Hoofdstuk 3: Sociaal – agogisch
handelen in de context van de
actieve welvaartstaat
SW in deze cursus gaat niet enkel over wat een SW’er doet in zijn beroep maar
over de verbinding van wat we doen met politiek & beleid. Politiek daarmee
bedoelen we de invulling van “vrijheid, gelijkheid, solidariteit” door de burger. De
uitvoeringskant van deze invulling is dan het beleid.
Kritieken op de verzorgingsstaat
Kritiek op het kapitalistisch systeem
Het kapitalisme heeft de VZST nodig maar de VZST mag niet de overhand
nemen. Men stelt zich de vraag of onze VZST nog wel zo sociaal is of dat
het eerder dient om de scherpe kantjes weg te vijlen zonder het systeem
en structurele sociale ongelijkheid zelf in vraag te stellen:
o Uitputting natuurlijke bronnen
o Uitputting arbeid
Nieuwe sociaal – politieke modellen nodig:
correctie marktafhankelijkheid duurzame ontwikkeling
Kritiek op te grote greep overheid op maatschappelijk leven
Pleidooi voor sterkere civiele samenhang of middenveld:
o Ontzuiling
o Beschermingsmechanisme tov markt en overheid
o Socialiserend mechanisme: participatie
MAAR! Dit wil niet zeggen dat de overheid zich onbeperkt moet moeien ze
moeten enkel garant staan (voor bovenstaande)
Solidariteit en sociale verbondenheid als basisvoorwaarde voor
verzorgingsstaat
Kritiek op overbevraging overheid
Betaalbaarheid v d VZST
Vermarkting v d zorg
Ontwikkeling naar een risicomaatschappij (thema van dit hoofdstuk)
Toenemende individualisering v d samenleving
ook Dalrymple stelde zich al de vraag in hoeverre onze VZST nog
betaalbaar is
,De ondermijning van de verzorgingsstaat
Crisis v d verzorgingsstaat
Jaren 1950: inflatie
Jaren 1960: bureaucratie & onvoldoende gelijkheid
Jaren 1970-80: stijgende werkloosheid
Door endogene oorzaken = negatieve gevolgen die door de VZST zelf
veroorzaakt werden, dus van binnenuit
Actuele crisis: exogene oorzaken die de pijlers v d verzorgingsstaat
ondermijnen
Door exogene oorzaken= oorzaken van buitenaf zoals een
verandering in het gezinsleven en op de arbeidsmarkt.
Pijlers van de verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat heeft vorm gekregen na WO2
Hoofddoelstelling sociale zekerheid: opvangen v negatieve financiële
gevolgen v e aantal sociale risico’s:
o Inkomensaanvullende uitkeringen
o jaren 60: Uitbreiding naar stelsel zelfstandigen
o Eind jaren 60: Minimuminkomen voor bejaarden en gehandicapten
o 1974: Installatie bestaansminimum (sluitstuk SZH)
Uitbouw van verzorgingsstaat was op 4 pijlers gebaseerd:
1. Veronderstelling v mogelijkheid tot volledige tewerkstelling
(contracten van onbepaalde duur)
2. Traditioneel gezinsmodel (man werkt, vrouw staat in voor het
huishouden en de opvoeding van de kinderen)
3. Nationale staat – nationale solidariteit (de VZST werd gebruikt om
de nationale solidariteit aan te wakkeren)
4. Toevallige spreiding v sociale risico’s (doordat iedereen een
gelijke kans had om getroffen te worden werd de sociale zekerheid
als rechtvaardig beschouwd)
In de jaren ’50 vond er een sociologische verandering plaats die leidde tot een
aantal nieuwe politieke beslissingen. Het probleem is dat de huidige
maatschappelijke context er ondertussen weer radicaal anders uitziet, waardoor
die beslissingen weer niet langer passen. Dit heeft geleid tot een ondermijning
van de 4 pijlers (bovenstaande)
,De sociale veranderingen waar we over spreken:
1. Veranderende arbeidsmarkt en economie
VAN FORDISME (jaren ’50)
= Massaproductie
Opdeling van arbeid die leidde tot meer specialisatie. Taylorisme
Bandwerk Fordisme
Grotere efficiëntie van het productieproces aangezien iedereen 1
specifieke taak had waarin hij of zij gespecialiseerd was.
Massaconsumptie (waarbij men standaardproducten massaal, efficiënt en
goedkoop kon vervaardigen) leidde tot grotere winst
Massaproductie werkt alleen als daar massaconsumptie tegenover staat:
Goedkopere producten, men maakte de arbeidersklasse tot consumenten
waardoor de lonen moesten stijgen. Dit was echter niet voldoende en de
overheid moest gaan tussenkomen in het sociaal- economische leven om
de grote vraag naar consumptiegoederen in stand te houden.
