Het is een samenvatting waar alle stof voor het examen van 2022 aanbod komt. De hoofdstukken Lage Landen, De Verlichting, China en Duitsland + Een tijdlijn bij ieder hoofdstuk + Kenmerkende aspecten bij ieder hoofdstuk + Alle Kenmerkende Aspecten uitgelegd.
Geschiedenis Samenvatting
Steden en burgers in de Lage Landen (1050 –
1700)
Wat maakte de opkomst van stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten
mogelijk (1050 – 1302)?
Vanaf de 11e eeuw in Europa kwamen er landbouwveranderingen. Meer grond werd
beschikbaar (ontginnen, droogleggen) en landbouwwerktuigen verbeterden. Dit leidde tot
een stevige bevolkingsgroei en landbouwoverschotten en werkoverschotten. Hierdoor
ontstonden markten en ambachtslieden. De lokale en internationale handel groeiden beiden
door het verbeterde transport en beveiligde handelsroutes. Nijverheid vestigde zich ook in de
stad en trok weer nieuwe ambacht aan, waardoor de steden groeiden. Door de toegenomen
handel was er behoefte aan de wisselbrief die voor een grotere monetaire economie zorgde.
Steden wilden zelfbestuur krijgen d.m.v. stadsrechten te kopen bij hun landsheer, zo konden
zij hun economie beschermen. In ruil voor belastingen en bescherming kregen steden deze.
Land was opgedeeld in verzorgingsgebieden. Deze gebieden waren vaak van dezelfde
landsheer en stad en platteland leverden aan elkaar grondstoffen, een afzetmarkt en
producten. In de stad werd een jaarmarkt georganiseerd, handelaren uit andere steden
bezochten deze en zo groeide een economisch netwerk. Ondanks de slechte
gezondheidssituatie, wilde mensen vanwege de werkgelegenheid, scholing en het rechterlijk
systeem in de stad wonen. Dat mocht alleen als ze een economische of maatschappelijke
waarde hadden voor de stad. Die ambacht leerden ze eerst in het verzorgingsgebied.
Vanwege de gunstige ligging (veel kanalen en rivieren), de beschermde, goedkope en goede
handelsroutes (investeringen van elite) en de handelssamenwerking met de Hanze was
Vlaanderen een van de meest verstedelijkte gebieden van Europa.
In de Nederlandse gewesten werd door de internationale lakennijverheid (mogelijk door
schapenhouderij en landbouwproductiviteit) en de koopliedengilden (zorgden voor opleiding
en stadsrechten) Atrecht het belangrijkste gewest met rijke kooplieden in het stadsbestuur.
Atrecht werd aan het eind van de 12e eeuw ingehaald door Vlaamse steden zoals Brugge
door de gunstige ligging van Brugge aan de Noordzee, hierdoor werd Brugge een knooppunt
in de Europese handel.
Patriciërs (machtige burgers en/of rijke kooplieden) sloten banden met de adel en gingen
leven als adel. Daardoor kwamen ze tegenover het gemeen (ambachtslieden, boeren,
dagloners, werklozen) te staan en botsten ze in meningen over het stadsbestuur en
werkomstandigheden. Die spanning leidde in 1302 tot de Guldensporenslag, een slag tussen
de Franse koning en de graaf van Vlaanderen. De graaf en het gemeen wonnen.
,Welke invloed hadden sociaaldemocratische en politieke ontwikkelingen op
de positie van stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302 – 1602)?
Rond 1300 waren Vlaanderen en Brabant op economisch vlak de belangrijkste Nederlandse
gewesten door hun bloeiende steden en het internationale handelsnetwerk. Een stad binnen
een netwerk kon op twee manieren vooruitgaan, wat zijn eigen positie en die van het hele
netwerk verbeterde: door innovatie (verbeterde infrastructuur, minder belastingen voor
handelaren, efficiënt arbeidsproces door specialisatie) en door schaalvergroting (grotere
productiviteit landbouw, verbeterde infrastructuur). Door deze verbeteringen konden
steden zich specialiseren in gebieden. Antwerpen werd hét verbindingspunt tussen de
Noordzee en het Europese achterland. Brugge werd het handelscentrum van de Lage Landen
met de eerste koopmansbeurs. Amsterdam werd in de loop van de 14e eeuw de voorhaven
voor de graanhandel met het Oostzeegebied, op basis van moedernegotie.
