100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Examen Psychologie $7.47   Add to cart

Other

Examen Psychologie

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

De examencasus opgelost

Preview 4 out of 31  pages

  • June 4, 2022
  • 31
  • 2021/2022
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Examenvragen PSYCHOLOGIE met antwoorden



1. Geef een voorbeeld van een gedragspatroon uit de casus dat te verklaren is
door een leertheorie: werk het leerproces (de theorie) uit op basis van dit
voorbeeld en kader het in de juiste stroming.
THEORIE:

Leerprocessen en leertheorieën komen van de stroming behaviorisme. We kunnen ze
opdelen in drie groepen:

- Gewenningsleren: habituatie en sensitisatie (werkt bij alle levende organismen)
- Associatieleren: klassiek & operant conditioneren (bij complexere organismen, zoals
zoogdieren)
- Model-leren (bij mensen en intelligente zoogdieren zoals mensapen en walvissen)
Bij operant conditioneren is er sprake van:
- Trail and error leren = op onderzoek gaan (vallen en opstaan) (Thorndike)
- Wet van het effect = een respons neemt toe in frequentie als deze wordt gevolgd
door een prettige consequentie en omgekeerd neemt deze ook af als deze wordt
gevolgd door een niet-prettige consequentie. (Thorndike)
- Bekrachtigingsprincipes = stimuli toevoegen  Niet-geslaagde handelingen
worden bestraft en geslaagde handelingen worden bekrachtigd. (Skinner)
CASUS:
Operante conditionering:

- Wet van het effect: frequentie van gedrag zal afnemen als er op het vertoonde
gedrag negatieve consequenties volgen en toenemen bij positieve consequenties
volgen  Marthe kreeg op haar kop wanneer ze fouten maakte en nu is ze
doodsbang om fouten te maken. Marthe is haar gedrag uit angst gaan associëren
met op haar kop krijgen, nu wilt ze soms zelfs helemaal geen gedrag vertonen. Ook
‘het zeuren’ is afgenomen uit angst voor de negatieve consequentie.
- Trail-and-error: leren door vallen en opstaan  Marthe kreeg van haar vader op
haar kop bij het maken van fouten. Elke keer opnieuw na het vertonen van bepaald
gedrag leerde ze wat haar vader als fout zag
- Bekrachtigingsprincipe: bij niet-geslaagde handeling straf en bij geslaagde
handeling bekrachtiging  bij het maken van een fout (=niet-geslaagde handeling)
kreeg ze op haar kop (= straf)
- Consequenties: op vertoond gedrag kunnen verschillende soorten consequenties
volgen
 positieve beloning: toedienen van prettige consequentie, Marthe kreeg
aandacht van haar therapeut
 positieve straf : toedienen van niet-prettige consequentie, Marthe kreeg van
haar vader op haar kop bij het maken van fouten
 negatieve straf: wegnemen van prettige consequentie, Marthe mocht niets
willen bij haar ouders, haar vrijheid werd weggenomen. + Haar vriend had
haar het huis uitgezet, een woonruimte werd weggenomen

,  negatieve beloning: wegnemen van niet-prettige consequentie, dankzij de
specifieke dagbehandeling verdween Marthe haar eetstoornis
 negeren/uitdoven: uitblijven van prettige consequentie, de zelfontwikkeling
van Marthe werd genegeerd door haar ouders, dit bleef uit. Het werd
uitgedoofd, ze heeft zich uiteindelijk niet kunnen ontwikkelen
 confronteren/uitdoven: uitblijven van niet-prettige consequentie. Niet van
toepassing op Marthe.

2. Bespreek de RET (stroming, theorie, werkwijze) en bespreek hoe deze zou
kunnen worden toegepast op de casus.
THEORIE:

Cognitieve psychotherapie:
Bij de cognitieve psychotherapie gaat men ervan uit dat verkeerde cognities en/of het
ontbreken van cognitieve mogelijkheden psychische stoornissen veroorzaken. Bij de
cognitieve psychotherapie gaat het vooral om de interpretatie van informatie. Het is een
training in het anders leren aankijken tegen lastige en vervelende situaties.
RET staat voor rationele emotieve therapie en is naast psycho-educatie en cognitieve
prothesen een van de praktische toepassingen van de cognitieve psychologie. Het is een
bekende vorm van cognitieve psychotherapie (en het is ontwikkeld vanuit het model van
Beck). Dit is een theorie van Albert Ellis. In deze therapie staat het beïnvloeden van
interpretatie en automatische gedachte centraal. RET-hulpverleners gaan door in gesprek te
gaan op zoek naar de niet-logische verklaringen van de cliënt. Het doel is negatieve emoties
beperken door gevoel, gedachte en gedrag te onderscheiden van elkaar en van de situatie.
Hiervoor zijn er twee schema’s ontwikkelt:
- 5 G-schema: situatie/gebeurtenis  gedachte  gevoel  gedrag  gevolg
- ABC-schema: gebeurtenis (activating event) / gedachten (belief system) / gevoel of gedrag
(consequence)
CASUS:
In de casus staat dat Marthe de gevoelens angst en leegheid ervaart wanneer ze iets voor
iemand moet doen. Bij dit voorbeeld gaan we van gebeurtenis naar gevoelens, maar dit klopt
eigenlijk niet. Eigenlijk zijn er nog gedachtes tussen de gebeurtenis en het gevoel. In de RET
zal er gezocht worden naar de manier van interpreteren van Marthe omdat in haar manier
van interpreteren een fout gelopen kan zijn. Meer specifiek gaan RET-hulpverleners op zoek
naar irrationele gedachten. Bij Marthe heerst de irrationele gedachte dat zij geen fouten mag
maken omdat zij vroeger op haar kop kreeg bij het maken van fouten. Het is onrealistisch om
nooit fouten te maken.
5G-schema:
Marthe praat met haar therapeut over haar mama  automatische negatieve gedachte (ze
mag niks willen, niet over haar gevoelens praten, .. omdat het als gezeur gezien wordt) 
gevoel van angst en leegheid  ze probeert haar gevoel te verstoppen  gevolg (ze stopt
met het praten over haar gevoelens)
ABC-schema:

