Probleem 3: Sleeping disorders
Slaap-waakstoornissen: bevatten slaap-waak klachten, ontevredenheid over de kwaliteit, timing, en
hoeveelheid slaap. Dit resulteert in dagelijkse distress en beperkingen. Deze stoornissen gaan vaak
gepaard met depressie, anxiety, en cognitieve veranderingen die aangepakt moeten worden in
behandeling en management.
DSM-5 criteria: Insomnia disorder
A. Een aanhoudende klacht van ontevredenheid met slaapkwaliteit of -kwaliteit, geassocieerd
met 1 (of meer) v/d volgende symptomen:
1) Moeite met in slaap komen (in kinderen kan zich dit uiten als moeite met in slaap komen
zonder interventie v/d verzorger)
2) Moeite met het behouden van slaap, gekarakteriseerd door frequent wakker worden of
problemen met terug in slaap komen na ontwaking (in kinderen kan zich dit uiten als
moeite met terug in slaap vallen zonder interventie v/d verzorger)
3) Vroeg ontwaken en niet terug in slaap kunnen vallen
B. De slaapverstoring veroorzaakt klinisch significante distress of beperkingen in functioneren op
het gebied van sociaal, beroepsmatig, onderwijs, academisch, of gedrag.
C. De slaapverstoring komt tenminste 3 nachten per week voor.
D. De slaapverstoring is voor tenminste 3 maanden aanwezig.
E. De slaapverstoring komt voor ondanks genoeg kansen op slaap.
F. De insomnia kan niet beter worden verklaard door en komt niet slechts voor tijdens de course
van een andere slaap-waakstoornis (bijv. narcolepsie, parasomina).
G. De insomnia is niet toe te wijzen aan de fysiologische effecten van een substantie (bijv.
drugsmisbruik, een medicijn).
H. Comorbide mentale stoornissen en medische condities kunnen de klachten niet verklaren.
Specificeer:
Episodisch: symptomen duren tenminste 1 maand maar minder dan 3 maanden.
Aanhoudend: symptomen duren 3 maanden of langer. Houdt langer aan door
conditioneringsfactoren en verhoogde arousal.
Terugkerend: 2 of meer episodes binnen 1 jaar.
Acuut: vaak geassocieerd met levensgebeurtenissen of plotselinge veranderingen in
slaapritme of omgeving.
Insomnia disorder
Sleep-onset insomnia/initial insomnia: moeite met het in slaap komen op de bedtijd.
Sleep maintenance insomnia/middle insomnia: frequent of aanhoudend wakker blijven
gedurende de nacht. Dit is het meest voorkomend.
Late insomnia: vroeg wakker worden in de ochtend en niet terug in slaap kunnen komen.
Nonrestorative sleep: slechte slaapkwaliteit; niet uitgerust zijn bij het wakker worden
ondanks genoeg uren slaap.
‘’Moeite met in slaap komen’’ wordt gedefinieerd als slaap reactietijd van langer dan 20-30
minuten. ‘’Moeite met in slaap blijven’’ wordt gedefinieerd als langer dan 20-30 minuten
wakker blijven na de onset van slapen. Er is geen standaard definitie van ‘’vroeg wakker
worden’’, maar we gaan uit van 30 minuten voor de geplande tijd wakker worden en wakker
worden voordat er in totaal 6.5 uur geslapen is.
Bij insomnia disorder zijn er ook klachten overdag, niet alleen ’s nachts, zoals vermoeidheid,
slaperigheid, cognitieve beperkingen (moeite met aandacht, concentratie en geheugen),
stemmingsverstoringen.
, Insomnia gaat vaak gepaard met fysiologische en cognitieve arousal en conditionerende
factoren die interfereren met slaap. Er ontstaat vaak een vicieuze cirkel; te graag willen
slapen, waardoor er meer frustratie komt, waardoor het lastiger wordt om in slaap te komen.
