Hoofdstuk 1: Wat is economie? Object, doel en methode van de economische wetenschap
2.2 Het fundamenteel economisch probleem:
veelvuldige behoeften versus schaarse middelen
Behoefte→ verwijst naar een tekort en verlangen om dit tekort aan te vullen
Vrije goederen→ niet schaarse middelen (bv. lucht)
Opportuniteitskost→ de werkelijke kosten van een gemaakte keuze zijn niet anders dan de waarde
van het beste alternatief dat men opgeeft door deze keuze te maken
Economie is de sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen
Drie beheers problemen: 1) Volledige aanwending v.d. schaarse middelen (stabilisatieprobleem)
2) Allocatie (toewijzing) v.d. schaarse middelen (allocatieprobleem)
3) Distributie (verdeling) v.d. economische goederen tussen economische
subjecten (verdelingsprobleem)
2.5 Micro- economie:
Micro-economie bestudeert gedrag van economische agenten (consumenten, producenten)
▪ individueel
▪ onderling
▪ allocatie- en distributieproblemen
2.5 Macro- economie
Macro-economie bestudeert invloed van allocatieprobleem van arbeid en kapitaal op de werking van
een economie
▪ stabiliteitsproblemen (volledige werkgelegenheid, prijsstabiliteit, externe evenwicht en
evenwichtige groei)
Kapitaalgoederen zijn indirect → komen niet direct in aanmerking voor consumptie om op die wijze
aan menselijke behoefte te doen, ze worden enkel aangewend om andere economische goederen te
produceren. Daarom spreekt men van afgeleide productiefactoren
Duurzame consumptiegoederen→ goederen die een lange tijdspanne een behoefte kunnen voorzien
Investeren→ verhogen van de hoeveelheid reële kapitaalsgoederen, dus een uitstel van consumptie
3.3 De productiefunctie
Productiefunctie: X= f (L, N, K)
→geeft de relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (input) en de hoeveelheid economische
goederen (output)
Productiviteit→ output/input
Deel (a)→ stijgend concaaf verloop, afnemend marginaal product of afnemende fysieke
meeropbrengst
Deel (b)→ lineair productiefunctie, constante productiviteit
2
,4. De productiemogelijkhedencurve van een land
Punt f= 5 eenheden kleding, 0 eenheden graan
Volle lijn= productiemogelijkhedencurve
Punt u= onder productiemogelijkhedencurve, economisch inefficiënt
Punt z= onhaalbaar zonder technologische ontwikkeling
Technologische ontwikkeling waardoor curve verplaatst ->kijk stippenlijn
De productiecurve is de verzameling van de efficiënte productiemogelijkheden, illustreert de
begrippen
▪ schaarste
▪ opportuniteitskost
▪ Keuzeprobleem (want niets is optimaal)
▪ omvat twee beheers problemen (zie Scitovsky):
▪ volledige aanwending
▪ allocatie van de middelen
De prijs voor kleding uitgedrukt in graan stijgt wanneer je meer kleding wenst…
of ook…
elke eenheid kleding minder brengt minder en minder extra graan op…
,Als we eenheid kleding met 1 verhogen van 0->1, kost het 1 eenheid graan
Als we eenheid kleding met 1 verhogen van 1->2, kost het 2 eenheden graan
Heel belangrijk!
5. Het verruimen van de productiemogelijkheden van een land
a) Arbeidsverdeling→ specialisatie in het productieproces
Gevolg: arbeidsproductiviteit is toegenomen
b) Vooruitgang in de technologische kennis→ verhoogt de arbeidsproductiviteit en bijgevolg de
productiemogelijkheden
c) Wijzigingen in de economische ordening→ Verhoging productiemogelijkheden
A, B en C zorgen ervoor dat de productiemogelijkhedencurve naar rechts verschuift
X= f (L, N, K, T)
T= Technologie
Technologische vooruitgang verschuift grafisch de productiefuncties naar boven en het verruimt de
productiemogelijkheden
Stippenlijn is de verruimde productiemogelijkheden
6. Skip
7. Methodologische aspecten van economische analyse
7.1 Hypothesen
Homo economicus –-> optimaliserend gedrag en prikkels
a) Eerste basishypothese: mensen reageren op prikkels, ze passen hun gedrag aan
(aanpassingen in prijzen, verandering van reglementen, sociale druk …)
b) Tweede basishypothese: het geobserveerd gedrag van mensen, bedrijven en organisaties
verklaren en voorspellen door ervan uit te gaan dat dit gedrag het gevolg is van
optimaliserend gedrag. Kan niet formeel bewezen worden, wel empirisch nagaan of de
voorspellingen stroken met de realiteit
c) Derde basishypothese: ceteris paribus-assumptie (als het overige gelijk blijft; onder gelijke
omstandigheden)
4
, 7.2 Het belang van ‘marginaal’ denken
Marginaal verwijst naar de invloed van een kleine verandering in een bepaalde variabele op een
andere
Als de marginale kosten (nadelen) groter zijn dan de marginale opbrengsten (voordelen), kiest de
rationele beslissingsnemer ervoor de aanpassing in het actieplan niet door te voeren. Als de
marginale opbrengsten groter zijn dan de marginale kosten, gaat men het actieplan wel uitvoeren
7.3 Positieve en normatieve economische analyse
Positieve analyse: implicaties van de maatregel kennen
Normatieve analyse: Waardeoordelen over wat menselijk is en wat niet gewenst is, gegeven de
maatschappelijke preferenties omtrent de efficiëntie, verdeling enz. (voorbeeld p.41)
7.4 Statische versus dynamische analyse
Statische analyse: bestudeert economische verschijnselen (endogene variabelen) met als
uitgangspunt data de relevante verklarende factoren (exogene variabelen) onmiddellijk op het
fenomeen inwerken en zelf gedurende de analyse ongewijzigd blijven. Als er een verandering in de
exogene variabelen wordt aangebracht, wordt er een nieuwe evenwichtstoestand afgeleid en
vergeleken met de vorige toestand (comparatieve statica) (foto)
Dynamische analyse: onderzoekt het tijdspad en het aanpassingsproces bij de overgang van het ene
economische situatie naar de andere. (film)
Conclusie: Het verschil is vergelijkbaar met het verschil tussen een foto en een film
7.5 Deductieve en inductieve methode
Deductie: er wordt uitgegaan van bepaalde axioma’s waaruit nieuwe besluiten worden afgeleid. Men
kan nagaan of die conclusies realistisch zijn
Inductie: er wordt uitgegaan van feitelijke observaties
7.6 Econometrie, speltheorie en experimentele economie
Econometrie: combineert elementen uit de economische theorie, de wiskunde en de statistiek en is
erg geschikt om economische theorieën empirisch te verifiëren.
Speltheorie: strategisch gedrag van economische agenten te analyseren.
7.7 Formeel en materieel object van de economie als wetenschap
Economische analyse: economische agenten houden rekening met beperkingen zoals inkomen, tijd,
cognitieve vermogens, technologische en maatschappelijke mogelijkheden van de omgeving om
‘hun’ welvaart te maximaliseren. Geen vooropstelling van eigenbelang of winstmaximalisatie als
maat voor de welvaart van de economische agenten.
8. Skip
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romanbertels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.10. You're not tied to anything after your purchase.