Hoofdstuk 1
Het IBR onderzoekt de vraag hoe het heffingsrecht en de heffingsbevoegdheid ten aanzien
van bepaalde belastbare feiten over verschillende staten worden verdeeld.
Het IBR is in grote lijnen opgebouwd uit een tweetal onderdelen:
1. Het ontstaan van heffingsrecht;
2. Het beperken van heffingsrecht en toewijzen van heffingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 1 oefenvragen:
1. Waarmee houdt het IBR zich bezig?
a. Het IBR onderzoekt de vraag hoe het heffingsrecht en de heffingsbevoegdheid
ten aanzien van bepaalde belastbare feiten over verschillende staten worden
verdeeld.
2. Wat zijn de belangrijkste samenstellende onderdelen van het IBR?
a. Het ontstaan van heffingsrecht;
b. Het beperken van heffingsrecht en toewijzen heffingsbevoegdheid.
3. Wat is een belastingverdrag?
a. Een verdrag is een overeenkomst tussen twee landen waarin
toewijzingsregels en terugtredingsregels worden vastgelegd.
4. Waarom kunnen we zeggen dat ieder land zijn eigen IBR kent?
a. Ieder land heeft zijn eigen IBR. Voor ieder land gelden andere heffingsregels,
is een ander verdragenstelsel van toepassing enz.
5. Wat is negatieve integratie?
a. Het proces waarin het HvJ EU de aan hem voorgelegde belastingmaatregelen
van de lidstaten op hun verenigbaarheid met het primaire EU-recht toetst
waardoor de belastingsystemen van de lidstaten naar elkaar toe bewegen.
6. Wat is secundaire EBR?
a. Het Unierecht zoals dat te vinden is in richtlijnen wordt secundair EU-recht
genoemd.
Hoofdstuk 2
Overzicht belangrijkste bronnen van het Nederlandse IBR:
- Nationaal recht;
- Internationaal recht;
- Multilaterale en bilaterale verdragen;
- Gezaghebbende teksten.
We kunnen de Nederlandse regelgeving, voor zover van belang voor het IBR, in twee
hoofdgebieden verdelen: regels die heffingsrecht doen ontstaan en regels die het
heffingsrecht beperken (besluit voorkoming dubbele belasting).
Tot de bronnen van internationale recht behoren de zogenoemde multilaterale verdragen,
verdragen tussen meer dan twee landen. Uit een dergelijk verdrag is de Europese Unie
voortgekomen. Andere meerlandenverdragen zijn het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, kortweg: EVRM.
De wisselwerking tussen belastingverdragen en een nationaal belastingsysteem is een
staatsrechtelijke aangelegenheid. Grofweg zijn er twee benaderingen denkbaar, een
,monistisch stelsel waarbij rechtstreeks werkende verdragsbepalingen direct tot de nationale
rechtsorde behoren en een dualistisch stelsel waarbij rechtstreeks werkende
verdragsbepalingen eerst moeten worden omgezet in nationaal recht voordat zij van
toepassing kunnen zijn. Nederland hanteert een gematigd monistisch stelsel waarbij
belastingverdragen eerst bekend moeten zijn gemaakt in het Tractatenblad.
Voor de belastingheffing zijn met name bilaterale verdragen van groot belang. Bilateraal wil
zeggen tussen twee staten. Staten sluiten met elkaar overeenkomsten in de vorm van een
verdrag ter voorkoming van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van
belasting. Het is van belang zich te realiseren dat een belastingverdrag alleen de
heffingsbevoegdheid toewijst en geen heffingsrecht creëert. Dat laatste doet de nationale
wet. Het OESO-modelverdrag dient als basis voor veel bestaande verdragen en heeft op die
manier zeer veel invloed op de verdragspraktijk.
Staten bepalen zelf de aanknopingspunten voor de belastingheffing; ze zijn fiscaal soeverein.
Landen baseren hun belastingheffing op heffingsbeginselen. Daarbij onderscheiden we twee
soorten: persoonlijke heffingsbeginselen en zakelijke heffingsbeginselen. Tot de persoonlijke
heffingsbeginselen behoren het woonlandbeginsel en het nationaliteitsbeginsel. Een zakelijk
heffingsbeginsel is het bronlandbeginsel, ook wel situsbeginsel genoemd. Het situsbeginsel
grijpt slechts aan bij bepaalde activiteiten en bezittingen van een persoon of lichaam.
Juridisch dubbele belasting doet zich voor indien dezelfde persoon meer dan eens voor
hetzelfde belastingobject in de belastingheffing wordt betrokken. Economische dubbele
belasting doet zich voor indien heftzelfde object meer dan eens in de belastingheffing wordt
betrokken.
Methoden ter voorkoming van dubbele belasting:
1. Objectvrijstelling;
a. Objectvrijstelling is een voorkomingsmethode waarbij een bestanddeel van
het inkomen buiten de belastbare grondslag wordt gehouden.
2. Belastingvrijstelling;
a. Waar objectvrijstelling aansluit bij het belastbare inkomen, richt de
belastingvrijstelling zich op de verschuldigde belasitng. Bij belastingvrijstelling
wordt een korting op de verschuldigde belasting verleend ter grootte van het
quotiënt van het buitenlandse inkomen en het belastbare inkomen,
vermenigvuldigd belasting.
b. (Buitenlands inkomen/ belastbaar wereldinkomen) x verschuldigde
Nederlandse belasting over het wereldinkomen.
3. Belastingverrekening;
a. Bij belastingverrekening mag de in het buitenland betaalde belasting in
mindering worden gebracht op de over het belastbare inkomen in Nederland
verschuldigde belasting.
4. Kostenaftrek.
a. Bij de methode van kostenaftrek mag de in het buitenland geheven belasting
worden afgetrokken bij de bepaling van het Nederlandse belastbare inkomen.
, Hoofdstuk 2 oefenvragen:
1. Noem de belangrijkste bronnen van de Nederlandse IBR:
a. Nationaal recht;
b. Internationaal recht;
c. Multilaterale en bilaterale verdragen;
d. Gezaghebbende teksten.
2. Waarom is het voor de inkomstenbelasting of VPB van belang om te weten waar
iemand woont?
a. Omdat dat de plek van bestemming van belang is voor de heffing van de
belasting.
3. Welke rol speelt de nationaliteit van een natuurlijk persoon bij de bepaling van zijn
belasting?
a. Geen
4. Op grond van welke regeling verleent Nederlands soms eenzijdig voorkoming van
dubbele belasting?
a. Op grond van het besluit voorkoming dubbele belastingen.
5. Wat is de functie van de Belastingregeling voor het Koninkrijk?
a. Rijkswet die dubbele belasting tussen de landen van het Nederlands
Koninkrijk regelt.
6. Geef drie voorbeelden van internationale verdragen met betekenis voor het IBR.
a.
7. Geef kort de inhoud van artikel 94 Grondwet weer.
8. Noem enkele bronnen van EU-recht.
9. Wat is de functie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?
10. Kan een belastingverdrag heffingsrecht creëren?
11. Welke organisatie heeft een gezaghebbend model voor een belastingverdrag
gepubliceerd?
12. Welke rol speelt het situsbeginsel?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IrisHaveman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.