Er komen vaak dysfunctionele gedragingen zoals lang in bed blijven liggen, een slecht
slaapritme ontwikkelen, dutjes doen, en dysfunctionele cognities zoals angst voor
slapeloosheid bij kijken.
Wanneer het individu in de omgeving blijft waarin er veel slapeloze nachten zijn geweest kan
dit nog meer bijdragen aan de slaapmoeilijkheden.
Prevalentie; 1/3e v/d volwassenen in de populatie heeft insomnia symptomen, 10-15% heeft
dagelijkse beperkingen, en 6-10% heeft symptomen van insomnia disorder. ID is de meest
prevalente slaapstoornis van allemaal. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, de
genderratio is ong. 1.44:1. Klachten komen vaker voor bij middelbare en oudere
volwassenen, dit komt waarschijnlijk omdat zij ook meer fysieke gezondheidsproblemen
hebben. Het type insomnia symptoom verandert met de leeftijd; jongvolwassenen hebben
meer moeite met in slaap komen, ouderen meer met in slaap blijven.
Onset kan over het hele leven zijn, de 1e episode is wel vaak in de jongvolwassenheid. In
vrouwen kan een nieuwe-onset insomnia voorkomen in de menopauze.
Het komt vaak comorbide voor met andere mentale stoornissen.
Differentiële diagnoses normale slaapvariaties, situationele/acute insomnia, delayed
sleep phase and shift work types of circadian rhythm sleep-wake disorder, restless leg
syndrome, breathing-related sleep disorders, narcolepsie, parasomnia,
substance/medication-induced sleep disorder insomnia type.
Comorbiditeit medische condities (diabetes, coronary heart disease, chronic obstructive
pulmonary disease, arthritis, fibromyalgia), bipolaire stoornis, depressive/anxiety
stoornissen, middelenmisbruik.
Risicofactoren major life events (ziekte, scheiding), chronische dagelijkse stress, anxiety-
gerelateerde cognitieve stijlen, neiging om emoties te onderdrukken, veel geluid, licht,
oncomfortabele hoge of lage temperatuur, hoge altitude, vrouwelijk geslacht, oudere leeftijd.
Consequenties interpersoonlijke, sociale en beroepsmatige problemen, irritatie, slechte
concentratie, hoger risico op MDD, hypertensie, en myocardial infarction, vaker afwezig op werk,
minder productief op werk, verminderde kwaliteit van leven, meer economische zorgen.
DSM-5 criteria: Obstructive sleep apnea hypopnea
A. 1 v/d volgende symptomen;
1) Bewijs v/d polysomnografie van tenminste 5 obstructieve apneus of hypoapneus per uur
slaap en 1 v/d volgende slaapsymptomen;
a) Nachtelijke ademhalingsverstoringen; snurken, hijgen, of adempauzes tijdens slaap.
b) Slaperigheid of vermoeidheid overdag of niet-herstellende slaap ongeacht voldoende
kansen op slaap, kan niet beter worden uitgelegd door een andere mentale stoornis
en is niet toe te wijzen aan een andere medische conditie.
2) Bewijs v/d polysomnografie van 15 of meer obstructieve apneus en/of hypoapneus per
uur slaap ongeacht de bijkomende symptomen.
Ernst:
Mild: apneu hypoapneu index minder dan 15.
Gemiddeld: apneu hypoapneu index 15-30.
Ernstig: apneu hypoapneu index groter dan 30.
Obstructive sleep apnea hypopnea
Apneu hypoapneu index = aantal apneus + hypoapneus per uur slaap.
, Meest voorkomende ademhalings-gerelateerde slaapstoornis, gekarakteriseerd door
terugkerende episodes van luchtwegobstructie (apneu en hypoapneu) tijdens slaap. Apneu is
de complete absentie van luchtflow, hypoapneu is een vermindering in luchtflow. Elke apneu
of hypoapneu representeert een vermindering in ademhaling van tenminste 10 seconden in
volwassenen of 2 gemiste ademhalingen in kinderen.
