100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting religie, zingeving en levensbeschouwing (RZL) $7.47   Add to cart

Summary

Samenvatting religie, zingeving en levensbeschouwing (RZL)

2 reviews
 237 views  11 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek Weerbarstig Geloof dat werd gebruikt tijdens de lessen RZL.

Preview 4 out of 34  pages

  • No
  • 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
  • January 28, 2022
  • 34
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: aymanelomari • 10 months ago

review-writer-avatar

By: matthiasciers1 • 1 year ago

avatar-seller
RZL
Geloof en wetenschap
Geloof en wetenschap worden steeds als tegengestelden voorgesteld. In het publieke
discours, in discussies, overheersen feiten, cijfers en statistieken, ook als het over mensen
gaat en hun bestaan. Religie wordt eerder gezien als verhalen die niet echt zijn gebeurd, die
worden dan als legendes beschouwd en dus niet gezien als een “waarheid”. Toch elimineren
beide benaderingen elkaar niet noodzakelijk in de werkelijkheid.

Het conflict tussen beide benaderingen is vrij nieuw en bestond niet tot voor de 18 de eeuw.
De geschiedenis begint hier dus bij de 18de eeuw, in het middeleeuwse harmoniemodel. Er
bestaan vier modellen die iets zeggen over de ontwikkeling van de wetenschap en zijn
relatie met het geloof.

Harmoniemodel (middeleeuwen)
In de middeleeuwen is iedereen overtuigd van het bestaan van God. Atheïsme bestond dan
niet. Iets te weten komen over God kon aan de hand van twee boeken: de Bijbel en het
boek van de natuur. Dat laatste is raar, maar men geloofde dat als we de natuur
bestuderen, men meer te weten zou komen over God omdat Hij alles geschapen heeft. Dat
is ook waarom kloosters in die tijd tot in de late 19 de eeuw de centra van
natuurwetenschappelijk onderzoek zijn gebleven.

Er was toen geen conflict tussen religie en wetenschap, wel een perfecte harmonie. De
studie van de microkosmos (de menselijke wereld) zou ons meer moeten bijleren over de
macrokosmos (het universum) en dus over God.

Alles is hier gebaseerd op causaliteit of oorzakelijkheid. Dat verklaringsmodel werd door de
christenen ontleend aan de Grieken. Men gelooft dat alles wat gebeurt, veroorzaakt wordt
door iets anders (actie-reactie). Als men dus helemaal teruggaat tot de bron, de eerste
oorzaak, ziet men dat die zelf niet veroorzaakt wordt of in gang gezet wordt door iets
anders. Dat noemt men dan God; noemen en niet geloven dat Hij dat is.

De kosmos ziet er dan als volgt uit: aan de oorsprong van alles ligt God, de Onbewogen
Beweger. Hij zet alles in gang, maar kan zelf niet bewogen worden door iets of iemand
anders. De beweging van de hemellichamen gebeurt door geestelijke krachten, engelen.
God is de eerste oorzaak, de engelen zijn de tweede oorzaak. God handelt dus indirect.

De beweging van hemellichamen, door de engelen, beïnvloedt dan op haar beurt het leven
op aarde (macrokosmos beïnvloedt microkosmos). Zo kijkt men altijd naar de sterren en
planeten om belangrijke evenementen te voorzien of beslissingen te nemen (wat nu
astrologie is), zoals wanneer een vrouw zal bevallen, …

Hildegard van Bingen heeft in de tijd ook een medisch boek geschreven. Hierin gaat ze in de
natuur op zoek naar medicijnen gebaseerd op gelijkenissen tussen het gevonden medicijn
en wat het kan genezen of verbeteren (walnoten voor hersenen; aronskelk voor oren). Dus
ook in de microkosmos hangt alles met alles samen.

1

,Conflictmodel (moderne tijd)
Het conflict tussen religie en wetenschap is niet meteen ontstaan, maar is een proces van
bijna 200 jaar dat begint het conflict tussen Galilei en de leden van de kerk.

Galileo Galilei verdedigde het heliocentrisme van Copernicus; de aarde is niet het centrum
van het heelal, maar de zon. Dit spreekt de Bijbel tegen en zette de hele wereld toen op zijn
kop. Galileo werd hiervoor veroordeeld en schrijft in die periode een boek in dialoogvorm.
In dat boek zijn er drie gesprekspartners die elk een conflicterend wereldbeeld
vertegenwoordigen: ptolemeïsche wereldbeeld, christelijke en copernicaanse.

