Dit is een uitgebreide samenvatting van alle lessen dierenvoeding paard (Verteringsfysiologie herbivoren - inleiding paard, praktische paardenvoeding, onderhoud en arbeid en dracht - lactatie - veulen).
Hoe meer plantaardig materiaal, hoe complexer het spijsverteringstelsel eruitziet. Het
schaap is een foregut fermenter en heeft dus een heel goed ontwikkelde maag. Het paard is
een hindgut fermenter. Bij het paard is de blindedarm (caecum) en de dikke darm (colon)
goed ontwikkeld. Het konijn is ook een hindgut fermenter. De fermentatie gaat bij het konijn
in grote maten in het caecum plaatsvinden. Het konijn is eigenlijk een caecum fermenter. De
,maag van een konijn is, in vergelijking met de maag van het paard, redelijk groot. Dit komt
omdat het konijn een caecotroof is (eet keutels afkomstig uit het caecum opnieuw op).
Herbivoren benutten plantenvezel. In de voormagen gaan de microben (bacteriën, fungi,
protzoa) het voeder fermenteren. Het half vloeibaar plantaardig materiaal wordt daarna
verder afgebroken door microbiële enzymen tot vluchtige vetzuren (azijnzuur, propionzuur
en boterzuur), aminozuren en als nevenproduct ontstaan er gassen (methaan en
koolstofdioxide).
Er is heel veel discussie omtrent die gassen omdat het broeikasgassen zijn, namelijk de
gassen methaan (CH4) en koolstofdioxide (CO2). Broeikasgassen zijn negatief voor het milieu.
Hierdoor zijn er discussies over het consumeren van vlees omdat dit bijdraagt aan een
stijging van de broeikasgassen.
De vluchtige vetzuren zijn de belangrijkste eindproducten van fermentatie omdat ze energie
leveren aan de gastheer. Bij de foregut fermenters gaan de vvz tot 50% van de energie
leveren dat het dier nodig hebben. Bij hindgut fermenters is dit 25%.
De aminozuren kunnen verder gebruikt worden door de flora. De eiwitten die binnenkomen
via het voeder, worden afgebroken door de bacteriën. Bacteriën willen zelf ook eiwitten
omdat ze willen groeien, daarom maken ze met de bouwstenen (aminozuren) van de
eiwitten vanuit het voeder, zelf eiwitten aan (= microbieel eiwit of bacterieel eiwit).
Om zetmeel (starch) te kunnen verteren hebben we een amylolytische flora nodig. Als we
cellulose willen verteren hebben we een cellulolytische flora nodig. Hetzelfde geldt voor het
verteren van hemicellulose (hemicellulolytische flora) en pectines (pectinolytische flora).
Afhankelijk van de voeding gaat de flora wijzigen. Als men een paard dat gevoedert wordt
met hooi, en dus een cellulolytische en hemicellulolytusche flora heeft, op een dieet zet dat
bestaat uit hooi en korrels dan stimuleert men een heel ander type flora (amylolytische flora
zetmeel). Als een bepaalde flora niet gevoedt wordt blijf die niet aanwezig in de darm.
Door het paard plots te voederen met zetmeel moet de amylolytische flora ook plots
,beginnen heel snel te groeien en dit kan niet. Als je een dier plots heel veel zetmeel geeft,
gaat dat dier spijsverteringsproblemen (vaak diarree of obstipatie) krijgen. Zowel diarree als
obstipatie zijn heel schadelijk voor het dier en kunnen in extreme gevallen leiden tot sterfte.
Bruuske omschakeling in voeding is dus iets dat absoluut niet mag bij herbivoren. Men moet
het voedsel altijd rustig aanpassen, zeker als je van een zetmeelrijk dieet naar een
celluloserijk dieet gaat (of omgekeerd). Men moet twee tot drie weken de tijd nemen om
van rantsoen over te schakelen. Je geeft elke dag kleine beetjes van het nieuwe product bij
en drijft dit elke dag op. Als je dit doet gedurende twee tot drie weken verloopt deze
overgang vlot.
Zetmeel en hemicellulose worden afgebroken tot pyruvaat. Pyruvaat wordt gevormd om de
eindproducten van de fermentatie (gassen) te vormen. Pyruvaat kan worden omgezet tot
melkzuur of, als de flora daar voldoende voor ontwikkeld is, tot vluchtige vetzuren die dan
uiteindelijk tot propionzuur worden omgezet. Wanneer er vrij veel zetmeel in de voeding
aanwezig is, zal de cyclus van pyruvaat tot melkzuur de voornaamste weg zijn. Als het dier
gewend is aan zetmeel in de voeding, zal de volgende cyclus van melkzuur naar propionzuur
plaatsvinden. We krijgen dan een vluchtig vetzuur dat vrij makkelijk opgenomen kan worden
via de pens wand.
Het omzetten van melkzuur naar propionzuur vraagt ook weer een omschakeling. Wanneer
we dieren gaan omzetten van een celluloserijk dieet naar een zetmeelrijk dieet, moeten we
de amylolytische flora stimulen maar evengoede de melkzuuromzetters stimuleren.