VZST was er toen om de koopkracht van de arbeiders te beschermen
Golden sixties als hoogtepunt
Men hoefde niet hoogopgeleid te zijn, de werkzekerheid was gegarandeerd
NAAR POSTFORDISME
= Kennis en diensteneconomie
Men maakte de overschakeling omdat er Grenzen kwamen aan het
Fordisme:
o Op sociaal vlak: de arbeiders verzetten zich tegen de
arbeidsomstandigheden op de werkplek (=sociale grens)
o Op economisch vlak, de markt: de toegenomen concurrentie (van
lageloonlanden) zorgt ervoor dat de massaproductieplaats moest
maken voor continue productinnovatie om aan de wensen te voldoen (=
marktgrens) Er is dus een overgang naar een kenniseconomie om zo
concurrentieel te blijven.
o Op vlak van efficiëntie: er moesten steeds grotere voorraden, steeds
betere tijdsindelingen van assemblagelijn,… (=efficiëntiegrenzen)
o Globaliserende economie (delokalisatie v bedrijven) = Sociale
verschijnselen op de ene plaats in de wereld hebben consequenties
voor andere plaatsen van de wereld.
+ kwaliteit van goederen wordt steeds belangrijker.
zorgt voor bloei van financiële markten, ontstaan van transnationale
ondernemingen met slechts één logica, winstmaximalisatie,
toegenomen internationale handelsstromen en technologische
vooruitgang.
Postfordisme probeert om met de beperkingen van het
Groeiende “tertiare en quartiare sector
Technologische ontwikkeling polyvalente (= geschikt voor
verschillende doeleinden) en flexibele werknemers met brede
, kwalificaties
heeft een impact op de arbeidsmarkt. Men heeft hoog opgeleide mensen
nodig, het gevolg is dat sommige mensen (ouderen) niet langer
tewerkgesteld kunnen worden.
La précarisation du travail (Castel, 1995)
toegenomen werkloosheid is slechts de uiting van een dieperliggende
verschuiving die wordt veroorzaakt door de industriële herstructurering.
o Déstabilisation des stables = verschuiving naar onzekere
arbeidscontracten met veranderlijke duur, veranderlijke arbeidsuren om
de flexibiliteit te verhogen.
arbeid is geen garantie meer maar kwetsbaar geworden, onstabiel.
o Installation dans la précarité = Sommige werklozen wisselen korte
perioden van tewerkstelling af met korte perioden van werkloosheid,
anderen zijn langdurig werkloos wat leidt tot een grote onzekerheid.
o Ontstaan structurele werkloosheid = doordat mensen vroeger geen
scholing nodig hadden aangezien er een werkgarantie was zit men met
heel wat laaggeschoolden of mensen die helemaal niet geschoold zijn.
Nu heeft men vooral mensen nodig die hooggeschoold zijn waardoor de
nadelige positie van laaggeschoolden versterkt werd.
2. Veranderende gezinsopvattingen
Rollenpatroon traditioneel burgergezin verandert
Introductie vrouw op arbeidsmarkt
o Emancipatiebeweging jaren 60 (de vrouw gaat op zoek naar de eigen
behoeftebevrediging, ze willen vrijheid en gelijkheid)
grotendeels beïnvloed door:
1. de democratisering van het onderwijs
2. verdere uitbouw verzorgingsstaat
3. langer levensverwachting van de vrouw
individualisering van de vrouw
o Economische noodzaak voor modaal gezin (met had 2 inkomens nodig
om een behoorlijke levensstandaard te bereiken.)
Gevolgen:
o Bepaalde zorgfuncties worden niet meer opgenomen binnen het gezin,
vrouw deed dit anders maar die gaat nu werken waardoor de overheid
deze zorg nu moet overnemen. Dit zorgt voor een grote druk op de
overheid.
o Grotere concurrentie op de arbeidsmarkt, doordat de vrouw nu ook
werkt zijn er veel meer arbeidskrachten waardoor de bazen meer
marge hebben, ze kunnen de goedkoopste aannemen, mensen tijdelijk
in dienst nemen
o Afvlakking v d lonen, er was een grote ongelijkheid tussen de lonen van
mannen en vrouwen, de WG wou liever mannen. De vakbonden wou
hier iets aan doen dus doen ze een afvlakking van de lonen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller catwomen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.