ADEMHALING
Basisfuncties van luchtwegen
1. Gasuitwisseling tussen lucht en bloed = ademhaling
2. Homeostase: regeling pH (CO2) samen met de nier
3. Bescherming: verwijderen ingeademde partikels
a. Epitheel bedekt met slijmtapijt
b. Ciliaire activiteit: slijmtapijt naar keel (zo snel mogelijk terug naar buiten)
4. Spraak
Ademhaling
- Ventilatie: bewegen van lucht in en uit de longen
∆P
- V=
R
V = luchtstroom = volume lucht getransporteerd per tijdseenheid
∆ P = drijvende kracht
R = weerstand van luchtwegen
- Palveoli > Patm uitademen
- Gasuitwisseling in longen
o Opname O2, afgave CO2
o Diffusie door alveolaire wand
o Binding Hb en oplossen in bloed
Ademhalingsstelsel
Long / thoraxwand en ademhalingsspieren / pleuraholte
Luchtwegen = geleidingssysteem
- Ademhaling of ventilatie
- Inademing
- Uitademing
- Bovenste luchtwegen: neus/mond keel larynx en stembanden
- Bovenste luchtwegen: trachea bronchi bronchioli alveoli
- Functie: geleding van lucht tot in alveoli = ventilatie
- Vertakt buizenstelsel
o Totaal dwarsoppervlak wordt groter als je naar beneden gaat
o Lucht snelheid daalt als je naar beneden gaat
V
o v= (V = debiet / A = dwarsoppervlak)
A
o Gasuitwisseling in respiratoire bronchioli en alveoli
Lage luchtsnelheid: verspreiding door eenvoudige diffusie
Groot opp voor uitwisseling O2 en CO2
- Lucht in omgeving: Tomgeving / droog / + partikels
Lucht in alveoli: 37°C / 100% vochtig / - partikels
o Luchtwegen bedekt met 1 laag epitheel
o Apicaal: slijmtapijt bedekt met trilharen = cilia
o Midden: slijmbekercellen voor secretie slijm
, Stof in slijmtapijt, trilharen zorgen dat het naar de keel gaat en dan inslikken of
uitgespuwen
Alveoli = gasuitwisseling
- Longblaasje
o Eindpunt van luchtwegen
o Afgelijnd met éénlagig epitheel
o Nauwe interactie met BV
- Functie: gastuitwisseling tussen alveolaire ruimte (lucht) en bloed
o Opname O2 afgave CO2
AxS
V~ x∆P
d
o Diffusieproces: afstand wand (dun) en opp (groot)
V = volume getransporteerd per eenheid van tijd (L/s)
∆ P = verschil in partiële gasdruk tussen alveoli en bloed =
concentratiegradiënt
A = diffusie-oppervlak = 100m2
S = oplosbaarheidscoëfficiënt van gas (hoe groter, hoe beter)
d = diffusieafstand (micrometer, hoe kleiner hoe beter)
- Arteria pulmonalis = O2-arm
- Venae pulmonales = 02 rijk (bronchioli)
- Structuur
o Eénlagig epitheel
Type I = gasuitwisseling
Type II (surfactans) = secretorische cellen
o Intersitiële ruimte
Basale membraan
Elastine + collageen (elasticiteit)
o Capillaire endotheelcellen
longcirculatie
Luchtwegen + alveoli = long
Thoraxwand en ademhalingsspieren = holte waarin longen zich bevinden
- Ademhalingspomp
o Inademingsspieren: diafragma, intercostale spieren
o Uitademingsspieren
- Ademhalingsbeweging bepaalt druk in pleuraholte
- Ventilatie: in- en uitademen, hierdoor beweegt thoraxwand, via pleuraholte doorgeven aan
longen. Uitzetten = inademen
Pleuraholte = virtuele ruimte tussen thoraxwand en longen
- Gevuld met dunne vochtfilm: pleurabladen ‘kleven’ aan elkaar, thorax naar longen
- Intrapleurale druk bepaalt expansie van longen: negatie Ppleura trekt longen open
- Witte rond groen = pleurabladen rond de pleuraholte/pleuravocht
,Gaswetten
Wet van Boyle: hoe groter P hoe kleiner V, als nRT constant is
Grafiek 1: R2>R1
Grafiek 2: n1>n2 en R1>R2
Hogere T, meer H20, meer vochtig, anderen dalen bij stijging T
Ventilatie
= bewegen van lucht tussen atmosfeer en longen
- Ademhalingscyclus: inademen en uitademen
- Meten met spirometer voor longfunctie testen
Longvolume
= volumecomponent van de ademhalingscyclus
- Teugvolume (TV)
- Inspiratoir reservevolume (IRV)
- Expiratoir reservevolume (ERV)
- Residueel volume (RV) = longvolume dat nog over is na maximaal uitademen
- RV via berekeningen / TV, IRV en ERV via spirometrie