De stedelijke burgerij en het stadsbestuur namen steeds meer taken op zich en beslissingen
voor het bonum commune. Hierdoor kwam bijvoorbeeld gehandhaafde openbare orde en
verbeterde infrastructuur. Dit werd betaald met belastinggeld.
De geestelijkheid ging over tot de moderne devotie om mensen bij de kerk te houden. Dit
zorgde voor meer Bijbelvertalingen, bedelorden en begijnhoven.
In de late middeleeuwen kwam het particularisme van de steden tegenover het centralisme
van de Bourgondische hertogen te staan. In de 15e eeuw probeerden deze hertogen grip op
het bestuur en rechtspraak te krijgen in de Lage Landen d.m.v. een centralisatiepolitiek. Deze
botsingen leidden tot heftige conflicten.
Tegen het einde van de 15e eeuw werd Antwerpen meer betrokken bij de handel met
Spaanse en Portugese koloniën door het gezamenlijke Habsburgs gezag. Antwerpen
handelde ook veel met de rest van Europa. Tegelijkertijd raakte Brugge verstrikt in conflicten
met vorstenfamilies die het bestuur wilden overnemen. Door deze ontwikkelingen nam
Antwerpen de centrale positie in de Lage Landen van Brugge over.
In de loop van de 15e en 16e eeuw (1543) waren alle Nederlandse gewesten onder het
Habsburgse gezag. Karel V regeerde over de Nederlandse gewesten, hij begon in de 16e
eeuw met een centralisatiepolitiek op economisch, bestuurlijk en godsdienstig vlak. Hij
stelde een landvoogd en drie Collaterale Raden als adviesorgaan aan.
De Raad van State gaf advies over het beleid van de centrale overheid.
De Raad van Financiën voerde het financiële beleid uit, zoals het regelen van beden.
De Geheime Raad voerde het beleid uit en bestond vooral uit betrouwbare juristen.
De Nederlandse gewesten waren niet blij met deze centralisatie en dit vormde een van de
oorzaken van de Nederlandse Opstand.
In het begin van de 16e eeuw kwam er een hervormingsbeweging op met kritiek op de
verzonnen leer van het Katholieke geloof en de levenswijze en macht van de geestelijken. Dit
leidde tot de Reformatie, geleid door Maarten Luther en Johannes Calvijn.
,Luther vond dat alleen de Bijbel richtinggevend is en Calvijn vond ook nog dat onderdanen
zich mochten verzetten tegen de godsdienstpolitiek van de vorst, als dit niet overeenkwam
met de Bijbel. Daardoor en door het verzet tegen de macht van de rooms-katholieke kerk
waar Karel V op steunde en door de splitsing in de samenleving vormde het protestantisme
een gevaar voor Karel V en zijn centralisatie politiek. Karel V hield dus vast aan de rooms-
katholieke godsdienst. In de Nederlanden werd vooral in de steden het calvinisme populair.
Karel V liet de protestanten door de Spaanse Inquisitie vervolgen. In 1550 stelde hij het
Bloedplakkaat in, met daarin de doodstraf voor ketters. Stadbesturen voerden regelmatig de
plakkaten niet uit, wat kon door hun nog grote zelfstandigheid.
In 1556 volgde Filips II zijn vader Karel V op. Filips benoemde zijn halfzus Margaretha van
Parma tot landvoogdes. Zij kreeg veel tegenstand van voornamelijk adel die bang waren hun
macht te verliezen. De adel vroeg Margaretha om versoepelingen voor de steden en de
kettervervolgingen. Ze stemde in waardoor de calvinisten terugkeerden en uiteindelijk in
1566 de Beeldenstorm uitvoerden. Filips stuurde als reactie in 1567 een leger met de
Hertog van Alva, die Margaretha verving, om de ketters te straffen. De kloof tussen edelen
en Filips II werd groter. Willem van Oranje werd ontslagen als stadhouder van Holland, hij
vluchtte naar Duitsland en riep daar op tot De Opstand in 1568. Dit was het begin van de
Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Het noorden van de Nederlanden en enkele Vlaamse
steden kozen de kant van de opstandelingen. Antwerpen kwam in 1585 in handen van de
Spanjaarden, de Val van Antwerpen. Hierdoor vluchtten kooplieden naar de noordelijke
Nederlanden en daarnaast sloten Holland en Zeeland de Schelde af waardoor Amsterdam
kon uitgroeien tot het centrum van de Europese handel.
