100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting infectie (Infectie en Afweer) $8.62   Add to cart

Summary

samenvatting infectie (Infectie en Afweer)

 109 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

belangrijkste zaken van het deel 'infectie'

Preview 4 out of 53  pages

  • January 22, 2022
  • 53
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Infectie



Hoofdstuk 2: bacteriën en virussen

Microflora wordt overgegeven van moeder op kind, door contact met urine en stoelgang. Baby’s die vaginaal
bevallen worden zullen dus een positieve invloed hiervan ervaren in hun verdere leven ivm afweer van bacteriën.

2.1 Bacterien (prokaryoten)
Vorm en anatomie

 Celmembraan
(fosfolipide bilayer met daarin macromoleculen, glycoproteïnen voor contact met omgeving)

 Meestal ook en celwand
(verschillende soorten: grampositieve en gramnegatieven  invloed op AB)
 Grampositieven (BLAUW) : grote hoeveelheid peptidoglycanen.
 Gramnegatieven (ROOD) : dunne laag petidoglycanen en een 2e celmembraan, grotendeels
opgebouwd uit lipopolysachariden LPS = vetzuren en suikers
 LPS-molecule veroorzaakt krachtige respons bij de mens (koorts, activatie van stolling en
inflammatie)
 Celwand van mycobacteriën: moet heel goed tegen uitdroging kunnen. Is gevormd door een dense
laag van mycolzuren. => niet kapot te krijgen door macrofagen: langste overlevingsduur, hoogste
besmettelijkheid. Resistentie tegen antibiotica.  bv tuberculose.
 Cytoplasma
 Ribosomen
Talrijk aanwezig  actief metabolisme
 1 circulair dubbelstrengig chromosoom
De molecule is heel compact opgevouwen. Gyrasen en topo-isomerasen moeten ze knippen en en
ontvouwen . deze enzymen zijn targets voor antibiotica.
 Geen kern
 Geen ER (leent energie van de gastheercel)
 Verband tussen grote genoom en aantal genen (itt eukaryoten). Aangezien er geen non-coding mRNA is
zoals bij de eukaryoten wel het geval is.

Extra structuren

 Kapsel
Polysacharidenlaag rond celwand  beschermt tegen fagocytose
 Flagellen

Zorgen voor beweeglijkheid

 Fimbriae
Aanhechtingsmoleculen. Bv in urinewegen: bacteriën moeten zich goed kunnen vasthechten zodat ze
niet meegaan met urinevloei.
 Pili
Contactbuizen voor overdracht genetisch materiaal (=plasmiden)
 Sporen

, Niet echt een structuur. Is het overgaan van een bacterie naar een niet-actiefe fase voor maanden-jaren
om zich te beschermen. Spore kan terug overgaan naar de vegatieve vorm bij gunstige omstandigheden.




Soorten bacteriën: vorm

Gram positiegven en negatieven kunnen elk de vorm hebben van:

- Staven
- Kokken: puntjes

En kokken kunnen gegroepeerd zijn als

- Trosjes  stafylokokken
- Als strengen  streptokokken

Soorten bacteriën: gedrag

 Planktonische bacteriën= in proefbuisjes, in ideale omstandigheden. Hier worden hun kenmerken
beschreven en bestudeert.
 Sessiele bacterïen= in het lichaam komen de bacteriën in een andere omgeving, die niet altijd kan
nagebootst worden in de proefbuisjes. Bacteriën gaan zich nu anders gedragen dan bestudeert. Vaak
virulenter en resistenter aan antibiotica.

Genoom

Hoe meer genen een bacterie heeft, hoe kleiner het relatieve aantal genen dat je nodig hebt om essentiële belangen
te behelpen. Dan heb je meer genen over om aanpassingen, signaaltransductie, regulatie te doen. Bacteriën met een
klein genoom moeten daarentegen al hun genen gebruiken voor essentiële zaken.

Celdeling van bacteriën

- Logaritmische vermenigvuldiging om de 20-30 min
- Grote delingscapaciteit. Bacterie wint altijd van mensen
- Stationaire fase: uitputting bronnen  het afsterven begint te domineren
- Groeisnelheid wordt beïnvloed door tempratuur (er is een optimale groeitemperatuu:
 Psychrofiel: optimaal in koude omgeving
 Mesofiel: 10-50°C optimaal
 Thermofiel en extreem thermofiel: optimaal in warme omgevingen
- Wordt ook beïnvloed door O2 en CO2 : sommige bacterie beter in zuur milieu bv: sptreptococcus mutans:
ontwikkeling van cariës
- Door aanpassing aan milieu kan er een knik ontstaan in de groeicurve: bv bij uitputting van glucose: lac
operon inschakelen  heeft tijd nodig



Het lac- operon-model

- Van zodra glucose op is  wordt lactose gebruikt als energiebron
- Glucose blokkeert de vorming van CRP (=cAMP receptor protein).
 Als glucose afwezig is  CRP =activator
- De repressor= Lacl . deze wordt geblokkeert door lactose
 Als lactose aanwezig  repressor geblokkeert  activatie lac-operon

,Fenotype-variatie: aanpassingmogelijkheden

- Biofilm: ingebedde bacterie-populatie  totaal veranderde structuur, veel slijmproductie, ongevoelig voor
antibiotica en macrofagen. Kan uitgelokt worden door quorum sensing
 Voordelen: verschaffen van aanhechtingsplaatsen, produceren van nuttige metabolieten
 Nadelen: competitie voor plaats, voedsel. + natuurlijke AB  BACTERIOCINES wordt aangemaakt
door bacteriën om tegen andere soorten te vechten. Te dicht bij elkaar  kunnen ze elkaar
doden
- Quorum sensing: de densiteit van boodschappermoleculen geeft signalen aan de bacteriën of ze met veel
zijn of niet.
- Persisters: zijn cellen die ongevoelig zijn aan antibiotica door een andere metabole toestand. De persisters
die overleven kunnen dan weer metabool actief worden.