Wanneer het dier niet gewend is aan veel zetmeel in de voeding, gaat de omzetting van
melkzuur naar propionzuur moeilijker verlopen. Het gevolg hiervan is dat het melkzuur een
tijdje in de pens aanwezig gaat blijven. Het risico daarvan is dat de pH in de pens gaat dalen,
dit is niet optimaal en kan leiden tot pensverzuring bij foregut fermenters. Hetzelfde kan
gebeuren bij een hindgut fermenters in de dikke darm.
,Herkauwen blijkt een zeer efficiënt proces te zijn voor dieren die een gemiddelde
gewichtscategorie hebben. De extreem kleine herbivoren en de exreem grote herbivoren
gaan niet herkauwen.
Psewalski paarden komen van nature voor op de Mongoolse steppe. Steppes zijn heel
uitgerekte graslanden waarin veel diverse grassen en kruiden voorkomen. Het grote verschil
met onze grassen is dat onze grassen vaak ingezaaid zijn (menselijke invloed) en wij kopen
onze zaden bij zaadfirma’s. zaadfirma’s willen dat de klant tevreden is en de klant wil dat er
veel gras groeit en dat er voldoende voeding is. Zaadfirma’s produceren ook vaak voor
andere diersoorten zoals runderen en deze dieren hebben net heel veel energie nodig. Dat
type grassen komt ook in grasmengelingen voor paardenweides terecht. De grassen
bevatten vaak te veel eiwitten en te veel enegerie voor een paard. Paarden die op zulke
weides terechtkomen worden vaak te dik, zelf als men ze niet bijvoedert. Dit zie je niet op de
steppes omdat de grassen veel schraler zijn en dat er een veel grotere diversiteit is van
, allerhande kruiden. Daarnaast zijn de dieren die in het wild lopen verplicht om grote
afstanden te lopen om genoeg voeding te krijgen. De wilde paarden zijn dus 12 tot 20 uur
per dag, afhankelijk van de voedselrijkdom van het gras, bezig om voldoende energie en
eiwitten te verzamelen om te overleven als volwassen individu of om
ervoor te zorgen dat ze voldoende melk kunnen produceren voor hun
veulens of om ervoor te zorgen dat het veulen waarvan ze drachtig
zijn voldoende kan ontwikkelen. De voedselopname, het zoeken van
gras en het grazen is een enorm tijd en energie vergende bezigheid
voor wilde paardachtigen. En dit gebeurt niet bij onze paarden. Ze
staan op stal en krijgen in een bak eten dat veel geconcentreerder is
dan de originele grassen waarop de paarden geëvolueerd zijn. Om
deze redenen zien we bij onze paarden veel obesitas.
Paarden grazen met de lippen als het gras lang genoeg is
(voorkeur voor gras met een graslengte groter dan 7 cm).
Wanneer het gras zodanig kort wordt dat ze verplicht zijn
om korter te gaan grazen dan beginnen ze met hun snijtanden te grazen.
Paarden zijn qua lichaamsbouw volledig geëvolueerd om te gaan grazen van de
grond. Je gaat een paard niet vaak zien browsen. De grote bulk van het voedsel dat ze
opnemen is afkomstig van de grond. Slowfeeders zorgen ervoor dat paarden er veel langer
over doen om het ruwvoor te eten. Hierdoor gaan er veel minder stereotypieën voorkomen
omdat het paard minder snel door zijn voeder gaat en dus langer bezig kan zijn met zijn
natuurlijke graasgedrag.
Paarden die in een onnatuurlijke houding moeten grazen, krijgen vaak last van haken. Haken
zorgen ervoor dat het tandvlees beschadigd wordt, dat het paard niet goed gaat eten en
uiteindelijk gaat vermageren.
Paarden zijn sociale eters omdat het kuddedieren zijn. Als een paard alleen staat kan het dus
zijn dat het niet goed gaat eten. Paarden hebben een voorkeur voor zoet en niet meteen
voor zuur bitter of zout maar daar zitten individuele verschillen in. Ze hebben een voorkeur
voor zoet waardoor ze vaak gek zijn op krachtvoeders. Dit is niet gezond
voor een paard, zeker de typische krachtvoeders met veel zetmeel. Als een
paard er de kans toekrijgt gaan ze zodanig veel krachtvoeder eten dat ze er
zware koliek van kunnen krijgen. Dit geldt ook voor herkauwers.
Voedingsgedrag ezel
Over de ezel bestaat veel minder wetenschappelijke literatuur over wat normale voeding is
voor een ezel. De voorouders van een ezel waren een combinatie van een browser en een
grazer. Ezels gaan veel vaker van bomen en struiken eten dan een paard. De reden hiervoor
is dat ezels geëvolueerd zijn op plaatsen waar gras schraal is, zoals in bergen. Ezels zijn 14 tot
18 uur per dag bezig met het zoeken van voeder en hier leggen ze grote afstanden voor af.
Daarom lopen ezels in gevangenschap ook een groot risico op obesitas.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliesevereyns. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.30. You're not tied to anything after your purchase.