In 1579 sloten de zuidelijke gewesten de Unie van Atrecht en de noordelijke gewesten de
Unie van Utrecht. In 1581 zetten de opstandige gewesten Filips II af als landsheer door het
Plakkaat van Verlatinghe. Tussen 1581 en 1588 zochten de gewesten naar een koning, in
1584 werd Willem van Oranje vermoord. Daarom kozen ze in 1588 ervoor om door te gaan
als De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (Holland, Friesland, Zeeland, Drenthe,
Utrecht, Gelderland en Overijssel). Het land werd bestuurd door de Staten-Generaal.
Erkenning van de Republiek kwam pas in 1648 met de Vrede van Münster.
In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. De VOC had het monopolie
op de handel met Azië en bestuursbevoegdheden. Ze handelden in specerijen, textiel en
thee. Het was een kapitalistische onderneming. De VOC werd heel groot en zorgde ervoor
dat de Republiek een handelsgrootmacht met een wereldwijd handelsnetwerk werd.
, In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de republiek in de
Gouden Eeuw (1602 – 1700)?
In de 17e eeuw kwam de macht in de Republiek in handen van regenten (meestal rijke
calvinistische kooplieden). Zij waren de bestuurders van de Nederlandse steden, de
stadhouders waren de bevelhebbers van de landlegers van de gewesten. De economie was
gericht op het voeren van de oorlog tegen de Habsburgers. Deze oorlog verzwakte ook de
handelspositie van Spanje, wat gunstig was voor de Republiek.
Regenten wilden focussen op vier zaken: Economische samenwerking (VOC), Innovatie
(werktuigen en transport), Particularisme van steden en Gewetensvrijheid van burgers, dit
trok veel geleerden aan. Stadhouders wilden meer eenheid en aanzien binnen de Republiek.
In het begin van de 17e eeuw vond de Dertigjarige Oorlog plaats waardoor Duitsland een
zwakkere economie kreeg. Door strijd tussen adel en vorsten in Engeland en Frankrijk werd
ook hun economie geremd. Hierdoor was er minder werk rondom de Republiek en trok de
Republiek veel buitenlandse arbeiders, kooplieden en handelaren aan. De steden groeiden
hierdoor. In de 17e eeuw ontstond er een ring van steden verbonden met elkaar door
openbaar vervoer over water. Amsterdam werd de belangrijkste stapelmarkt van Europa en
kreeg de Amsterdamse beurs. Zo werd Amsterdam een van de belangrijkste handelscentra
van Europa. De stad moest worden uitgebreid en het verkeerd moest gestroomlijnd
verlopen. Daardoor werd de grachtengordel ingedeeld in allerlei grachten. Vooral de rijke
kooplieden maakte investeringen en lieten stadspaleizen en kunstwerken maken.
Vanaf 1648 stabiliseerden de omliggende landen en de economie van de Republiek werd
ingehaald door Frankrijk en Engeland. Zij stelden hoge invoerrechten in op buitenlandse
producten. Dit kon de Republiek niet doen door de te kleine binnenlandse afzetmarkt en
door het ontbreken van een centraal orgaan. De Republiek raakte in de tweede helft van de
17e eeuw in oorlog met Engeland en Frankrijk waardoor er veel schulden kwamen. Na de
dood van Willem II van Oranje in 1650 kwam de macht in handen van regenten. Dit was het
Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650 – 1672). Johan de Witt werd als landsadvocaat de
hoogste persoon, hij was de vertegenwoordiger van Holland in de Staten-Generaal.
Regenten zagen de economische terugval en trokken zich terug en investeerden hun geld
ergens anders.
Er was in de Republiek een tweedeling tussen Prinsgezinden (Oranjegezinden), zij waren voor
de stadhouder en de Staten-Generaal, en de Staatsgezinden, zij wilde macht bij afzonderlijke
gewesten, regenten waren vaak staatsgezind. Het volk was door de economische
achteruitgang boos op de regenten en werden net als adel en ambachtslieden prinsgezind.
In 1672 werd de Republiek aangevallen door zowel Engeland als Frankrijk en de
vorstendommen Münster en Keulen. Hierdoor namen stadhouders (Willem III) de macht, zij
konden het Franse leger tegenhouden en de Hollandse Vloot hield de Engelsen tegen. Er was
steeds minder geld beschikbaar in de Republiek door de gestopte investeringen. De
regenten schrapten politieke functies en door deze oligarchisering kwam de macht bij een
klein groepje mensen te liggen. De Republiek was haar leidende positie in de wereldhandel
verloren, Engeland nam deze over. Het einde van de Gouden Eeuw.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmarenkema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.08. You're not tied to anything after your purchase.