Genotypische variatie

- Gentypische variatie is definitief
- Ontstaat door mutatie en selectie, maar ook door uitwisseling van stukken erfelijk materiaal
- Bacterien hebben meer variatie als bij diersoorten
- Als de sequentie volledig identiek is = kloon
- Stammen die op elkaar lijken = klonaal verwante stammen
- Sommige genetische pakketen = pathogenicity islands  een geheel van genen die de stam beter laten
overleven => goede bacteriën worden pathologisch
- Serotypering= fingerprinting. Het gebruik van specifieke antilichamen tegen oppervlakkige moleculen van
het micro-organisme. Om bacteriën van elkaar te onderscheiden.  van waar komt de bacterie? Van de
patiënt naast je in het ziekenhuis/ van een ander land? Serotyperingen vergelijken
 Vb: bij meningokokken heeft meerderheid van de pathogene stammen een kapsel met A, B,C-variant.
Bescherming door antilichamen tegen type A, helpen niet bij type B.  serotypering is belangrijk
- Mechanismen van genetische uitwisseling
 Transformatie: opname DNA uit omgeving en inbouw in eigen chromossom
 Transductie: genen via faagvirussen over gebracht
 Conjugatie: genen op extrachromosomaal DNA (plasmiden) dat overgedragen wordt. Genen zitten vak al
op een transposon (kleine mobiele genetische elementen die kunnen verplaatsten)

Ribosmomaal RNA

16S-RNA wordt gebruikt om soorten van elkaar te onderscheiden

- Heeft een belangrijke structurele functie in het ribosoom
- Structurele veranderingen geven aanleiding tot een andere structuur  belangrijk voor functie

2.2 virussen

= levensloze partikels

Virussen kunnen zich enkel tot expressie brengen in een levende cel. Onze huid= dode cellen => beschermt tegen
virussen. Het is veel moeilijker voor een virus om een bacterie te infecteren dan een eukaryote cel, want een
bacterie heeft een heel dikke wand.

Een virus blijft levenslang in je lichaam bv: koorstblaasjes (herpesvirus)

, Classificatie

 DNA virussen
 ssDNA
 dsDNA



 RNA virussen
 ssRNA
 dsRNA
 retrovirussen (DNA RNA)
 ssRNA (wordt omgezet nr DNA)
 dsDNA (wordt omgezet nr RNA)

structuur van een virion

- naked virussen (zonder membraan): partikel bestaat uit een nucleocapside
- envelopped virussen (met membraan): partikel bestaat uit
 een nucleocapside omgeven door een membraan
 waarin vaak glycoproteïnen (receptoren) en matrix eiwitten zitten

 al dan niet aanwezig zijn van membraan geeft medische relevantie

eigenschappen van naakte virussen
- komen vrij door lyse van de geïnfecteerde cel die daarbij sterft  dat is negatie, want virus moet nu naar
een andere cel springen
- maar toch succesvol, want eens in de cel, sterft de cel niet en kan het virus jarenlang blijven verspreiden
- zijn heel stabiel tegen temperatuur, zuren, uitdroging
 verspreiden gemakkelijk
 blijven infectieus bij uitdroging
 overleven passage door zure maag
 humorale immuniteit kan volstaan: geïnfecteerde cellen sterven af bij infectie, dus minder nood aan
tussenkomst van cytotoxische cellen (CD8 T cellen, NK cellen)
eigenschappen van evelopped virussen
- veel minder infectieus. Als membraan kapot gaat, is het virus niet meer infectieus
- komen vrij door afsnoering van de geïnfecteerde cel, waarbij geïnfecteerde cel niet noodzakelijk sterft.
- Labiel t.o.v. temperatuur, zuren, detergenten en uitdroging
 Verspreiden niet makkelijk
 Niet meer infectieus bij uitdrogen
 Overleven passage door GI niet
 Humorale en cellulaire immuniteit nodig, aangezien persistentie mogelijk intracellulair: voor
eliminatie is er tussenkomst nodig van cytotoxische cellen
 Pathogeeninactivatie van bloedeiwitten zoals factor VIII: gemakkelijk HIV, HCV, HBV te verwijderen
door te behandelen met zeep. Dit beschadigt de eiwitten niet, maar enkel de membranen van het
virus  membraan kapot  virus niet meer infectieus

RNA virussen
- Kleiner genoom dan DNA virussen
- Muteren makkelijker en kunnen aanleiding geven tot quasispecies (1 virus dat blijft muteren  resistentie
tegen antivirale middelen)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stephaniedepoorter. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.62. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.62  4x  sold
  • (0)
  Add to cart