AFPF casus 1
• de grote en kleine circulatie van het bloed door het hart en de
bloedvaten van het lichaam beschrijven.
Kleine circulatie (longcirculatie), rechterhelft van het hart pompt bloed naar de longen.
Daar vindt gasuitwisseling plaats, bloed verzamelt zuurstof uit luchtzakjes en
overtollig kooldioxide diffundeert in de luchtzakken voor uitademing.
Grote circulatie (lichaamscirculatie), linkerhelft van het hart pompt bloed en voorziet
de rest van het lichaam. Afvalstoffen van de weefsels worden aan bloed afgegeven
voor excretie en lichaamscellen ontvangen voedingsstoffen en zuurstof.
• de structuur van het hart en de positie ervan in de thorax beschrijven.
Het hart is een kegelvormig, hol, gespierd orgaan van ongeveer 10cm lang en een
omvang van de vuist van de eigenaar. Weegt bij vrouwen ongeveer 225 g en bij
mannen ongeveer 310 g.
Het hart ligt in de thoraxholte in het mediastinum (ruimte tussen longen). Het ligt
schuin, iets links van het midden en bestaat uit een basis aan de bovenkant en apex
(hartpunt) aan onderkant.
De hartwand bestaat uit drie weefsellagen, perscard, myocard en endocard.
- Pericard is de buitenste laag en bestaat uit twee zakjes, buitenste zak (pericardium
fibrosum) bestaat uit stevige bindweefsellaag en binnenste uit dubbelbladige
sereuze laag (pericadium serosum). De sereuze membraan bestaat uit een laag
platte epitheelcellen, scheidt vocht af.
- Myocard bestaat uit gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel. Door het
myrocard strekt zich ook het netwerk van gespecialiseerde geleidende vezels uit,
die verantwoordelijk zijn voor transmissie van de elektrische signalen van het hart.
Het myrocard is het dikst bij het hartpunt en wordt naar de basis dunner, dikst in
linkerventrikel met zwaarste belasting.
- Endocard is dun en glad membraan dat de kamers en kleppen bedekt en soepele
doorstroming van het bloed mogelijk maakt. Het bestaat uit platte endotheelcellen
en is een voortzetting van het endotheel in bloedvaten.
• de verschillende onderdelen van het hart benoemen/aanwijzen in (een
afbeelding van) het hart: rechter atrium, rechter ventrikel, linker
atrium, linker ventrikel, septum, valva tricuspidalis, valva mitralis,
pulmonalisklep, aortaklep
, • de volgende arteriën benoemen/aanwijzen in (een afbeelding van) het
hart: aorta ascendens, a. coronaria, truncus pulmonalis,
• de volgende venen benoemen/aanwijzen in (een afbeelding van) het
hart: v. cava superior, v. cava inferior.
AFPF casus 2
• de structuur en functies beschrijven van arteriën, venen en capillairen
en de verschillen samenvatten tussen deze verschillende soorten
bloedvaten.
Bloedvaten hebben verschillende structuur, omvang en functie en er zijn diverse
soorten: arteriën (slagaderen), venen (aderen) en capillairen (haarvaten).
Arteriën en arteriële vervoeren bloed vanuit het hart, variëren aanzienlijk in omvang
en de wand bestaat uit drie weefsellagen: tunica adventitia (buitenlaag van
bindweefsel), tunica media (middenlaag van glad spierweefsel en elastisch weefsel),
tunica intimi (binnenlaag van plaveiselepitheel genaamd endotheel). De hoeveelheid
spier- en elastisch weefsel in de slagaderen varieert met hun omvang en functie.
Slagaderen hebben dikkere wand dan aderen zodat zij de hoge druk van arterieel
bloed kunnen verdragen. Hoe dichter bij het hart, hoe elastischer het weefsel.
Capillairen zijn de haarvaten, vertakt uit de kleinste arteriële. De capillairwanden
bestaan uit een laag endotheelcellen op een dun membraan waardoorheen water- en
andere kleine moleculen passeren. De capillairen vormen een groot netwerk van
vaatjes die de kleinste arteriële en veulen met elkaar verbinden. Uitwisseling van
stoffen door de endotheel weefsellaag.
Venen voeren bloed onder lage druk terug naar het hart. Hun wanden bestaan uit
dezelfde drie lagen als die van slagaderen maar zijn dunner, want de tunica media
bevat minder spier- en elastisch weefsel omdat de druk in de aderen lager is.
Sommige venen hebben kleppen die voorkomen dat het bloed terugstroomt, zodat het
naar het hart blijft stromen. De venen in de ledematen hebben veel kleppen, vooral in
de onderste ledematen waar het bloed een lange afstand moet afleggen tegen
zwaartekracht in.
