100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Algemene ziekteleer en Medicatie deel 1 (college 1 t/m 6) $8.62   Add to cart

Class notes

Algemene ziekteleer en Medicatie deel 1 (college 1 t/m 6)

1 review
 91 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Colleges 1 tot en met 6 behandeld voornamelijk aandoeningen met benodigde medicatie en wat daarbij komt kijken qua bijwerkingen. De grijs onderstreepte stukjes zijn belangrijke onderwerpen voor de toets wat wij als klas hebben zien terug komen in de toets. Hierbij komen ook oefenvragen voor.

Preview 4 out of 40  pages

  • January 22, 2022
  • 40
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Renée peterson en elsemieke dokter
  • College 1 tot en met college 6

1  review

review-writer-avatar

By: xinndyxt • 10 months ago

avatar-seller
College 1: Farmacodynamiek

Medicatie bij ziekte, oorzaken voor pathologie:
- Endogeen (= een proces dat van binnen uit ontstaat bv. aangeboren)
- Exogeen (= een proces dat van buiten uit ontstaat of geïntergreerd wordt bv.
verbranding, allergie, trauma, voeding, infectie, vergiftiging, straling (UV),
degeneratie (ouderdom))
▪ Het voorbeeld auto-immuunziekten is zowel exogeen als endogeen

Doodsoorzaken (WHO) van landen met een
laaginkomen vs. globaal:
- Bij landen met een laaginkomen gaan de
meeste mensen dood aan lage
luchtweginfecties, maar globaal gaan de
meeste mensen dood aan ischemische
hartziekten.
- Verschil in gezondheid tussen rijke en arme
landen is te verklaren door =
▪ Leefomstandigheden
▪ Beschikking over apparatuur, professionals, infrastructuur
▪ Medicatie

De 6 verschillende werkingen van geneesmiddelen:
1. Curatief (causale werking (= waarbij de oorzaak wordt In het tentamen ga ik maximaal 2 open
vragen doen waarbij de 6 verschillende
weggenomen bv. antibiotica)) werkingen van geneesmiddelen belangrijk
2. Symptoombestrijding (= bij heel veel medicijnen gaat de oorzaak is om te weten voor de toets. Er wordt niet
gevraagd “benoem de 6 verschillende
niet weg, maar het symptoom als pijn wel) werkingen van geneesmiddelen”, maar wel
3. Preventieve werking (bv. hepatitis B vaccinatie, anticonceptie) dat je snapt hoe het allemaal werkt
vandaar dat je het moet weten.
4. Diagnostiek (bv. contrastmiddel bij röntgen)
5. Aanvulling tekorten (bv. vit. D, insuline)
6. Placebo-effect (= wanneer iemand beter wordt door een medicijn of behandeling die
normaal gesproken niet hoort te werken)

Hoe farmacodynamiek werkt:
- Genezen/curatief (= het micro-organisme wordt gedood door
celwand, DNA of cytoplasma dat beschadigd wordt bv. ciproxin
geneest een urineweginfectie)
- Om symptomen te bestrijden zijn er verschillende
werkingen, namelijk =
1. Biochemisch werkingsmechanisme (= receptoren (=
ontvangers van neurotransmitters)) op de cel
blokkeren of stimuleren waarbij eiwitten het
aangrijpingspunt is voor de medicatie)
2. Ionkanalen (= kanalen gaan open of dicht voor bepaalde ionen als Ca++, Na+, K+
bv. lidocaïne blokkeert NA+ kanaal of calciumkanaalblokkers die kom je ook vrij
veel tegen (bv. door het medicijn Amlodipine wordt de hartcontractie

