Kennisclips leerpsychologie 2e bachelor psychologie Ugent 2021-2022
HF 0
KERNPUNT 1: ONDERSCHEID TUSSEN PROCEDURE – EFFECT EN THEORIE
o Procedure = dat is het gene wat je doet als onderzoeker
o Effect = dat is het gevolg van de procedure
o Theorie = is een verklaring van waarom de procedure leidt tot een bepaald effect
Klassieke conditionering
Als een Procedure WAT JE DOET! OOK HET NAGAAN VAN DE VERANDERING HOORT HIER BIJ
à Verwijst naar wat de onderzoeker doet, namelijk op een bepaalde wijze samen aanbieden van 2
prikkels en nagaan of dat leidt tot verandering in het gedrag
Vb. toon geven wat gevolgd wordt door voedsel en dan ging Pavlov kijken of dit leidt tot een
verandering in de salivatie van de hond, nadat de hond het belletje hoort.
DUS: louter wat je doet, het samen aanbieden van 2 prikkels en nagaan of dit leidt tot verandering
in gedrag
Observeren: 1 of 2 prikkels aanbiedt en of dit leidt tot een verandering
Als een Effect HET EFFECTIEF VASTSTELLEN VAN EEN VERANDERING, DIE TE WIJTEN IS
AAN HET SAMEN AANBIEDEN VAN DIE 2 PRIKKELS!
à Verwijst naar een gevolg van de procedure namelijk als gevolg van samen aanbieden van 2
prikkels observeer je dat het gedrag effectief veranderd, het is een observatie een verandering in
gedrag, die je koppelt aan een bepaalde procedure
Vb. hond van Pavlov, gevolg samen aanbieden bel en voedsel de hond begon te saliveren door het
horen van het bellen, dus er treedt een verandering op in het gedraag die het gevolg is van het
aanbieden van 2 prikkels
DUS: pas al de verandering is opgetreden is er een effect
Observeren: min of meer observeren of het leidt tot een verandering, het is enkel een effect als je
weet dat het gevolg is van een procedure DUS verandering in gedrag die te wijten is door een
procedure à effect in verandering in effect van klassieke conditionering
Als een theorie
à Verwijst naar een bepaald theoretisch proces dat verondersteld wordt om een verklaring te
geven waarom een bepaalde procedure leidt tot een bepaald effect
Vb. in de leerpsychologie zijn de meest hangbare theorieën of procesverklaringen hebben te maken
met het vormen van associaties, de hond van Pavlov begint met het saliveren bij het horen van het
belletje omdat er een associatie is gevormd is in het geheugen door de associatie van het belletje
en de representatie van het voedsel MAAR door die associatie doet het belletje denken aan het
voedsel omdat de hond denkt aan het voedsel die de hond liet saliveren (theoretische verklaring!)
Observeren: verklaring of associatie kan je niet observeren het zijn theoretische constructen,
bestaan in theorie, maar kunnen niet rechtstreeks geobserveerd worden!
Wij pleiten ervoor om KC te omschrijven als een procedure of als een effect!!
,Nadelen van het definiëren van de klassieke theorieën is dat dit altijd veronderstellingen zijn
o Men veronderstelt dat die waar zijn
o Het is daarom mogelijk dat bepaalde theorieën verworpen kunnen worden: vroeger dacht met
dat kc te wijten was aan het vormen van associaties van stimuli en responsen, dit zo cognitief
volledig automatisch gaan zonder tussenkomsten van denkprocessen, MAAR er is gebleken dat
deze redenering foutief is gebleken, als het gevolg van het verwerpen van de behavioristische
theorie, dat men ook klassieke conditionering als effect is gaan “NEGEREN”
o Vb. BREWER 1974 = “There is no evidence for classical conditioning in humans”: Maar wat hij
wil zeggen is dat er geen evindence is voor behavioristen theorie, maar wat ondertussen
gevonden is dat conditionering bij mensen wel degelijk berust op cognitieve denkprocessen (de
behavioristische theorie kon dat niet verklaren) Zinloos als je theorie verwerpt dat je ook het
effect van iets dat je wilt verklaren zal verwerpen, want er kan geen twijfel bestaan dat kc als
effect bestaat! Het samen aanbieden van 2 prikkels leidt tot verandering in gedrag (dieren,
mensen)
o Kc, als procedure en als effect bestaat het!
o Goed om effect en theorie lost te koppelen en te weten op welk niveau je praat!
