100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Arresten Verbintenissenrecht Rechtsgeleerdheid jaar 2 Universiteit Leiden ()(compleet) $9.18   Add to cart

Judgments

Arresten Verbintenissenrecht Rechtsgeleerdheid jaar 2 Universiteit Leiden ()(compleet)

 22 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Ik heb het vak verbintenissenrecht in een keer afgerond met een 9. Daarvoor heb ik deze samenvatting van de jurisprudentie gebruikt in combinatie met de kleine samenvatting van de overige stof die ik ook verkoop.

Preview 4 out of 40  pages

  • February 3, 2022
  • 40
  • 2019/2020
  • Judgments
  • Unknown
avatar-seller
Jurisprudentie verbintenissenrecht

Week 1
- Quint/ Te Poel
1269 BW (oud) bepaalde: ‘Verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de wet.’ Het arrest
betrof de vraag wat de woorden ‘uit de wet’ betekenden. De eigenaar van de grond waarop in
opdracht van zijn broer en met zijn instemming twee winkels met bovenwoningen waren gebouwd,
maar waarvan de aanneemsom onbetaald was gebleven als gevolg van betalingsonmacht van die
broer, was door natrekking eigenaar geworden van de huizen. De vraag was of hij verplicht was de
aannemer schadeloos te stellen tot het bedrag van zijn verrijking. Het oude BW kende niet een
algemene bepaling die tot schadevergoeding uit ongerechtvaardigde verrijking verplichtte, zoals in
het Burgerlijk Wetboek in 6:212 BW is opgenomen.

De Hoge Raad overwoog omtrent de betekentis van de woorden uit de wet, ‘dat immers uit deze
woorden geenszins volgt dat elke verbintenis rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen, docht
daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld,
de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de
wet geregelde gevallen.’.

- Lundiform
Casus
Het gaat i.c. om de uitleg van een tussen modehuis Mexx en interieurleverancier Lundiform gesloten
(Engelstalig) contract betreffende de afname door Mexx van “hardware” voor de inrichting van
Mexx-winkels, geproduceerd door Lundiform. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitleg
van de overeenkomst.
Volgens Lundiform heeft Mexx gehandeld in strijd met een in het contract opgenomen garantie.
Volgens die garantie zou Mexx minimaal een bepaald aantal goederen afnemen. In dit verband heeft
Lundiform zich o.a. beroepen op e-mails uit de periode voorafgaand aan het sluiten van de
overeenkomst. Lundiform beroept zich op de afnamegarantie en stelt dat Mexx in dat kader ook
toezeggingen heeft gedaan.
Het Hof gaat mee met de verweren van Mexx en neemt de taalkundige betekenis van de
overeenkomst tot uitgangspunt. Volgens het Hof gaat het om een commerciële overeenkomst,
gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben
onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen
nauwkeurig vast te leggen. Onder deze omstandigheden komt aan de taalkundige betekenis van de
gekozen bewoordingen grote betekenis toe. D.w.z. dat partijen ook zijn gebonden aan de 'entire
agreement clause'. Het door Lundiform aangevoerde bewijs is onvoldoende om tot een ander
oordeel te komen.
Hoge Raad
Lundiform gaat in cassatie en klaagt over de taalkundige benadering van het Hof. De Hoge Raad moet
oordelen of het Hof de overeenkomst (inclusief de entire agreement clause) juist heeft uitgelegd en
of het Hof het bewijsaanbod van Lundiform terecht heeft gepasseerd.
Lundiform had eerder gesteld dat partijen niet over de schriftelijke overeenkomst hadden
onderhandeld, dat Lundiform bij de totstandkoming ervan niet werd bijgestaan door een jurist en dat
het modelcontract was opgesteld door het “legal department” van Mexx. In het licht daarvan
oordeelt de Hoge Raad ’s dat Hofs oordeel onvoldoende is gemotiveerd. Als deze stellingen juist zijn,
volgens de Hoge Raad, vervalt daarmee de door het Hof genoemde reden om bij de uitleg van de
overeenkomst groot gewicht toe te kennen aan de taalkundige betekenis van de gekozen
bewoordingen.
De Hoge Raad stelt dat de door het Hof gekozen taalkundige benadering niet rechtvaardigen dat het
Hof ongemotiveerd voorbijging aan het beroep van Lundiform op een van de tekst afwijkende
partijbedoeling. Ook als bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de
1