, vermindert, maar ook peristaltiek in darmen gaan
minder stevig contraheren. Wat kan zorgen voor
obstipatie (= verstopping van de ontlasting) dat een
bijwerking is))
3. Enzymen (= versnellen het chemische proces in de cel
dus katalysatoren terwijl medicijnen de werking van
enzymen remmen)
• bv. NSAID’s (= Non Steroïd Anti Inflammatory
Drug) die remmen de vorming van enzym
cyclo-oxygenase 2 (COX 2), maar ook COX 1
die zorgen voor de vorming van het
maagslijmvlies dus als je veel Diclofenac of
Ibuprofen gebruikt dan onderdruk je de vorming van het maagslijmvlies
en daardoor kan je juist last krijgen van je maag wat bevestigd dat door de
NSAID’s wordt het proces gestopt/vermindert. Het remt ook
trombocytenaggregatie (= bloedstolling) wat zorgt voor eerdere bloeding
dus die remmen verschillende enzymen in diezelfde soort.
• bv. ACE-remmers (= Angiotensine Converting Enzym) die werken dus dat
enzym angiotensine converting enzym tegen. NSAID’s en statinen werken
ook enzymen tegen. Statinen remmen de aanmaak van cholesterol en
blokkeren niet alleen de specifieke enzymen, maar de hele soort dus bv.
bij een ACE-remmer wordt ook het enzym in de longen neurotransmitters
geblokkeerd en daardoor kan bradykinine (= een stofje dat
zorgt voor prikkelhoest) zich ophopen en daardoor krijgen
mensen met ACE-remmers vaak een prikkelhoest, omdat
ACE-remmers ook enzymen in de longen remmen.
4. Transporteiwitten waarbij de functie is om te zorgen voor actief
transport van ionen en neurotransmitters (bv. maagzuurremmer
als Omeprazol remt de protonpomp). Veel psychofarmaca werken
op deze manier dus op de transporteiwitten (bv. anti-depressiva
zorgen ervoor dat transporteiwitten een andere rol vervullen of de boel
blokkeren).
5. Overige werkingsmechanismen =
• Fysisch/lokaal chemisch (bv. osmosereactie bij laxantia zoals Macrogol
voor vochthuishouding in de darmen)
• Placebo-effect (= het effect van nepmedicatie of groter
effect dan verwacht). Het placebo-effect is te verklaren
doordat er ook neurotransmitters vrij komen bij
vertrouwen en verwachtingen (bv. als je wordt geholpen
door een positieve professional waardoor je minder pijn en medicatie
nodig hebt na een operatie).
• Er zijn ook nog medicijnen die echt de oorzaak aanpakken (bv.
antibiotica en die doden echt het micro-organismen), maar medicijnen
die via receptoren, enzymen, ionkanalen of transporteiwitten werken
bestrijden echt de symptomen.

,Biochemisch vervolg met betrekking tot agonist/antagonist:
- Geneesmiddelen die aangrijpen op bepaalde receptoren van een groep,
kunnen ook aan andere receptoren van die groep binden waardoor er
bijwerkingen van medicijnen ontstaan, maar onthou dat werking en
bijwerkingen van medicatie heel persoonlijk zijn.

Bij de werking van medicijnen heb je:
- Hoofdwerking (= werking van medicijn bij aanbevolen
of voorgeschreven hoeveelheid).
- Bijwerking (= niet bedoelde of ongewenste werking)
- Wisselwerking (= reactie van medicijn op ander
medicijn, voedingsstoffen of genotsmiddelen)
- Toxische bijwerking (= onomkeerbare schadelijke
bijwerking wat niet ongedaan wordt gemaakt na het
stoppen van het gebruik van het medicijn)
▪ De werking en bijwerkingen van medicatie zijn
heel persoonlijk. Hoe specifieker een geneesmiddel is
voor zijn aangrijpingspunt, hoe lager het risico op
bijwerkingen

