Moleculaire biologie van de cel; Deel 2
HC1 vesiculair transport
Uitwisselen van moleculen tussen
verschillende organellen met behulp van
vesicles → klein blaasje dat wordt gemaakt
door het ene compartiment, wordt
getransporteerd door het cytosol, en fuseert
met een ander compartiment.
Compartimenten hebben hun eigen functie in de cel, en de biochemische reacties zijn daarom ook
verschillend. Een vesicle zorgt voor transport van moleculen zonder dat de identiteit van dat
compartiment wordt veranderd.
Een eukaryote cel is vaak groter dan een bacteriële cel doordat eukaryoten cellen veel meer
membranen bevatten. Op deze membranen vindt een groot deel van de reacties plaats, waardoor dit
grote volume goed wordt benut.
Een hypothese is dat de meeste membraanstructuren zijn ontstaan door invaginaties van de
plasmamembraan. Soorten membraan structuren:
• Endosomen
• Golgi
• ER
→ Nuclear envelope
Tussen deze compartimenten vinden 3 soorten transport plaats:
• Exocytose (rood)
→ vesicles worden gevormd vanaf het ER, gaan door het golgi heen, en bewegen richting het
plasmamembraan
• Endocytose (groen)
→ Opnemen van extracellulaire stoffen of vloeistoffen vanaf de plasmamembraan
• Retrieval (blauw)
→ Het in balans houden van de membranen. Als er meer blaasjes van het ER en golgi worden
gemaakt, dan dat er terugkomen in de cel, dan raken deze op. Dus vesicles worden
teruggestuurd om de membranen aan te vullen.
,Maken van vesicles
Om de membraan zit een coat van eiwitten. Dit heeft twee functies:
• Selecteren de inhoud (cargo molecules)
• Buigen de membraan
o Zonder energie blijven membranen plat
Drie soorten coats:
• COPII
o Aan de ER vesicles
• COPI
o Aan golgi en ER veiscles
• Clathrine
o Transport vanaf de plasmamembraan
o Tussen golgi en endosomen
o Transport naar lysosomen
Clathrine coat
→ Op endosomen, dus plasmamembraan
→ Bestaat uit twee lagen:
• Adaptor eiwitten (binnenste laag)
o Binden direct aan cargo receptoren. Deze binden dan weer aan de moleculen die het
wil opnemen
• Clathrine eiwitten (buitenste laag)
o Zorgt dat de membraan wordt gebogen
,De vesicles moeten op specifieke plekken gevormd worden. Hoe zorg je dan voor de assemblage op
de juiste locatie?
→ Fosfatidyl inositol in de membraan vormt dockings sites
Fosfatidyl inositol is een membraanlipide waarbij de kopgroep een suiker is:
inositol. Hier kunnen op meerdere plekken fosfaten aan gekoppeld worden
door specifieke kinanes.
Specifieke eiwitten kunnen dit vervolgens herkennen en binden.
Dus als je op een bepaalde plek een vesicle wilt vormen:
• Stuur een specifieke fosfatidyl inositol kinase naar de membraan
• Een van de PIP’s wordt gevormd
• Een membraan domein is nu gemarkeerd voor eiwitten
o Elke PIP is verantwoordelijk voor een eigen domein
Dit is de eerste stap. De tweede stap is om de juiste cargo
receptoren op het gemarkeerde membraan domein te krijgen.
• Clathrin adaptor AP2 detecteert PI(4,5)P2 én
cargoreceptoren
• Door binding aan PIP2 wordt AP2 geactiveerd en gaat
het cargo-bindende domein iets open
• Nu kan het cargoreceptoren binden en gaat het
helemaal open
o Deze moeten meestal al wel aan een ligand
gebonden zijn
• AP2 kan nu clathrine binden
→ AP2 is een co-incidense receptor
, Coat recruitment heeft meestal monomeren G-eiwitten nodig.
In dit plaatje:
• Het Sar1 G-eiwit is inactief en wordt geactiveerd door Sar1-GEF in de
membraan
• Het bindt GTP waardoor een amfipathische helix vrijkomt. Deze zorgt
ervoor dat Sar1 zich in de ER membraan kan binden
• Sar1 kan nu de eerste laag van COPII aantrekken, en in de juiste
oriëntatie assembleren
→ Sec24 en Sec23
Voor clathrine en COPI doet de ARF GTPase dit
Vesicle formatie
Om de membraan te buigen is alleen clathrine niet genoeg. Hier zijn ook BAR
domein dimeren bij betrokken. Deze kunnen goed aan de membraan binden,
en hebben van zichzelf al een gebogen structuur.
De tweede laag van clathrine vesicles bestaat uit clathrin triskelions.
→ Driedelige symmetrische structuren die samen een bol vormen
→ Binden aan de cytoplasmatische kant
In het geval van de COPII coat wordt de eerste laag door
Sec23/24 gevormd, en de tweede coat door Sec13/Sec31.
Deze lijken op de 2e Clathrine coat.
→ Er is minder kracht nodig om een membraan te buigen
waar deze al iets gebogen is. Het ER membraan bestaat
uit buisjes, en heeft dus al een gebogen structuur.
Grote cargo
Vesicles zijn ongeveer 100 nm groot. Maar soms
moeten cellen moleculen transporteren die veel
groter zijn, bijvoorbeeld collageen fibrillen.
In dat geval modificeren packaging eiwitten bepaalde
coats door er bepaalde covalente bindingen aan toe
te voegen waardoor Sec anders gaat polymeriseren.
Het vormt nu geen bolletje meer maar een grotere
structuur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tblom1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.