,taalkundige betekenis, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een
andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden
gehecht. Beslissend blijft namelijk de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer
redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs
van elkaar mochten verwachten.
Conclusie
Als bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de
gekozen bewoordingen, blijft de Haviltex-maatstaf leidend. Uitleg van overeenkomsten, óók in de
relatie tussen commerciële partijen, is een in hoge mate feitelijke bezigheid, waarbij in principe alle
omstandigheden van het geval relevant kunnen zijn.
De vrijheid van de feitenrechter om op basis van de bewoordingen van de overeenkomst te komen
tot een voorshands gegeven oordeel over de uitleg daarvan, laat onverlet dat de partij die een
andere uitleg verdedigt en in dat kader voldoende stelt, tot bewijs moet worden toegelaten. Een
“entire agreement clause” staat niet zonder meer eraan in de weg dat voor de uitleg van de
overeenkomst betekenis wordt toegekend aan verklaringen of acties van partijen voorafgaand aan
het sluiten van het contract.

- Kribbenbijter
Onderwerp
Een vertegenwoordiger die in eigen naam ten behoeve van een opdrachtgever is opgetreden, kan
zelf van de wederpartij schadevergoeding vorderen door wanprestatie jegens de opdrachtgever.
Casus
In 1972 verkocht Stolte aan de Duitser paardenhandelaar Lörsch, een negenjarig ruin met de garantie
'goed, eerlijk en braaf, en vrij van enig kwaad' en dus zonder verborgen gebreken. Echter na de
levering bleek door 2 dierenartsen te zijn vastgesteld, dat het paard niet aan de garantie voldeed.
Het paard bleek namelijk al bij de koop een 'kribbebijter' of 'kribbenslijper' te zijn. Stolte werd
daarom aangesproken tot ontbinding van koopovereenkomst en tot vergoeding van schade. De
vordering werd ingesteld door Schiphoff die stelde het paard gekocht te hebben. Lörsch zou in
opdracht van Schiphoff hebben gehandeld. Stolte voerde echter aan dat Lörsch de koper was en niet
Schiphoff.
De Rechtbank en hof
De rechtbank wijst de vordering af omdat hij ervan uitgaat dat Lörsch de koper van het paard was en
niet Schiphoff. In hoger beroep wijst het Hof de vordering wel toe.
Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt;
 ‘Dat het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een
overeenkomst in eigen naam –dat wil zeggen als wederpartij van die ander– is opgetreden,
afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en
weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden;
 Dat een bevestigend antwoord op deze vraag, die van feitelijke aard is, niet wordt
uitgesloten door de omstandigheid dat die ander wist dat degene met wie hij handelde, dit
ten behoeve van een opdrachtgever deed; (...)
 Dat iemand die in eigen naam maar ten behoeve van een opdrachtgever met een ander een
overeenkomst sluit, in beginsel ook in eigen naam ten behoeve van die opdrachtgever de uit
die overeenkomst voortvloeiende rechten geldend kan maken;
 Dat dit met name ook geldt voor een vordering (...) strekkende tot vergoeding van de schade
die als gevolg van ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie aan de zijde van de
partij jegens wie de wanprestatie is gepleegd, is geleden;’
Conclusie
 Of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam (dus
als wederpartij van die ander) is opgetreden, hangt af van hetgeen beide daarover jegens


2

, elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben
afgeleid en mochten afleiden.
 Een vertegenwoordiger, die op eigen naam ten behoeve van een opdrachtgever een
overeenkomst heeft gesloten, kan van de wederpartij vergoeding vorderen van door
wanprestatie veroorzaakte schade van die opdrachtgever.