• de mechanismen verklaren waarmee de uitwisseling van
voedingsstoffen, gassen en afvalproducten tussen het bloed en de
weefsels plaatsvindt.
Interne respiratie is het proces waarbij gassen worden uitgewisseld tussen capillair
bloed en lokale lichaamscellen. Zuurstof wordt gebonden aan hemoglobine van de
longen naar de weefsels vervoerd als oxyhemoglobine. Uitwisseling van weefsels vindt
plaats tussen bloed en weefselvocht en vervolgens tussen weefselvocht en de cellen.
Zuurstof diffundeert volgens drukgradiënt. Koolstofdioxide is een van de
afvalproducten en diffundeert naar het bloed.
Voedingsstoffen diffunderen door de semipermeabele capillairwand naar de weefsels,
water wisselt vrij van het plasma en weefselvloeistof door osmose.
• uitleggen welk effect de hydrostatische en osmotische druk hebben op
de waterverplaatsing tussen capillairen en weefsels.
De hydrostatische druk (bloeddruk) is de twee krachten die de algehele
vochtbeweging door de capillairwand bepalen, perst vocht uit de bloedbaan.
Osmotische druk trekt vocht aan en wordt in stand gehouden door de aanwezige
plasma-eiwitten in het bijzonder albumine.
Aan het arteriële uiteinde van een capillair is de hydrostatische druk ongeveer 35
mmHg en osmotische tegendruk 25 mmHg, per saldo wordt dus vocht uit de capillair
Het netto vochtverlies uit de bloedstroom moet worden aangevuld.
Aan het veneuze uiteinde van de capillair is de situatie omgekeerd. Bloedstroom is
hier trager omdat de hydrostatische druk is gedaald tot 15 mmHg, osmotische druk is
nog 25 mmHg, hierdoor stroomt er vocht terug de capillair in.
• de volgende arteriën benoemen/aanwijzen in een afbeelding: aorta
ascendens, a. coronaria, arcus aortae, truncus brachiocephalica,
, a. pulmonalis, a. carotis communis, a. subclavia, a. axillaris,
a. brachialis, a. radialis, a. ulnaris, aorta thoracica, aorta abdominalis,
a. renalis, a. illiaca communis, a. femoralis, a. poplitea,
a. tibialis posterior, a. dorsalis pedis.
• de volgende venen benoemen/aanwijzen in een afbeelding: v.
jugularis externa, v. jugularis interna, v. subclavia, v. cava superior, v.
cava inferior, v. portae, v. femoralis, v. saphena magna.
• de ligging van de bloedvaten beschrijven ten opzichte van
de portale circulatie.
Het meeste bloed van de verteringsorganen in het abdomen wordt afgevoerd in de
venae portae hepaticae en passeert door de lever voordat geleegd wordt in vena cava
inferior (portale circulatie)
In de portale circulatie gaat het veneuze bloed van de capillaire bedden van het
spijsverteringsstelsel, milt en de alvleesklier eerst naar de lever. In de lever loopt het
door een tweede capillair bed voor het via vena cava inferior in systemische circulatie
komt.
• de functie van de placenta beschrijven.
De placenta is een tijdelijke structuur die de uitwisseling van stoffen tussen moeder en
foetus mogelijk maakt. Ontwikkelt zich uit de oppervlakte van de bevruchte eicel en is
ingebed in het endometrium. Wordt kort na de bevalling uitgestoten omdat zij dan niet
meer nodig is. De functies van de placenta zijn stofuitwisseling, bescherming van
foetus en handhaving van zwangerschap.
Uitwisseling van voedings- en afvalstoffen: zuurstofarm bloed stroomt van foetus door
navelslagaders naar placenta en stroomt door netwerk van foetale capillairen de
placenta in. Omdat deze capillairen zijn omringd door bloed van de moeder, vindt
uitwisseling van voedingsstoffen en gassen hier plaats. Het bloed dat naar de foetus
terugkeert heeft zuurstof en voedingsmiddelen verzameld en heeft overtollige
kooldioxide en andere afvalstoffen afgegeven.
Bescherming van de foetus: tijdelijke passieve immuniteit die paar maanden duurt,
wordt geleverd door moederlijke antilichamen die voor de geboorte via placenta en
navelstreng bij foetus terechtkomen. Indirecte uitwisseling tussen foetale en
moederlijke bloedsomloop zorgt voor barrière tegen schadelijke stoffen, hoewel
sommigen de foetus kunnen bereiken en afwijkende ontwikkeling kunnen
veroorzaken.
Teratogen is elke stof die een afwijkende foetale ontwikkeling veroorzaakt.