Term= behandelen
Procedure
à Ik hebt de patiënt onderworpen aan een bepaalde procedure! Ik heb daar dan naar geluisterd, ik
heb oefeningen gegeven! IK heb een volledig behandelingsprotocol gevolgd dus eigenlijk datgene
wat je als therapeut doet!
Effect
à Als het gevolg van je behandelingsprocedure heb je een verandering in het gedrag van de
patiënt teweeggebracht, dat is dus behandelen als een effect. (Hier zullen ze kijken of een bepaald
behandelingsprotocol resulteert in verandering in het gedrag, niet belang hoe, maar zolang die
procedure resulteert in verandering in gedrag)
Theorie
à Ik heb een verandering in processen teweeggebracht, namelijk op het niveau van het
psychodynamisch conflict, je veronderstelt dat je bepaalde onderliggende processen hebt
veranderd vb. psychodynamisch conflict (hier zullen ze zeggen ik heb een pt behandeld als ik een
bep. onderliggend conflict heb opgelost!)
Mensen bedoelen met hetzelfde woord iets anders!
KERNPUNT 1: DE 3 LEERPARADIGMATA EN HET ONDERSCHEID TUSSEN KLASSIEKE EN OPERANTE
CONDITIONERING
Paradigma: de kern van de procedure, een procedure op een abstract niveau, dus los van de
stimuli of responsen dat je gaat meten (Die kern geeft te maken van type informatie)
3 types van informatie (aan de hand van deze cursus gestructureerd)
1. Over prikkel op zich = niet-contingente prikkelaanbieding, de prikkel op zich en niet in een
verband met iets anders (effect van informatie over prikkel bestudeerd)
2. Over verbanden tussen prikkels = klassieke conditionering, wat is de invloed van het samen
aanbieden van 2 prikkels op het gedrag
,3. Over verband tussen gedrag en prikkels = operante conditionering, het gaat over de invloed
tussen relatie en het gedrag een een uitkomst op dat gedrag
Klassiek en operante conditionering gedefinieerd in termen van een procedure
Kc = verband tussen prikkels (onafhankelijk van gedrag)
à Aanbieden van 2 prikkels en nagaan of dat leidt tot verandering in het gedrag, het gaat dus over
informatie, het effect van informatie
Oc = Verband tussen gedrag en prikkel
à Samen aanbieden van een gedrag en de uitkomst van dat gedrag en nagaan of die relatie
invloed heeft op het gedrag. Het gaat dus over informatie over relaties en gedrag en stimuli.
Hoe onderscheid maken?
Is binnen de procedure het gedrag van de proefpersoon, een invloed heeft op de aanwezigheid op
prikkels?
Vb. hond van Pavlov, de hond heeft geen invloed(controle), de aanbieding van de bel en het
voedsel staat volledig onder controle van de proefleider, in dit geval van Pavlov KLASSIEKE
CONDTIONERING
Vb. de rat van Skinner, die kan op een hendel duwen en dan krijgt het voedsel, als het duwt krijgt
het voedsel en anders krijgt hij het voedsel niet! Dus de aan of afwezigheid van voedsel is volledig
in functie van het gedrag van het individu zelf “de rat”! OPERANTE CONDIOTIONERING
Aan of afwezigheid van de prikkels zijn niet onder controle van individu = klassieke conditionering
Vb. salivatie van de hond, dat de hond daardoor de perceptie of ervaring van voedsel zal wijzigen
Vb. licht koppelen aan elektrische Schock, rat op rug liggen om hierop te anticiperen zodat de
schok milder is
HF 1
KERNPUNT 3: SITUERING EN OVERZICHT VAN HOOFDSTUK 1
Niet-contingente prikkelaandoening
o Dit is een procedure, je gaat een prikkel op een niet-contingente wijze aanbieden, niet in
verband met andere prikkels, er zijn dus geen contingenties met andere prikkels
o Dit is het aanbieden van de prikkel op zich los van andere prikkels en gedragingen en ook het
nagaan of het aanbieden van die prikkel leidt tot een verandering in reactie tot die prikkel
Het aanbieden van een prikkel kan verschillende effecten hebben (het kan veranderingen
teweegbrengen in uiteenlopende reacties)