Zo brengt Galilei dus het harmoniemodel uit balans. Er is geen onmiddellijke breuk, maar die
komt langzaamaan. En die uitstelling van de directe breuk komt door Newton. Hij maakt
nog plaats voor God in zijn theorie, maar niet op de traditionele manier. Engelen worden
vervanger door fysische krachten, maar God blijft de schepper van de kosmos.

Er bestaat nu een deïstische God (= God is de schepper van het universum, maar grijpt sinds
de schepping op geen enkele wijze in in het proces van de natuurwetten). William Paley
heeft het dan over de ‘watchmaker analogy’ of ‘Dieu horlogier’. De wereld is hier een
horloge en God is de horlogemaker. De klok werd door de horlogemaker gemaakt, maar tikt
nog verder zonder hem. Zo werkt dat dus ook met de kosmos. Voltaire heeft een
gelijkaardige, maar mechanistische analogie: de kosmos is een machine gemaakt door God,
maar Hij houdt er zich niet meer mee bezig. Alles staat vast in natuurwetten en God heeft
zich dus teruggetrokken uit de kosmos.

De gevolgen van deze 17-18de -eeuwse deïsme zijn vandaag nog voelbaar.
- Als God zich niet meer bezighoudt met de kosmos, dient elke vorm van openbaring
verworpen te worden.
- Als geen enkele religie werd openbaard, dans moet ook geen enkele religieuze
autoriteit worden erkend. De rede speelt dan een belangrijke rol.
- Wonderen van God bestaan niet en als je dat gelooft dan heb je een gebrek aan
kennis.
- Als geen enkele religie aanspraak kan maken op een speciale openbaring, dan is de
ene religie niet noodzakelijk beter dan de andere.

Een radicale stroming van de verlichting is het sciëntisme (= opvatting dat
wetenschappelijke redenering de enige ware bron van kennis is, geloof in de wetenschap).
In de 18de eeuw veranderen alle opvatting over tijd en ruimte, politieke soeverniteit, het zelf,
etc.

Met de opkomst van het sciëntisme zijn we in het hart van het conflict, hiermee komt het
conflictmodel tot een hoogtepunt. Enkel één verklaringsmodel is juist: religie of
wetenschap. En de wetenschappen waren in die periode succesvol, dus dat was het juiste.

De vader van deze radicale stroming is Auguste Comte. Volgens hem maakt elke mens een
ontwikkeling door van kind tot volwassene (begin – vervolg – slot):


2

,1. Mythologische/theologische tijdvak: mens verklaart wat er gebeurt aan de hand van
goden/God.
2. Filosofische/metafysische tijdvak: alles wordt verklaard door filosofische principes.
3. Wetenschappelijk tijdvak: mens verklaart alles rationeel-wetenschappelijk en komt zo tot
een volwassenheid. Religie en filosofie zijn voortaan overbodig.

Met de druk van het sciëntisme heroriënteren onder andere de psychologie en filosofie zich
in de 20ste eeuw in die richting. Ludwig Wittgenstein, filosoof, verklaart het logisch
positivisme in de beschrijvende taal. Dat is dus taal die iets aantoonbaars en verifieerbaars
beschrijft, en is dus zinvol. Omdat God niet verifieerbaar is, is de zin ‘ik geloof in God’ dan
ook inhoudsloos volgens het logisch positivisme.

Sciëntisten gaan er dus van uit dat de kosmos perfect verklaarbaar is zonder God. Hij is noch
verifieerbaar, noch falsifieerbaar en dus wetenschappelijk gezien nonsens. Daarnaast is deze
stroming ook erg gangbaar in de populaire media. De mens en zijn gedrag worden daar
verklaard vanuit genen en dwingende sociale contexten. Alles staat dus genetisch vast, maar
als dat echt zo is, kunnen mensen toch geen vrije beslissingen nemen? Gevangenissen
mogen dan ook niet meer bestaan, want als alles in onze genen ligt, mag de mens niet
verantwoordelijk worden gesteld voor zijn misdaden.

Kloofmodel (20ste eeuw)
Wittgenstein heeft twee hoofdwerken geschreven. In dat tweede zegt hij dat hoewel niet-
beschrijvende taal (religieuze of poëtische taal) nergens naar verwijst, het toch waardevol is
en zelfs accurater kan zijn dan beschrijvende taal. Hij erkent ook dat er verschillende
taalspelen bestaan (literatuur, kunst, religie, …). Om de volle betekenis van iets te
ontdekken, moet je dus weten tot welk taalspel het behoort. En taalspelen onderling zijn
niet met elkaar te vergelijken; appelen en peren zijn niet met elkaar te vergelijken. Er zit
daar dus een kloof tussen, en dan heb je dus het kloofmodel.