Handhaving van de zwangerschap: placenta heeft een essentiële endocriene functie
en zij produceert hormonen die de zwangerschap in stand houden.
Humaan choriongonadotrofine (hCG) wordt in het begin van de zwangerschap
gevormd met een piek rond acht of negen weken, daarna in kleinere hoeveelheden.
hCG stimuleert corpus luteum om door te gaan met secretie van progesteron en
oestrogeen, menstruatie voorkomen en endometrium van baarmoeder onderhouden.
Hierdoor blijft de zwangerschap in stand in de eerste weken.
Progesteron en oestrogeen: naarmate de zwangerschap vordert neemt de placenta de
productie van deze hormonen over van corpus luteum dat na ongeveer twaalf weken
degenereert. Vanaf twaalf weken tot bevalling produceert de placenta steeds meer
oestrogeen en progesteron, deze hormonen zijn essentieel voor het handhaven van de
zwangerschap.
• de foetale bloedsomloop beschrijven.
Wel bij een foetus en niet na geboorte.
, De ductus venosus is een voortzetting van de navelader die het bloed direct in de
inferieure vena cava van foetus doet stromen. Het meeste bloed stroomt langs niet
functionerende foetale lever.
De ductus arteriosus is een klein bloedvat dat de longslagader naar de dalende
thoracale aorta verbindt en laat meer bloed naar systematische circulatie stromen
zodat heel weinig bloed door de foetale longen stroomt. Longen overslaan omdat deze
nog niet functioneren.
De foramen ovale vormt een kleiachtige opening waardoor bloed tussen rechter en
linker atria stroomt, zodat meeste bloed langs de niet-functionerende foetale longen
stroomt.
Navelstreng: een dikke ader met zuurstofrijk naar het hart.
Twee slagaderen bevatten zuurstofarm bloed, gaan terug naar de placenta.
• de bloedstromen door het hart, de longen en de lever van voor de
geboorte vergelijken met die van vlak na de geboorte.
Wanneer de zuigeling voor het eerst ademhaalt worden de longen opgepompt en
neemt de bloedstroom door de longen toe. Bloed dat uit de longen terugkeert
verhoogt druk in linker atrium, hierdoor sluit de flap over foramen ovale en kan er
geen bloed meer van ene naar andere atrium stromen. Bloed uit rechter atrium komt
nu via de rechter ventrikel en arteriae pulmonale in de kleine circulatie terecht.
Naarmate longcirculatie op gang komt neemt zuurstofgehalte van het bloed toe en
daardoor wordt ductus arteriosus nauwer en sluit zich uiteindelijk.
• beschrijven wat varices zijn en wat hiervan de oorzaak is.
Varices (spataderen) zijn verwijde venen die vaak verdikt en kronkelig aan de
oppervlakte zichtbaar zijn. Varices ontstaan bij chronische veneuze insufficiëntie (CVI),
aandoening waarbij de veneuze terugvoer van bloed naar het hart verstoord is door
een verminderde kleiwerking in de venen, door langdurige overbelasting van veneuze
systeem lekken bloedbestanddelen uit de capillaire.
• de definitie geven van veneuze trombo-embolieën.
Veneuze trombo-embolie (VTE) is een (gedeeltelijke) afsluiting van de diepe, veneuze
vaten van het been, bekken, arm of long door een trombus.
• de etiologie en symptomen van diepe veneuze trombose beschrijven.
Diepe veneuze trombose (DVT) is een aandoening warbij in diep gelegen venen een
trombus (stolsel) gevormd wordt. De vorming van een bloedstolsel wordt meestal
veroorzaakt door factoren van de trias van Virchow; verminderde veneuze
bloedstroom waardoor meer bloed achterblijft in het been, beschadiging van het
endotheel van de vene, verhoogde stollingsneiging.
Als bloedstolsel in kleine kuitvenen zit kan DVTT zonder symptomen verlopen. Bij
symptomatische DVT kan sprake zijn van; temperatuurverhoging, (licht) pijnlijk
gezwollen (onder)been soms met roodheid of uitgezette venen en oedeem, huid kan
glanzend zijn en klachten kunnen variëren in ernst en frequentie, symptomen van een
longembolie.
• de definitie, etiologie, pathofysiologie en symptomen beschrijven van
oedeem.
Oedeem is zwelling van weefsel door vochtophoping tussen de cellen, in zogenaamde
interstitiële (extracellulaire) ruimte. Veel verschillende oorzaken van oedeem, kan
lokaal voorkomen maar ook gegeneraliseerd zijn.
Ontstaan en oorzaken van oedeem:
- Toegenomen hydrostatische druk (door toename volume): rechtzijdig hartfalen,
zwangerschap en premenstruele periode, bepaalde medicijnen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliavanderschoot5. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.