Longcapaciteit
= som van de volumes
- Vitale capaciteit = IRV + TV + ERV (maximaal in en uit ademen)
- Totale longcapaciteit = IRV + TV + ERV + RV
- Inspiratoir volume = IRV + TV
- Functioneel residuele capaciteit = ERV + RV
Inademing
- Actief
1. Contractie inademingsspieren: diafragma naar beneden, thoraxvolume stijgt
2. Daling intrapleurale druk
3. Toename longvolume
4. Daling Palveolie (=ventilatie)
5. Luchtstroom: atmosfeer alveoli
Uitademing
- Passief
1. Relaxatie inademingsspieren, geforceerde contractie uitademingsspieren
2. Stijging intrapleurale druk
3. Daling longvolume (door elasticiteit long en thorax)
4. Stijging Palveoli
, 5. Luchtstroom: alveoli atmosfeer
Intrapleurale druk
- Ppleura = -3 mmHg, resultante van:
o Elasticiteit longweefsel = inwaartse kracht
o Elasticiteit thoraxwand = uitwaartse kracht
- Ppleura varieert tijden ademhalingscyclus, neemt toe tijdens uitademen
- Transpulmonale druk = drukverschil tussen alveoli en intrapleurale ruimte
∆Ptp = Palv – Ppleura
o Rust: ∆Ptp > 0 mmHg = uitrekken long
Palv = 0 mmHg
Ppleura < 0 mmHg
o Inademen
∆Ptp stijgt
o Uitrekken van long
- Long valt plat
o ∆Ptp = 0 mmHg
o Ppleura = Patm = Palv, long valt plat door elasticiteit
Ademhalingsarbeid
Inademen = actief, contractie inademingsspieren
Uitademen = passief, elasticiteit van long en thoraxwant
Arbeid voor:
- Uitzetting long = compliantie
- Overwinnen R voor luchtstroom door de luchtwegen (hoe groter R hoe meer arbeid)
Compliantie
= uitzetten van de long in functie van de drukverandering
∆V
- C=
∆P
- Hoe groter C , hoe makkelijker de long uitzet bij eenzelfde drukgradiënt
- V-P curve: helling = C
- Functie van:
o Weefselsamenstelling: elastine vezels
o Surfactans: verlagen van oppervlaktespanning
Elastantie
= vermogen van de long om na uitrekking terug het initieel volume aan te nemen
= maat voor de stijfheid van een long
1 ∆P
- E= =
C ∆V
Basisfuncties van luchtwegen
1. Gasuitwisseling tussen lucht en bloed = ademhaling
2. Homeostase: regeling pH (CO2) samen met de nier
3. Bescherming: verwijderen ingeademde partikels
a. Epitheel bedekt met slijmtapijt
b. Ciliaire activiteit: slijmtapijt naar keel (zo snel mogelijk terug naar buiten)
4. Spraak
Ademhaling
- Ventilatie: bewegen van lucht in en uit de longen
∆P
- V=
R
V = luchtstroom = volume lucht getransporteerd per tijdseenheid
∆ P = drijvende kracht
R = weerstand van luchtwegen
- Palveoli > Patm uitademen
- Gasuitwisseling in longen
o Opname O2, afgave CO2
o Diffusie door alveolaire wand
o Binding Hb en oplossen in bloed
Ademhalingsstelsel
Long / thoraxwand en ademhalingsspieren / pleuraholte
Luchtwegen = geleidingssysteem
- Ademhaling of ventilatie
- Inademing
- Uitademing
- Bovenste luchtwegen: neus/mond keel larynx en stembanden
- Bovenste luchtwegen: trachea bronchi bronchioli alveoli
- Functie: geleding van lucht tot in alveoli = ventilatie
- Vertakt buizenstelsel
o Totaal dwarsoppervlak wordt groter als je naar beneden gaat
o Lucht snelheid daalt als je naar beneden gaat
V
o v= (V = debiet / A = dwarsoppervlak)
A
o Gasuitwisseling in respiratoire bronchioli en alveoli
Lage luchtsnelheid: verspreiding door eenvoudige diffusie
Groot opp voor uitwisseling O2 en CO2
- Lucht in omgeving: Tomgeving / droog / + partikels
Lucht in alveoli: 37°C / 100% vochtig / - partikels
o Luchtwegen bedekt met 1 laag epitheel
o Apicaal: slijmtapijt bedekt met trilharen = cilia
o Midden: slijmbekercellen voor secretie slijm
, Stof in slijmtapijt, trilharen zorgen dat het naar de keel gaat en dan inslikken of
uitgespuwen
Alveoli = gasuitwisseling
- Longblaasje
o Eindpunt van luchtwegen
o Afgelijnd met éénlagig epitheel
o Nauwe interactie met BV
- Functie: gastuitwisseling tussen alveolaire ruimte (lucht) en bloed
o Opname O2 afgave CO2
AxS
