Deze samenvatting bevat alles wat je nodig hebt om in 1e zit te slagen. Alles wat de prof vertelde in de lessen + alle belangrijke figuren staan erin. Ik leerde voor mijn examen enkel deze samenvatting en behaalde een 16/20. Succes ermee!
we maken onderscheid tussen
- eukaryote: cel organellen, kern en shit met
membranen
- prokaryote: geen celorganellen, minder complex
→ niet bekijken dit hst want buiten membraan
rond cel hebben ze geen extra
membranen in en om de cel
vb: epitheelcel van de darm: we hebben plasma membranen en interne membranen
→ plasmamembraan: 700 µm²
→ membraan rond organellen: altijd ong 10x groter dus 7000µm²
in en rond cel: veel membranen ⇒ belangrijke processen gebeuren hier,
daarom dus heel goed bekijken
belangrijk om te weten:
- cytoplasma: alles binnen plasmamembraan behalve nucleus ( dus ook
organellen, niet enkel water!)
- cytosol: waterige gedeelte van cytoplasma buiten de organellen
- lumen: waterige gedeelte binnen de organellen
structuur van biomembranen
hoe zien?
1. atomic force microscopy (afm)
- werkt met tip
- tip: beweegt over hoogtes en laagtes ( er zijn dus keiveel bultjes)
- zo dus structuur ‘zien’
2. elektronenmicroscoop
- cel kleuren ( vb: bloedcel met Os04)
- doel kleuring: hecht zich enkel vast aan bep. structuren →
die gekleurd → houden e- tegen → zo beeld
,conclusie: membraan zien we als een dubbellaag: precies een spoorweg
! biomembranen zijn dubbele fosfolipidenlagen
- binnenste laag: apolair
- buitenste hoofdjes: polair ( osmium kan hierop binden en
daarom donker)
- amfipatisch dus: verschillende oplosbaarheden in water
- dikte: tsn 3 à 4 nm = 30-40 Ä = 3-4 x 10 -9 m
amfipatische moleculen in waterige oplossingen?
→ nemen bepaalde vormen aan: micelle / liposoom /
dubbellaag → bij membranen dus dubbellaag
! celmembraan is nooit volledig egaal: altijd
indeukingen, uitsteeksels…. ( later meer) ⇒ variabiliteit van
biomembranen
! myelineschede: eigenlijk verschillende membranen naeen,
treinstation
➔ exoplasmatische zijde
➔ cytosolische zijde: zijde aan het cytosol
altijd anders voor elk organel, goed kijken
onthouden: exoplasmatische zijde blijft steeds exoplasmatische zijde en
ook voor cytosolische zijde geldt dat, voor alle processen!
chemische samenstelling
⇒ we zitten met drie soorten lipiden ( kunnen herkennen)
1. fosfoglyceriden
- zit vol met glycerol ( alcoholgroepen)
- elke OH kan veresteren ( zuur-alcohol reactie) dan krijg
je een esterverbinding
- soms: alle OH doen dat → triacylglycerol → vet
- in membranen: maar twee OH doen dat en aan derde
komt P → fosfatidyl
-
⇒ 4 soorten fosfatidyl
I. fosfatidylethanolamine FE
II. fosfatidyl choline FC
III. fosfatidyl serine FS
, IV. fosfatidyl inositol FO
- plasmalogenen: soorten fosfolipiden waarbij 1 van de
vetzuren eraan hangt met ETHER ipv esterverbinding
! deze hebben allemaal een heel duidelijk amfipatisch karakter
waarbij vetzuur + glyceride het hydrofoob deel is en het hoofdje het
hydrofiel deel
2. sfingolipiden
- niet gemaakt met glycerol maar met
sfingosine ( heeft NH2)
- aan het amine (NH2) kan dan een
vetzuur komen en dan spreken we van
ceramide
- glycosfingolipiden: er wordt een
suikertje aan de sfingomyeline gemaakt
- gangliosides: glycosfingolipiden met
complexere suikergroepen
3. sterolen
- cholesterol
● 4 ringen ( 3x 6 ring en 1x 5 ring)
● OH eraan
● OH is hydrofiel deel, rest is hydofoob deel
● veel toepassingen, niet enkel in
membranen → hormonen, galzuren,
cortisone, vitamine D
cholesterol als precursor van vitamine D
⇒ door UV licht zal een cholesterol worden omgezet
naar vitamine D3 en das essentieel voor calciumopname
⇒ gebrek? rachitis ( gestoorde botopbouw
beweeglijkheid van fosfolipiden
fosfolipiden hebben verschillende manieren om zich voort te
bewegen…
1. axiale rotatie
- gewoon ronddraaien
- niet super interessant
2. laterale diffusie
- fosfolipiden zullen kunnen ‘rondwandelen’
, - kunnen we bewijzen/onderzoeken..
meting van laterale diffusie met FRAP ( fluorescence recovery after photobleaching)
➔ fluorescente markers op membraan lipiden
➔ na een tijdje bleach je
➔ je merkt dat sommige terug fluorescent worden
➔ das dan laterale diffusie: de lipiden worden vervangen door
andere
➔ 50% van de lipiden wordt terug fluorescent ( zie diagram)
3. flip-flop
- een lipiden gaat zo omdraaien
- energetisch zeer onwaarschijnlijk: hydofiek hoofdje moet door de
hydrofoob midden
- vereist dus enzyme “ flippase” ( en dat heeft veel atp nodig)
meting flip-flop: quench methoden
➔ onderscheidt: een keer wel ATP en een keer zonder
➔ met atp: flippase flipt een ding om zodat ze beter beschermd zijn voor quencer
➔ quencher: zal de dingetjes bleachen
conclusie: met atp kan flippase flip flop doen
4. beweging van vetzuurstaarten
= bepaald door drie zaken
● temperatuur
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ebmw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.95. You're not tied to anything after your purchase.