- Fujitsu/Exel
Casus
De rechtsvoorganger van FTSI is een dochtervennootschap van Fujitsu. In 1993 heeft FTSI een
overeenkomst gesloten met een rechtsvoorganger van Exel. Excel zou voor FTSI goederen opslaan en
vervoeren. Later is deze overeenkomst aangevuld met een verplichting. Excel zou de CMR-
vrachtbrieven gedurende minimaal 6 jaar bewaren. Medio 2000 is de samenwerking van beide
partijen beëindigd.
Hierna heeft FTSI een naheffingsaanslag voor omzetbelasting ontvangen. Blijkbaar zou bij sommige
transacties het nultarief toegepast zijn omdat hierbij buitenlandse afnemers betrokken zouden zijn
geweest. De Belasting meent dat dit niet het geval was en dat hierdoor het nultarief onterecht is
toegepast. Om te kunnen bewijzen dat er wel sprake was geweest van buitenlandse afnemers, had
FTSI aan EFM (dochter van Exel) verzocht om de relevante CMR-vrachtbrieven te overleggen. EFM en
Exel zijn niet op dit verzoek in gegaan. FTSI heeft toen een schikking met de Belastinginspecteur
getroffen tot betaling van € 2.200.000 aan de fiscus.
Hierna volgt een procedure waarin Fujitsu dit schikkingsbedrag als schadevergoeding van Exel
vordert. Volgens Fujitsu is Exel tekortgeschoten in haar plicht tot het bewaren van de vrachtbrieven.
Exel daarentegen stelt o.a. dat FTSI haar verzoek tot het ter beschikking stellen van de vrachtbrieven
niet bij Exel (haar contractuele wederpartij) maar bij de dochter van Exel (EFM) heeft gedaan.
Hoge Raad
Volgens het Hof kan de bekendheid van het verzoek van FTSI bij EFM niet op de voet van art. 3:61 lid
2 (jo. 3:60 lid 2) BW worden toegerekend aan de moedermaatschappij Exel. De schijn dat EFM
bevoegd was om van dit verzoek kennis te nemen namens Exel, is gewekt door de
pseudogevolmachtigde zonder toedoen van de pseudovolmachtgever. Dit is volgens het Hof
onvoldoende om de toerekening te rechtvaardigen.
De Hoge Raad volgt het Hof niet. Voor toerekening van schijn van de
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook sprake zijn als FTSI gerechtvaardigd heeft vertrouwd op
de bevoegdheid van EFM van dit verzoek kennis te nemen op grond van feiten en omstandigheden
die voor risico van de door deze onbevoegd vertegenwoordigde achterman Exel komen en waaruit
naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden
afgeleid. Volgens de Hoge Raad is een “toedoen” van de achterman is daarvoor niet noodzakelijk
(anders dan het Hof bepaalde).
Ondoorzichtigheid kan soms bijdragen aan het oordeel dat schijn van bevoegdheid wél aanwezig
was. Het feit dat Exel en EFM geen deel waren van een ondoorzichtige groep van organisaties, kan
niet bijdragen aan het oordeel dat geen sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Fujitsu had ook aangevoerd dat dat Exel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid zich niet op mocht beroepen dat dit verzoek tot EFM was gericht, en niet
tot Exel. Dit op grond van art. 6:248 lid 2 BW. Volgens de Hoge Raad is het Hof onterecht hier niet op
in gegaan en ook daarom kan de uitspraak van het Hof niet in stand worden gelaten.
Kern
Toedoen van een achterman is niet vereist voor toerekening schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid.

