Dierkunde
1. Inleiding
2. Verscheidenheid en eenheid in de biosfeer
2.1. Verscheidenheid en de nood aan classificatie
Wat is biosfeer?
De aarde een de atmosfeer met alle levende wezens erin
Wat is een classificatiesysteem?
De rangschikking van levende wezens volgens hun verwantschapsgraad.
Welke domeinen en systemen zijn er?
Archaea
- archaeabacteria of de oerbacteriën ( prokaryoot en eencellig zonder
celkern )
Bacteria
- eubacteria of bacteriën ( prokaryoot en eencellig zonder celkern)
Eukarya
- protista of protozoa en protophyta ( eukaryoot en eencellig met celkern )
- planae of planten ( eukaryoot, meercellig, met celdifferentiatie )
- animalia of dieren ( idem als planten )
- fungi of schimmels en gisten ( eukaryoot, meercellig, geen
celdifferentiatie )
Wat is differentiatie?
Ontstaan van verscheidenheid van functie ( fysiolgie ) en vorm ( morfologie )
Wat is het verschil tussen autotrofie en heterotrofie?
Autotrofie
- organisme bevat bladgroen of chlorofyl
- kan bouwstenen zelf aanmaken door fotosynthese
- alleen bij de planten
Heterotrofie
- organisme bevat geen
bladgroen
- haalt bouwstenen uit
complexe organische
verbindingen in de
omgeving
- vertering is noodzakelijk
- bij animalia en fungi
1
, 2
Teken de opbouw van het zesrijkensysteem schematisch uit en voeg een
paar kenmerken toe.
2.2. Omstreden plaats van virussen
Kenmerken van een virus
Virussen leven niet
Missen het vermogen tot vermenigvuldigen en metaboliseren
Om te vermenigvuldigen zijn ze echter obligaat parasiet
hebben vermenigvuldigingsmechanisme van een gastheer nodig om zich
te vermenigvuldigen
Beschikken over DNA ofwel RNA
3. De dierlijke cel
3.1. De dierlijke cel is een eukaryotische cel
Verschil prokaryoten en eukaryoten?
Prokaryoten hebben geen celkern en kernmembraan waardoor kernmateriaal
verdeeld ligt over het celcytoplasma
3.2. Dierlijke- en plantencellen: gelijkenis en verschillen
In wat verschillen dierlijke en plantencellen?
- dierlijk:
Voeding:
- heterotroof: voedingsstoffen worden opgenomen uit omgeving maar
moeten nog verteerd worden
- bevat geen chlorofyl
- vertering
Bouw:
- heeft geen celwand
- meer lysosomen
- enkel kleine vacuolen
- centriolen aanwezig
2
, 3
- plantencel:
Voeding:
- autotroof: kan zijn voedingsstoffen zelf aanmaken via fotosynthese
- bevat chlorofyl in chloroplasten
Bouw:
- heeft een celwand
- minder lysosomen
- aanwezigheid van grote vacuolen
- centriolen afwezig
3.3. De bouw van de dierlijke cel
Teken de opbouw van cel schematisch uit
3.4. Het plasmamembraan
1. Bouw en de functie van het plasmamembraan
Uit wat is het plasmamembraan opgebouwd?
Lipiden: een dubbellaag van fosfolipiden en cholesterol
- fosfolipide: opgebouwd uit hydrofiele (waterminnend) kop en 2
hydrofobe ( waterafstotend ) staarten. Staarten zijn naar elkaar toe
gericht. Koppen vomen buitenzijde van membraan
Eiwitten
- perifere eiwitten: kunnen aan binnen of buitenzijde op ene min of meer
losse manier gebonden zijn.
- integrale of structurele eiwitten: eiwitten die meestal dwars door het
membraan heen zitten
Koolhydraten
- vooral aan buitenkant van plasmamembraan
- eventueel gebonden aan lipiden of eiwitten
- noemt de glycocallyx of cell coat
3
, 4
Wat is de functie van het plasmamembraan?
- fosfolipidenlaag: de continuïteit en de stabiliteit van het membraan en zorgt
voor een soort omheining.
Herstelvermogen en fuseren van verschillende membraansystemen wordt
hiermee bedoeld
- eiwitten: specifieke eigenschappen van het membraan
Transporteiwitten
Receptoren
Antigenen
- koolhydraten: belangrijke rol bij celcommunicatie
- plasmamembraan zelf zorgt voor transport en in samenwerking met het
cytoskelet voor de vorm en beweging van de cel
2. Transport doorheen het plasmamembraan
Welke 3 soorten transport bestaan er?
1. Passief transport
- vergt geen energie
- richting transport wordt bepaald door conentratiegradiënt
- moleculen kunnen diffunderen door de semipermeabele fosfolipidelaag
of gekanaliseerd worden via de integrale eiwitten in de
fosfolipidedubbellaag. Dit heet gefaciliteerde diffusie.
Voor kleine moleculen:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daimendemeester54. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.