- Activating event: Marthe probeert iemand te gaan bezoeken

, - Belief system: automatische negatieve gedachte (ze mag niks willen)
- Consequence: misselijk, doodmoe en leeg + ze verzint rationele argumenten om niet
bij mensen langs te gaan

3. Bespreek de uitgangspunten van de AST en pas het biopsychosociaal model
toe op de casus.
THEORIE:

AST staat voor algemene systeemtheorie. Dit is de overkoepelende systeemtheorie
waarmee stromingen zijn te ordenen. Het helpt ons niet blind te geraken door af en toe van
bril en zoeklicht te wisselen. De AST kijkt zowel naar het biologische, psychische als sociale
systeem. Het kent 5 uitgangspunten en deze zijn:

1. Werkelijkheid is op te delen in verschillende hiërarchische niveaus van simpel naar
complex: biologisch  psychische  sociale, toenemende complexiteit
2. Elk niveau functioneert als een open systeem dat intern en extern in evenwicht wil
blijven door uitwisseling tussen systeem en omgeving kunnen we spreken van open
systeem
3. Geheel is meer dan de som der delen, hiërarchisch niveau is complexer van aard dan
niveau eronder
4. Geen enkel niveau is te herleiden tot hoger niveau, elk niveau vereist eigen
specifieke aanpak bv. anorexia komt niet alleen door modebeeld, elke stroming kijkt
vanuit ander perspectief
5. Mens is hoogste niveau van biologische hiërarchie en laagste van sociale hiërarchie.
De mens is zowel een biologisch organisme als sociaal wezen
Het bio-psycho-sociaal model is een model dat de menselijke werkelijkheid opdeelt in drie
niveaus, namelijk biologisch, psychisch en sociaal niveau. Het biologische niveau kijkt vooral
naar het lichaam en erfelijkheid, het psychische niveau naar gedrag en cognities en het
sociale niveau naar de materiële en sociale omgeving. Deze drie niveaus zijn in alle
casussen aanwezig maar toch niet evenwaardig, de ene heeft meer invloed dan de andere.
CASUS:

1. Bij Marthe kunnen we spreken over een biologisch, psychisch en sociaal niveau. Er is
een toenemende complexiteit: het is simpeler als we gaan spreken over haar
biologisch niveau dan over haar psychisch niveau en het is simpeler als we gaan
spreken over haar psychisch niveau dan over haar sociaal niveau.
2. Niet alleen Marthe, maar elk niveau is een open systeem door wisselwerking met de
omgeving. Ook wil elk niveau intern en extern in evenwicht blijven.
3. Het gezin van Marthe is complexer dan Marthe alleen en het gezin is meer dan
Marthe + mama +papa
4. We kunnen niet zeggen dat de depressie van Marthe puur en alleen komt door het
gezin. Geen enkel niveau is te herleiden tot hoger niveau. Het niveau van Marthe als
persoon met haar depressie vereist een eigen specifieke aanpak.
5. Marthe is zowel een biologisch organisme als sociaal wezen. Ze bestaat uit organen,
cellen, weefsels, .. en maakt deel uit van een gezin, maatschappij, cultuur, ..
Bio-psycho-sociaal model:
- Biologisch niveau: stemmingsstoornissen komen in haar familie voor dus mogelijks
erfelijk, haar ernstige eetstoornis heeft effect op haar biologisch systeem 
misselijkheid

, - Psychisch niveau: herinneringen van haar jeugd, burn-out, somberheid, moeheid,
slecht slapen, paniekaanvallen, emotionele verwaarlozing, zich voelen alsof ze in een
nepwereld leeft, zware stress, ..
- Sociaal niveau: bij vorige baan alleenheerser als baas, haar nare moeder, vader als
een bange wezel, ex-vriend en verliefd op nieuwe vriend
 bij Marthe 1. Psychisch niveau 2. Sociaal niveau 3. Biologisch niveau

4. Bespreek de theorie van territoriumleer, benoem bijbehorende stroming en
licht toe aan de hand van de casus.
THEORIE:

Deze theorie hoort bij de omgevingspsychologie. Territoria beslaan een groot deel van de
omgeving en hoe wij ons hierdoor gedragen.

Territorium
= ruimte met duidelijke, zichtbare grenzen, gebonden aan een vaste plaats. Je neemt deze in
of je bezet deze door ze te decoderen.
 BEZIT van persoon/groep, BEZET door een persoon/groep

 Primaire territoria: bezit van iemand, eigen nest: ze heeft een eigen woonst waar
ze nu woont met haar nieuwe vriend. Ook heeft ze haar eigen zaak/winkel die ze
uitbaat.
 Secundaire territoria: gemeenschappelijk bezit: het ouderlijk huis waar ze
opgroeide, de instelling waar ze heeft gezeten voor haar eetstoornis
 Publieke territoria: voor iedereen, van niemand:
 Interactionele territoria: de therapeut waarbij ze op gesprek gaat. Ze bezet even
een stoel in de wachtkamer. Ze bezet even een stoel bij de therapeut.
 Lichaam als territorium: haar eetstoornis.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller WoBo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47
  • (0)
  Add to cart