- Baris/Riezenkamp
Casus
Baris verkoopt aan Riezenkamp een partij onderdelen en motoren. Riezenkamp wilde daarmee de
reeds gestarte productie voortzetten. Baris had gezegd dat de kostprijs, na een
3

, kostprijsberekening per motor niet meer dan f. 135,- per stuk zou bedragen. Dit blijkt aanmerkelijk
meer te zijn. In rechte tot betaling van de koopprijs aangesproken verweert Riezenkamp zich met een
beroep op dwaling in de zelfstandigheid van de zaak.
Hof
De dwaling is verschoonbaar, omdat Riezenkamp is afgegaan op de door Baris genoemde kostprijs,
waartoe deze volgens zijn zeggen, na een kostprijsberekening zou zijn gekomen.
Hoge Raad
Degene, die onder invloed van dwaling een overeenkomst heeft aangegaan, kan niet met vrucht een
beroep doen op dit gebrek, wanneer hij daardoor in strijd zou handelen met de goede trouw. Indien
de dwaling onverschoonbaar was kan onder omstandigheden het doen van een beroep daarop in
strijd zijn met de goede trouw. Riezenkamp mocht afgaan op het 'deskundigenrapport' van Baris, en
hoefde dus zelf geen onderzoek te doen naar de kostprijs. HR spreekt over een rechtsverhouding, in
de pré-contractuele fase! Dit idee, dat toen op veel weerstanden stuitte, is nu wel ingeburgerd.

- Plas/Valburg
Relevante feiten
Op verzoek van de gemeentesecretaris van de gemeente Valburg, dient Plas Bouwonderneming BV
een offerte in voor de bouw van een overdekt zwembad. De offerte wordt door een
raadscommissaris naast die van drie andere aannemers onderzocht. Op verzoek van de gemeente
maar op eigen kosten wint Plas vervolgens adviezen in van een constructeur, van geluids-,
verwarmings-, en elektriciteitsadviseurs en van een architect. Wederom op verzoek van de gemeente
dient Plas daarna een aangepaste offerte in.
In de vergadering van de raad komt echter een plan op tafel van een aannemer, die zich pas veel
later heeft aangemeld. Omdat zijn plan anderhalve ton goedkoper is dan dat van Plas, wordt het door
de raad aanvaard.
Rechtsvraag
Algemene rechtsvraag: Zijn er regels op te stellen voor de vrijheid die partijen hebben om de
onderhandelingen met betrekking tot een overeenkomst af te breken op een hun passend tijdstip?
Gespecificeerde rechtsvraag in casu: Heeft Plas recht op schadevergoeding van de gemeente wegens
onrechtmatig handelen c.q. wanprestatie? En omvat die eventuele schadevergoeding tevens een
plicht tot vergoeding van de gederfde winst?
Rechtsgang
Het Gerechtshof gaat uit van de rechtsregel dat de schadevergoedingsplicht als gevolg van een
gedraging in strijd met de goede trouw in een precontractuele verhouding niet verder gaat dan
gemaakte kosten en schulden welke de wederpartij niet geleden zou hebben, ware de
precontractuele fase niet ontstaan en dat zij dus geen vergoeding van de gederfde winst kan
omvatten.
De Hoge Raad schuift het oordeel van het Gerechtshof van tafel en komt met vier rechtsregels (r.o.
3.4):
1. Het is denkbaar dat de onderhandelingen in een zodanig stadium zijn gekomen, dat het afbreken
zelf van die onderhandelingen onder de gegeven omstandigheden als in strijd met de goede trouw
moet worden geacht, omdat de contractspartijen over en weer mochten vertrouwen dat enigerlei
contract in ieder geval uit de onderhandelingen zou resulteren.
2. Doet zich een dergelijke situatie voor en verbreekt een partij de onderhandelingen toch, dan is
deze verplicht tot schadevergoeding. Daarbij kan ook plaats zijn voor een verplichting tot vergoeding
van de gederfde winst.
3. De verplichting tot schadevergoeding kan mede omvatten de kosten die gemaakt zijn voor het
tijdstip waarop het stadium is bereikt waarin de partij niet meer mocht terugtrekken.
4. Een verplichting tot vergoeding van de gemaakte kosten zou zelfs kunnen bestaan, indien de
onderhandelingen nog niet in een zodanig stadium zijn gekomen dat men deze te goeder trouw niet
meer mag afbreken, maar reeds wel in een stadium dat zulk afbreken een partij in de gegeven


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Julietmaaike. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.18. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78291 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$9.18  3x  sold
  • (0)
  Add to cart