Bijkomende symptomen/klachten zijn insomnia, brandend maagzuur, nocturie, hoofdpijn in
de ochtend, droge mond, erectiedysfunctie, verminderd libido, en hypertensie. Soms ook
arousal en ongebruikelijke slaapposities, door de mond ademen, moeite met slikken en
slechte articulatie. Deze laatste komen vooral voor bij kinderen.
Prevalentie is 1-2% in kinderen, 2-15% in middelbare volwassenen, en meer dan 20% in
ouderen. Het komt vaak samen voor met obesitas. De man:vrouw ratio gaat van 2:1 tot 4:1 in
volwassenen. Geslachtsverschillen verminderen met de leeftijd; hogere prevalentie in
vrouwen na de menopauze.
De course volgt een J-vormige distributie; er is een piek in kinderen van 3-8 jaar, daarna
neemt het af, daarna neemt het weer toe naarmate ook obesitas-rates toenemen, daarna
neemt het nog meer toe met oudere leeftijd.
Sluimerende onset. Vaak is het hard snurken al langer aanwezig (sinds de jeugd), maar wordt
het met de leeftijd steeds ernstiger. Het kan op elke leeftijd voorkomen maar manifesteert
zich vooral op 40-60-jarige leeftijd.
Diagnostische markers bij kinderen zijn de symptomen iets subtieler waardoor diagnose
lastiger is. De symptomen kunnen verminderen door gewichtsverlies en bij kinderen door
groei. Vrouwen rapporteren vaker vermoeidheid en slaperigheid en minder vaak snurken. Bij
kinderen uit het zich in moeizame ademhaling, hypoventilatie met een tekort aan zuurstof,
overmatig koolstofdioxidegehalte, en paradoxale bewegingen in het lichaam tijdens
ademhaling. Overige markers zijn smalle luchtweg, hartfalen, en verhoogde
hemoglobinegehaltes.
Cultuur in sommige culturen wordt snurken als gezond gezien en wordt er dus geen
diagnose gesteld. Aziaten lopen een verhoogd risico op de stoornis ondanks hun lage BMI.
Differentiële diagnoses snurken en andere slaapstoornissen, paniekaanvallen, ADHD,
middelenmisbruik/substance/medication-induced insomnia/hypersomnia.
Comorbiditeit hypertensie, hart- en vaatziekten, hartaanval, diabetes, verhoogde
mortaliteit, hoge bloeddruk, medische of neurologische condities, depressie.
Risicofactoren obesitas, mannelijk geslacht, kleine of abnormale kaak, familiegeschiedenis v/d
stoornis, genetische syndromen die de luchtweg aanpassen, dikke amandelen, menopauze,
endocriene syndromen, medicatie.
Consequenties slaperigheid, vaker ongelukken (op het werk, in het verkeer), slechtere
gezondheid.
DSM-5 criteria: Hypersomnolence disorder
A. Zelfgerapporteerde overmatige slaperigheid (hypersomnolence) ondanks een slaapperiode
van tenminste 7 uur, met tenminste 1 v/d volgende symptomen:
1) Terugkerende periodes van slaap binnen dezelfde dag
2) Langdurige slaapepisode van meer dan 9 uur per dag die niet-restoratief is
3) Moeite met volledig wakker zijn na een abrupte ontwakening
B. De hypersomnolence komt tenminste 3 keer per week voor gedurende tenminste 3 maanden.
C. De hypersomnolence veroorzaakt klinisch significante distress of beperkingen in functioneren
op het gebied van sociaal, beroepsmatig, onderwijs, academisch, of gedrag.
D. De hypersomnolence kan niet beter worden verklaard door en komt niet slechts voor tijdens
Specificeer:
de course van een andere slaapstoornis (bijv. narcolepsie, parasomina).
E. De hypersomnolence
Acuut: duur van minder dante
is niet toe 1 maand.
wijzen aan de fysiologische effecten van een middel.
Subacuut: duur van 1-3 maanden.
F. Comorbide mentale stoornissen en medische condities kunnen de klachten niet verklaren.
Aanhoudend: duur van meer dan 3 maanden.