V~ x∆P
d
o Diffusieproces: afstand wand (dun) en opp (groot)
V = volume getransporteerd per eenheid van tijd (L/s)
∆ P = verschil in partiële gasdruk tussen alveoli en bloed =
concentratiegradiënt
A = diffusie-oppervlak = 100m2
S = oplosbaarheidscoëfficiënt van gas (hoe groter, hoe beter)
d = diffusieafstand (micrometer, hoe kleiner hoe beter)
- Arteria pulmonalis = O2-arm
- Venae pulmonales = 02 rijk (bronchioli)
- Structuur
o Eénlagig epitheel
Type I = gasuitwisseling
Type II (surfactans) = secretorische cellen
o Intersitiële ruimte
Basale membraan
Elastine + collageen (elasticiteit)
o Capillaire endotheelcellen
longcirculatie
Luchtwegen + alveoli = long
Thoraxwand en ademhalingsspieren = holte waarin longen zich bevinden
- Ademhalingspomp
o Inademingsspieren: diafragma, intercostale spieren
o Uitademingsspieren
- Ademhalingsbeweging bepaalt druk in pleuraholte
- Ventilatie: in- en uitademen, hierdoor beweegt thoraxwand, via pleuraholte doorgeven aan
longen. Uitzetten = inademen
Pleuraholte = virtuele ruimte tussen thoraxwand en longen
- Gevuld met dunne vochtfilm: pleurabladen ‘kleven’ aan elkaar, thorax naar longen
- Intrapleurale druk bepaalt expansie van longen: negatie Ppleura trekt longen open
- Witte rond groen = pleurabladen rond de pleuraholte/pleuravocht
,Gaswetten
Wet van Boyle: hoe groter P hoe kleiner V, als nRT constant is
Grafiek 1: R2>R1
Grafiek 2: n1>n2 en R1>R2
Hogere T, meer H20, meer vochtig, anderen dalen bij stijging T
Ventilatie
= bewegen van lucht tussen atmosfeer en longen
- Ademhalingscyclus: inademen en uitademen
- Meten met spirometer voor longfunctie testen
Longvolume
= volumecomponent van de ademhalingscyclus
- Teugvolume (TV)
- Inspiratoir reservevolume (IRV)
- Expiratoir reservevolume (ERV)
- Residueel volume (RV) = longvolume dat nog over is na maximaal uitademen
- RV via berekeningen / TV, IRV en ERV via spirometrie
Longcapaciteit
= som van de volumes
- Vitale capaciteit = IRV + TV + ERV (maximaal in en uit ademen)
- Totale longcapaciteit = IRV + TV + ERV + RV
- Inspiratoir volume = IRV + TV
- Functioneel residuele capaciteit = ERV + RV
Inademing
- Actief
1. Contractie inademingsspieren: diafragma naar beneden, thoraxvolume stijgt
2. Daling intrapleurale druk
3. Toename longvolume
4. Daling Palveolie (=ventilatie)
5. Luchtstroom: atmosfeer alveoli
Uitademing
- Passief
1. Relaxatie inademingsspieren, geforceerde contractie uitademingsspieren
2. Stijging intrapleurale druk
3. Daling longvolume (door elasticiteit long en thorax)
4. Stijging Palveoli
, 5. Luchtstroom: alveoli atmosfeer
Intrapleurale druk
- Ppleura = -3 mmHg, resultante van:
o Elasticiteit longweefsel = inwaartse kracht
o Elasticiteit thoraxwand = uitwaartse kracht
- Ppleura varieert tijden ademhalingscyclus, neemt toe tijdens uitademen
- Transpulmonale druk = drukverschil tussen alveoli en intrapleurale ruimte
∆Ptp = Palv – Ppleura
o Rust: ∆Ptp > 0 mmHg = uitrekken long
Palv = 0 mmHg
Ppleura < 0 mmHg
o Inademen
∆Ptp stijgt
o Uitrekken van long
- Long valt plat
o ∆Ptp = 0 mmHg
o Ppleura = Patm = Palv, long valt plat door elasticiteit
Ademhalingsarbeid
Inademen = actief, contractie inademingsspieren
Uitademen = passief, elasticiteit van long en thoraxwant
Arbeid voor:
- Uitzetting long = compliantie
- Overwinnen R voor luchtstroom door de luchtwegen (hoe groter R hoe meer arbeid)
Compliantie
= uitzetten van de long in functie van de drukverandering
∆V
- C=
∆P
- Hoe groter C , hoe makkelijker de long uitzet bij eenzelfde drukgradiënt
- V-P curve: helling = C
- Functie van:
o Weefselsamenstelling: elastine vezels
o Surfactans: verlagen van oppervlaktespanning
Elastantie
= vermogen van de long om na uitrekking terug het initieel volume aan te nemen
= maat voor de stijfheid van een long
1 ∆P
- E= =
C ∆V