Veel voorkomende effecten op de mond:
- Xerostomie (= het gevoel van een droge mond en
is de meest voorkomende bijwerking van
medicatie in de mond (vooral bij psychofarmaca).
Ook is het een fysiologisch verschijnsel bij het verouderen (=
hyposialie), maar xerostomie wil niet echt zeggen dat je minder Belangrijke dia’s voor de toets. Voornamelijk
de medicijnen en bijwerkingen op de mond.
speeksel in je mond hebt dus het is niet hetzelfde als hyposialie) De therapie hoef je niet te kennen.
- Orale candidiasis (= schimmel (eigenlijk gist) infectie dat bij
meerde slijmvliezen voorkomt tijdens verminderde weerstand.
Candidiasis komt voor als een bijwerking door antibioticagebruik en
inhalatiecorticosteroïden. Je kan daarbij als dit voorkomt Miconazol
(= anti-schimmel middel) geven, maar dat interfereerd met de
Vitamine K-antagonisten dus kijk goed naar hoe die elkaar kunnen beïnvloeden.
Als de patiënt candidiasis heeft en een kunstgebit dan moet de patiënt ook het
kunstgebit mee reinigen)
- Cariës (= kan gevolg zijn van xerostomie of hyposialie waarbij aangeraden wordt om
te kijken naar de richtlijn van xerostomie dus cariës kan gewoon een gevolg zijn van
xerostomie daarom moet je ook kijken watvoor medicatie die patiënt neemt en dat
zou je kunnen doen in overleg met de tandarts over de speekselproductie. In dit
geval is de taak van de mondhygiënist vaak om alert te zijn, na te gaan welke
medicatie de patiënt neemt, speekselproductie bepalen en actie te ondernemen).
- Halitose (= slechte adem wat vaak een reactie is op een droge mond en soms hebben
mensen daarbij last van dysfagie (= verminderde slikvermogen). Een ander
symptoom is dat er vaak tongbeslag aanwezig is)

, - Gingivahyperplasie (= opgroei van de gingiva wat geen gingivitis is. Komt vaak
door het gebruik van calciumantagonisten (bv. gingivahyperplasie is een bekende
bijwerking van Amlodipine (= selectieve calciumantagonist))
- Osteonecrose van de kaak (= botnecrose komt niet zo vaak voor, maar als je het
hebt is het natuurlijk wel echt foute boel en dan gaat je bot er gewoon aan. Wat
voorkomt bij gebruik van orale (zelden, tegen osteoporose) of vooral
intraveneuze (vaker, tegen botmetastasen) bifosfonaten na invasieve ingrepen
dus bij een operatie kan dit gebeuren (bv. pamidroninezuur))
- Angio-oedeem (= plotselinge, diffuse zwelling van bv. de tong,
lippen, aangezicht of orofarynx. Wat als bijwerking vaak voor komt
bij ACE-remmers en wordt soms veroorzaakt door NSAID’s)
- Lichenoïde reacties (= witte streepjes die je voornamelijk vind op
het mondslijmvlies. De precieze oorzaak is onbekend, maar er is wel een link met
ACE-remmers en antibiotica. Sommige mensen hebben er veel last van en
anderen nooit bij hetzelfde medicijn).
- Smaakstoornis (= er is een link met ACE-remmers en heeft te
Er zijn een aantal protocollen zoals het
maken met zinkreceptoren die dan mee doen in het proces). stressprotocol en het protocol
“endocarditis profylaxe die betrekking
hebben op het handelen van de
Generiek versus specifiek: mondhygiënist waarbij je leert wat dit
- Stofnaam = lorazepam betekent voor de praktijkvoering

- Merknaam = Temesta 

- Stofnaam = naproxennatrium
- Merknaam = Aleve Feminax 

- Stofnaam = paracetamol
- Merknaam = Panadol 

Quiz:
Op deze tabel zie je dat hoe
- Stelling 1 = Alle medicatie heeft een genezende werking meer medicijnen je neemt hoe
- Stelling 2 = Een neurotransmitter is een chemische boodschapper meer effecten je op de mond
krijgt en vooral xerostomie.
- Stelling 3 = Een agonistisch werkend medicijn heeft dezelfde werking
als de natuurlijke transmitter
- Stelling 4 = Ciproxin is een symptomatisch werkend middel
- Stelling 5 = Brufen is een curatief medicijn
- Stelling 6 = Enzymen zijn ook een doelwit van medicijnen
- Stelling 7 = Sommige medicatie werkt puur natuurkundig op basis van osmose
- Stelling 8 = Een voorbeeld van een enzymremmend medicijn is Brufen
- Stelling 9 = Een bijwerking van een medicijn ontstaat door
overdosering
- Stelling 10 = Bijwerkingen zijn goed bekend en zijn voor iedere mens
hetzelfde

College 2: Geneesmiddelenwerking en farmacokinetiek

Wat het farmacotherapeutisch effect is van medicijnen wordt bepaald door
de vormgeving van het medicijn en dat is verdeel in fasen:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsevanderelst. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.62. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75860 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.62  1x  sold
  • (1)
  Add to cart