Hoofdstuk 1
Tijd is geld
Voor een producent heeft tijd waarde: een bepaalde tijdsduur komt voor hem overeen met een
bepaalde productie. Voor een consument heeft tijd ook waarde: een bepaalde tijdsduur komt
overeen met een bepaalde hoeveelheid consumentensurplus.
Tijd is van waarde en heeft daarom een prijs: de rente. De rente die banken rekenen is voor iedereen
gelijk; het is de algemene prijs van tijd. De rente komt tot stand op de vermogensmarkt: de markt
waar vraag en aanbod van financieel kapitaal bij elkaar komen.
De hoogte van rente wordt beïnvloed door de reporente: het rentepercentage waartegen banken
geld kunnen lenen bij de centrale bank. De reporente is de minimale rente waarvoor banken geld
uitlenen aan bedrijven en consumenten.
Intertemporele substitutie
De invoering van geld vergemakkelijkt ruilen. Omdat de factor tijd ook een prijs heeft, kan het
betrokken worden bij een ruil. Ofwel: de rente maakt ruilen over de tijd mogelijk.
Een consument die iets koopt, geniet het consumentensurplus dat de aankoop hem oplevert, of kiest
ervoor om te sparen: hij zet het geld op zijn bankrekening in plaats van het uit te geven. Dit levert
rente op: in ruil voor de tijd dat het op de bank staat, betaalt de bank rente. Hoe langer het geld erop
blijft staan, hoe meer de rente wordt.
Sparen is het uitstellen van een aankoop: consumptie nu vervangt hij door een consumptie in de
toekomst. Dit heet intertemporele substitutie.
Iemand die spaart, loopt het consumentensurplus mis. Het ongemakt dat een consument ondervindt
als hij de consumptie uitstelt is de individuele prijs van tijd. Hier tegenover staat de rente die hij
hiervoor krijgt. De rente is gelijk aan de opbrengt vavn het uitstellen van consumptie. Iemand zal dus
gaan sparen wanneer de individuele prijs van tijd lager is dan de rente.
De individuele prijs van tijd is voor iedereen verschillend. Voor ongeduldige consumenten is ze hoog
en voor geduldige consumenten ligt deze lager, zij zijn meer geneigd om te sparen. Ook hangt de
neiging tot sparen af van het product. Dorst moet gelest worden, maar een dvd kan wachten.
Een consument kan consumptie ook vervroegen door te lenen. Over deze lening moet hij rente
betalen aan de persoon of instantie die het geld uitleent. De rente is de prijs die de lener betaalt voor
het vervroegen van de consumptie. Voordeel: consument geniet direct consumentensurplus. Nadeel:
rente.
Inflatie
Onstaan van inflatie
Inflatie is een prijsstijging door de tijd. Dit geldt voor de meeste producten: voor hetzelfde product
moet je na verloop van tijd een hogere prijs betalen. Door inflatie daalt de koopkracht, voor een euro
kun je steeds minder kopen. Door inflatie daalt dus de interne waarde van geld.
Een belangrijke reden voor inflatie is het toenemen van de maatschappelijke geldhoeveelheid. Veel
banken hebben een bankrekening bij de ECB. Daar zetten ze het geld op dat ze niet uitgeleend
hebben. De ECB is de bank van de banken. Als ECB de rente verlaagt, gaan banken op zoek naar
consumenten en producenten om het geld uit te lenen wat eerst op hun rekening bij de ECB stond.
, Om lenen aantrekkelijker te maken, zullen ze een lagere rente rekenen. Tevens zullen banken zelf
ook meer gaan lenen bij de ECB vanwege de lage rente. Op deze manier vergroot de
maatschappelijke geldhoeveelheid en zo is inflatie geboren.
Monetair beleid
Het veranderen van de rente door de ECB is een voorbeeld van monetair beleid. Met dit beleid
proberen centrale banken de economie te beïnvloeden. Met een verlaging v.d. rente stimuleert de
ECB economische activiteit, en wanneer de economie oververhit dreigt te raken kan de ECB de rente
verhogen. Er wordt dan weer minder geleend, en geld zal sneller op de bank gezet worden vanwege
de renteopbrengst. De vraag daalt dan weer en de druk op de prijzen wordt verminderd.
Indexcijfers
Inflatie gaat over procentuele veranderingen. Indexcijfers zijn hulpmiddelen om hiermee te werken.
Een indexcijfer is een getal waarmee je eenvouding een procentuele verandering ten opzichte van
een basisjaar kunt aflezen. De formule hiervoor gaat als volgt:
Prijs van het product ∈het vergelijkingsjaar
Prijsindexcijfer= x 100 %
Prijs van het product ∈het basisjaar
Het verschil ten opzichte van het basisjaar is gelijk aan een procentuele verandering.
Berekenen van inflatie
In Nederland berekent het CBS de inflatie. Voor Europa doet Eurostat dit. De berekening verloopt
volgens vijf stappen:
1. Bepaling van het goederenmandje
2. Bepaling v.d. wegingsfactoren
3. Omzetting v.d. prijzen in indexcijfers
4. Berekening van de consumentenprijsindex (CPI)
5. Berekening van de verandering in de CPI
Stap 1 – De inflatie meet de stijging van het algemene prijspeil. Om dit te berekenen, moet eerst het
goederenmandje worden samengesteld: producten en diensten waar een gemiddeld gezin zijn geld
aan uitgeeft.
Stap 2 – Niet alle producten en diensten in het goederenmandje zijn even belangrijk voor de
berekening van het algemene pijspeul. Bij de berekening van het algemene prijspeil houdt het CBS
daarom rekening met de wegingsfactoren: de uitgave aan een product of dienst als percentage van
de totale uitgaven.
Stap 3 – Omzetten van prijzen naar indexcijfers. Van elk product of productgroepo wordt het
prijsindexcijfer opgesteld. De prijsindexcijfer van bepaalde producten of productgroepen noemen we
Partiële prijsindexcijfers.
Stap 4 – Het algemene prijspeil is gelijk aan het gewogen gemiddelde van alle partiële
prijsindexcijfers. Het algemene prijspeil is daardoor zelf ook een indexcijfer en noemen we de
consumentenprijsindex (CPI). Deze geeft de hoogte van het algemene prijspeil in het land, uitgedrukt
in een indexcijfer. Formule:
CPI=w 1 x p1+ w 2 x p 2+..+ wa x pa
Stap 5 – Tot slot vergelijk je de CPI die je hebt berekend met de CPI in het basisjaar (deze is altijd
100). Het verschil tussen die 2 waarden geeft de inflatie weer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hildebakker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.