1. Als je een prikkel herhaaldelijk aanbiedt, dan zal je preferentie voor die prikkel veranderen.
Dit is aangetoond in onderzoek over het mere-exposure effect. Dit houdt in indien je een
zinloos woord herhaaldelijk aanbiedt vb. woord vleop, maar als je dat herhaaldelijk
aanbiedt dan zal je merken dat mensen dat liever gaan hebben naarmate het meer
aangeboden wordt (vb. ook zo met melodietjes) à effect van niet-contingente
prikkelaanbieding
2. Allerlei diersoorten hebben vb. spin die in een web zit, als je het web aanraakt, de 1ste
keer zal de spin heel snel naar het midden van dat web komen lopen als je het nog eens
aanraakt zal je zien dat het wat langer duurt voor de spin naar het midden loopt, de
, respons van de spin vertraagd en het wordt minder waarschijnlijk dat de spin een reactie
zal tonen
3. Deze reacties zien we dus overal terugkomen in heel wat verschillende vormen
4. Procedure hetzelfde, prikkel op een bepaalde wijze aanbieden en nagaan of dit een
verandering in de reactie teweegbrengt, maar er kunnen heel veel verschillen reacties zijn,
bij heel veel verschillende diersoorten.
5. Wij zullen ons toespitsten op 2 bepaalde effecten van niet-contingente prikkel aanbieding
à Habituatie = effect van niet niet-contingente prikkelaanbieding, dat effect is dat er een
daling in de intensiteit van de oorspronkelijk reacties op de prikkel (indien je een prikkel
herhaaldelijk aanbiedt dan zal de oorspronkelijk reactie op die prikkel in intensiteit gaan
afnemen, neem het voorbeeld van de spin in het web het lopen naar het midden van het
web zal afnemen qua intensiteit naarmate je de prikkel het aanraken van het web meer
aanbiedt)
à Latente inhibitie/? = dat zijn effecten van niet contingente prikkelaanbieding op de
associeerbaarheid van die prikkel, snelheid waarmee verbanden rond die prikkel geleerd
wordt (effecten van niet-contingente prikkelaanbieding op klassieke conditionering)
2 theorieën die en verklaring bieden voor effecten van niet-contingente prikkelaanbieding
1: Model van Sokolov
à Biedt een verklaring voor de habituatie van de oriëntatierespons, dus het feit dat de
oriëntatierespons minder intens wordt naarmate die meer aangebonden wordt.
2: Opponent procestheorie (Solomon)
à Biedt een verklaring voor veranderingen in de emotionele reactie ten opzichte van een prikkel
die het gevolg zijn van het herhaaldelijk aanbieden van die prikkel.
KERNPUNT 4: HET MODEL VAN SOKOLOV
Het is een model over de habituatie van de oriëntatierespons
Habituatie = er is een daling in de intensiteit van de oriëntatierespons ten opzichte van een
prikkel en die daling is het gevolg van het herhaal aanbieden van die prikkel
Het oriëntatieresponsmechanisme = indien er een nieuwe prikkel is in de omgeving zal die het
ORM activeren en als het gevolg wordt de oriëntatie gericht naar die prikkel en wordt er
oriëntatierespons ontwikkeld
o Als die prikkel echter herhaaldelijk voorkomt in de omgeving zal die deel maken van het
neuronaal model van de omgeving. Het is een mentale representatie van de omgeving waar je
bent, in de omgeving waar de docent is er een scherm (VERVAT).
o Als hij naar het scherm kijkt dan is hij daar niet door verrast, dat scherm maakt deel van
neuronaal model van de omgeving en als gevolg daarvan zal dat neuronaal model inhibitie
veroorzaken namelijk tussen de relatie van de prikkel en het oriëntatieresponsmechanisme.
o De prikkel (scherm) gaat niet meer het oriëntatieresponsmechanisme activeren, want die linkt
wordt geïnhibeerd vanuit het neuronaal model. Als gevolg daarvan heb je geen activatie van
ORM en ook geen oriëntatierespons.
o Wat belangrijk is dat het neuronaal model ook zal het oriëntatieresponsmechanisme kan
activeren. Vb. omdraaien en scherm is weg à dan zal je terug OR vertonen, er is geen scherm
maar toch vertoon je dit. Dit kan omdat je mentaal een beeld hebt van de omgeving, waar je
een scherm verwacht in de omgeving, de afwezigheid van het scherm is onverwacht als gevolg
daarvan zal het ORM geactiveerd worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SchakelstudentUgent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.