde terwijl juristen zich
uiten over een individuele zaak. Ook is er in Nederland geen instantie die zegt ‘zo
gaan we het doen’ en het oppakt.
Hoofdstuk 11: psychologische invloeden op forensisch-technisch onderzoek
De Forensische Opsporing van de politie wordt ingeschakeld voor onderzoek op
een plaats delict. Om een misdrijf te reconstrueren moeten forensische
rechercheurs eerst opzoek naar sporen. Tijdens het onderzoek moet de
rechercheur voortdurend toetsen of de ideeën over wat er gebeurd is nog bij de
sporen past, maar hier is geen duidelijke handleiding voor.
Contextinformatie kan zorgen voor verwachtingseffecten, die invloed
hebben op de perceptie en besluitvorming in allerlei verschillende situaties.
Mensen hebben de neiging gebeurtenissen zo te interpreteren dat het past bij de
verwachtingen die ze hebben. Hoe meer ambigu het spoor, hoe meer ruimte voor
verwachtingseffecten. Als DNA-profielen niet duidelijk zijn, bijvoorbeeld omdat
het materiaal beschadigd is, bestaat er de kans op Texas Sharpshooter Fallacy:
de neiging om achteraf beoordelingscriteria vast te stellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller victoriapeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.61. You're not tied to anything after your purchase.