In dit document is alle informatie te vinden die je nodig hebt voor het tweede tentamen voor het van basiskennis van het beroep. Alle begrippen zijn dik gedrukt en er staan genoeg plaatjes bij die het leren overzichtelijk maken!
twee soorten spierweefsels:
1. willekeurige beheersing: bewuste beweging
- skelet spieren en in het spierstelsel
2. onwillekeurige beheersing: onbewuste beweging, gaat vanzelf
- hartspieren zoals de hartwand
- gladde spieren zoals inwendige organen
Skeletspieren zijn direct of indirect verbonden met de botten en hebben vijf functies:
1. beweging van het skelet
2. behoud houding en lichaamspositie
3. steun aan weke delen
4. beschermen van in- en uitgangen (bijvoorbeeld de externe sfincter)
5. behoud lichaamstemperatuur
Je gebruikt het woord spiercel niet maar meer het woord spiervezel. Deze spiervezel bestaat
uit 5 onderdelen:
1. sarcolemma: spiercelmembraan
2. sarcoplasma: spiercel cytoplasma
3. sarcoplasmatisch reticulum (SR) is een soort glad ER, speelt rol initiëren van de
contractie
4. myofibrillen: contractieorganel
5. sarcomeren: functionele contractie eenheid
Er zitten ook mitochondriën in de spiervezel om de vezel te voorzien van energie.
Een sarcomeer is een zich herhalende functionele eenheid van de myofibrillen.
Myofibrillen bestaan uit:
- dunne filamenten, bestaan voornamelijk uit actine
- dikke filamenten, bestaan voornamelijk uit myosine
,Een sarcomeer bestaat dus uit meerdere myofibrillen. Sarcomeren worden begrensd door
de Z lijnen. Naast die Z lijnen liggen de dunne myofibrillen en in het midden zit de M lijn.
Tijdens de contractie bewegen de Z lijnen naar elkaar toe. De dunne filamenten en de dikke
filamenten schuiven langs elkaar en zo wordt de spiervezel kleiner.
Een motorische eenheid is een eenheid van spiercellen die aangestuurd worden door een
motorisch neuron. De activering van steeds meer motorische eenheden wordt rekrutering
genoemd: dit leidt tot een geleidelijke toename van de spierspanning. Kleinere motorische
eenheden zorgen voor verfijndere aansturing. Het belangrijkste is dus dat er een verbinding
tussen het zenuwstelsel (ruggenmerg) en de spieren is via de motorische eenheden.
Aansturing van een spiercontractie, dit zijn de stappen in de neuromusculaire transmissie.
1. actiepotentiaal motorneuron
- motorneuron: neuron dat in verbinding staat met een spiervezel
- actiepotentiaal: de elektrische prikkel
- geactiveerd motor neuron stuurt prikkel naar de spiervezel
2. afgifte en binding acetylcholine
- Acetylcholine: neurotransmitter die door het motorneuron wordt afgegeven aan
de spiervezel
3. actiepotentiaal in de sarcolemma
- acetylcholine bindt op de spiervezel en activeert deze, er ontstaat een
elektrische prikkel in de spiervezel.
4. afgifte calciumionen uit het sarcoplasmatisch reticulum
- AP/elektrische prikkel reguleert de afgifte van calciumionen die in de spiervezel
het contractieproces initiëren.
Het contractieproces wordt geïnitieerd omdat de dunne filamenten die uit actine bestaan
en de dikke filamenten die uit myosine bestaan een verbinding vormen: kruisbruggen.
Pas wanneer er een interactie heeft plaatsgevonden tussen actine en myosine glijden de
dunne filamenten langs de dikke filamenten en omgekeerd. De kruisbruggen ondergaan als
het ware een bewegingscyclus: aanhechten, draaien, losmaken en terugkeren.
Troponine en tropomyosine zijn eiwitten in de spieren en die sturen de interactie aan. Zij
voorkomen ook dat er tijdens de rust een interactie plaats vindt tussen myosine en actine.
,Skeletspiervezels worden korter als de dunne filamenten met de dikke filamenten
reageren en langs elkaar heen glijden. De aanzet voor de contractie is de afgifte van
calciumionen door het sarcoplasmatisch reticulum, als de spiervezel wordt gestimuleerd
door zijn motorisch neuron. Contractie is een actief proces; ontspanning en de terugkeer
naar de lengte in rust is geheel passief.
Spiertonus: spanning in de spier in rust, die door een lage hoeveelheid spontane activiteit in
een motorisch neuron wordt geproduceerd. Dit wordt gereguleerd door de
neurotransmitter dopamine. De spiertonus heeft twee functies:
1. stabiliseert botten en gewrichten
2. voorkomt atrofie: verschrompeling van spieren
Je hebt twee soorten contracties:
1. isotonische contracties: de spanning (belasting) op een spier blijft constant tijdens
een beweging. Voorbeeld is het optillen van een kind.
2. isometrische contracties: de lengte van de spier blijft constant tijdens een
contractie. Voorbeeld is het optillen van een kind met gestrekte armen.
Energie voor de spieren komt uit ATP en CP, er zijn verschillende gradaties.
1. lichte activiteit
- aerobe afbraak vetzuren
- opslag van glucose als glycogeen
- te veel aan ATP wordt afgegeven aan creatine en er ontstaat Creatinefosfaat (CP)
2. middelmatige activiteit
- volledige afbraak van vetzuren
- afbraak van glycogeen in glucose
- glycolyse van glucose
3. piekactiviteit = kort
- spieren hebben te weinig zuurstof dus anaerobe afbraak van glucose
- productie melkzuur, dit is een nadelig effect wat kramp/pijn veroorzaakt
1. Skeletspieren in rust verteren vetzuren en slaan glycogeen op.
2. tijdens lichte activiteit kunnen de spieren ATP genereren dmv de aerobe vertering
van koolhydraten, vetten of aminozuren.
3. bij piekactiviteit wordt het merendeel van de energie geleverd door anaerobe
reacties die melkzuur genereren.
4. bij langdurige activiteiten halen spieren energie uit CTP en CP
Snelle vezels Trage vezels
Grote diameter Geringe diameter
Veel myofibrillen Matig tot veel myofibrillen
Veel glycogeen Veel kleine bloedvaatjes
Weinig mitochondriën Veel mitochondriën
Produceren krachtige korte contracties Produceren trage langdurige contracties
, hartspierweefsel: is om het hart heen
- kleine spiervezels, maar één kern per spiervezel
- aerobe vertering
- intercalaire schijven
- lange contractieduur
- onwillekeurige aansturing
- geen tetanus contractie
Het gladde spierweefsel zit onder andere rondom inwendige organen
- spiercellen zonder strepen/sarcomeren
- calcium veroorzaakt andere contracties dan bij andere spiertypen
- kunnen over grotere afstanden samentrekken
- onwillekeurige spieren gereguleerd door het zenuwstelsel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fansos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.07. You're not tied to anything after your purchase.