Conflicten tussen religie en taal komen door een verwarring tussen de twee taalspelen. Als
de ene op het terrein van het andere komt, heb je natuurlijk een conflict. Ook al behandelen
beide taalspelen eenzelfde realiteit, doen ze dat op verschillende wijze:
- Wetenschap: hoe-vragen
- Religie: waarom-vragen

Zowel religie als wetenschap kan de grens oversteken en op het gebied van het ander
komen. Bij geloof heb je dan het creationisme (Genesis en het begin van de schepping;
hoe?). De wetenschap doet dat ook door zich als enig betrouwbaar taalspel te profileren.

De belangrijkste vertegenwoordiger van het kloofmodel is de Vlaamse filosoof Herman De
Dijn. Hij omschrijft de wetenschap als het taalspel dat de werkelijkheid weergeeft als
theoretische inzichten. Religie en zingeving zijn dan praktijken volgens hem (rituelen,
waarden, …). Wetenschap lost problemen op, religie leidt een mens binnen in het mysterie
van het leven.




3

, Dialoogmodel (eind 20ste eeuw)
Hoewel het kloofmodel waardevol is omdat conflict wordt vermeden door elkaars taalspel
en territorium te respecteren, kan er verbetering in gebracht worden met het dialoogmodel.
Als beide taalspelen geen contact hebben, dan kunnen ze elkaar ook niet bevruchten. Het
dialoogmodel faciliteert dus de noodzakelijke dialoog tussen geloof en wetenschap.

Vanuit het standpunt van het geloof is er behoefte aan wetenschap. Een gelovige mag niet
in eender wat geloven en moet in staat zijn onderscheid te maken tussen echte religie en
sekte (= negatief; religieuze groep met schadelijke praktijken). Ook de wetenschap moet
kritiek kunnen accepteren vanuit de theologie en filosofie. Het is niet omdat iets
wetenschappelijk mogelijk is, dat het ook moet gebeuren.

De wetenschapsfilosofie is wat realistischer dan gewone wetenschap. Een belangrijke figuur
hier is Thomas Kuhn. Hij legt uit dat radicaal nieuwe theorieën in de wetenschap niet
ontstaan door verificatie, maar door plotse, nieuwe inzichten. Hoe de wetenschap werkt is
met paradigma’s (= overtuigingen, waarden en handelwijzen die door de leden van een
bepaalde samenleving worden gedeeld): een bepaald verklaringsparadigma houdt stand
zolang het als normatief wordt ervaren vanwege eerdere succesvolle verklaringen van
natuurverschijnselen. Als een paradigma wordt aanvaard, zitten we in de ‘normale
wetenschap’ zoals die in de handboeken wordt beschreven. Je mag het dus niet in twijfel
trekken. Als een verschijnsel opeens afwijkt van het normale, wordt die simpelweg als
afwijkend geclassificeerd. Maar als zulke afwijkingen zich blijven opstapelen is er een crisis
en nood aan een ‘wetenschappelijke revolutie’. Er komt dan een nieuw paradigma, en het
proces begint zo opnieuw. Dit is dus de paradigmatheorie.

Deze theorie verklaart ook waarom wetenschap wetenschappelijke vooruitgang kan
tegenhouden. Als je het normatieve hanteert, promoveer je sneller. Als je een nieuw model
ontwikkelt, dan is de kans klein dat je snel promoveert.

Leo Tolstoj, Russische schrijver, beweert dat zelfs als de wetenschap al onze problemen zou
hebben opgelost, ze niet eens een levensprobleem heeft aangeraakt. De wetenschap zou
nooit een antwoord kunnen bieden op onze meest fundamentele levensvragen.

Om een dialoog te genereren tussen religie en wetenschap moeten beide domeinen niet
vast blijven zitten in hun eigen gelijk (= niet claimen dat ze de enige waarheid zijn). Aan drie
voorwaarden moeten voldaan om dat dialoog in gang te zetten:
- Respect opbrengen voor het taalspel/discours van het andere.
- Zien en beseffen dat de taalspelen van geloof en wetenschap grondig van elkaar
verschillen. Zo kunnen misverstanden en conflicten vermeden worden.
- Conclusie van ene taalspel mag niet gebruikt worden om andere taalspel tegen te
spreken.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iremcenber. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47  11x  sold
  • (2)
  Add to cart