100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting immunologie alle lessen met leerdoelen $5.78
Add to cart

Summary

Samenvatting immunologie alle lessen met leerdoelen

 24 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

alle lessen samengevat en leerdoelen uitgewerkt

Preview 4 out of 48  pages

  • June 4, 2022
  • 48
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Immunologie les 1

Goede afweersysteem vereist:
1. Goede herkenning van niet-lichaamseigen partikels (organismen, cellen en/of stoffen)
2. Juiste en specifieke immuunreactie
3. Goede en snelle eliminatie of neutralisatie van het lichaamsvreemde partikel
4. Goede opbouw van een immunologisch geheugen

Pathogenen
Extracellulaire pathogenen = MO die de gastheer infecteren en buiten de gastheercellen overleven in weefsels of bloed. Het immuunsysteem
reageert door fagocytose en bv m.b.v. antilichamen de pathogeen op te ruimen
Intracellulaire pathogenen = MO die de gastheer infecteren en overleven in het cytoplasma van de gastheercel. Immuunsysteem reageert door
o.a. NK-cellen en cytotoxische T-cellen in te zetten

Pathogene mechanismen die mensencellen kunnen beschadigden:
- Exotoxine afgifte: bv cholera
- Endotoxine afgifte: bv plaque
- Directe cytopathische effecten: bv influenzavirus

Opportunistische pathogeen is een MO dat humane cellen kan koloniseren. Kan alleen een ziekte veroorzaken als afweer verzwakt is of als die bij
een verkeerde plek in lichaam terechtkomt.

Een definitie geven van een commensaal en een pathogeen.

Vier verschillende typen van pathogenen: Bacteriën, virussen, schimmels
en parasieten.

Afweerlinies
Innate immuunsysteem – 1e en 2e afweerlinie
1. Aangeboren
2. Snel en onmiddellijk
3. Aspecifiek
4. Geen geheugen

Adaptive immuunsysteem – 3e afweerlinie
1. Ontwikkeling na contact met pathogeen
2. Traag
3. Specifiek
4. Geheugen
Aangeboren en adaptieve afweermechanismen versterken en complementeren elkaar.

1e afweerlinie - Afweerfactoren
Microbiologisch
Eigen microbioom (huisflora), zoals bacteriën in de darm die concurreren om voedsel
en aanhechtingsplaatsen met pathogenen

Mechanisch
Cilia in longen werken vuil en MO weer naar buiten

Chemisch
1. Zuren
• Maagzuur, lage pH huid
• Remt bacteriële groei (bacteriostatisch
• Doodt bacteriën (bactericide)
2. Lactoferrine
• In traanvocht, speeksel, longvocht
• In moedermelk
• Bindt Fe2+  remt metabolisme van bacteriën → remt
bacteriegroei (bacteriostatisch)

3. Antimicrobiele peptiden;
Defensinen (afbeelding links)
• Geproduceerd door o.a. darmwand -en huidepitheelcellen en fagocyten
• Kleine positieve geladen eiwitten maken poriën in bacterieel membraan
(bactericide)
Lysozymen (afbeelding rechts)
• In traanvocht, speeksel, transpiratievocht
• Afbraak peptioglycanen in bacteriële
celwand → bacteriocide

,Cellen van immuunsysteem:




Haematopoiese = vorming van bloed in myeloide, lymfoide en erythroide ljn. NK-cellen en ILC’s behoren tot innate immuunsysteem, maar zijn wel
lymfoide cellen.




2e afweerlinie – eliminatie pathogenen en veroorzaken ontstekingsreactie
Monocyt Kan fagocyteren. Kan niet degranuleren, geen granule. Mononucleair, kern niet gelobd. Bij acute en chronische ontstekingsreacties.
Ontstaan in beenmerg, komt voor in bloed
Macrofaag In weefsels. Differentieert uit monocyt als deze uit bloed treden en in weefsel migreren. Fagocyteren
Dendritische Activeren adaptieve immuunsysteem. Fagocyteren. Migreren van lymfoide organen en presenteren pathogenen eiwitten aan T-lymofycten in
cel lymfoide organen.
Neutrofiel Granulocyt. In bloed. Fagocyteren en degranuleren van pathogeen. Belangrijkste fagocyterende cel bij acute ontstekingsreactie.
Verschillende typen granula in neutrofiel: een met verteringsenzymen voor gefagocyteerde MO en een met enzymen die afweerreactie
beinvloeden, komt vrij na exocytose.
Eosinofiel Degranuleert. Bevat degranulatie enzymen (exocytose): enzymen voor extracellulaire vertering van parasieten, enzymen voor
immuunregulatie inactieve mestcelproductie en enzymen die allergische reactie kunnen zouden opwekken.
Basofiel Functie vergelijkbaar met mestcellen, maar circuleren in bloed. Kunnen degranuleren en geven histamine af
Mestcellen In weefsels. Helpen tegen parasieten. Activatie bij allergie. Scheidt histamine uit dat immuunreactie stimuleert
NK-cel Herkennen + doden tumorcel, verouderde cel en virus geïnfecteerde cel door uitscheiding van enzumen die cel doden via apoptose
ILC’s In weefsels. Circuleren niet in bloed en lymfe. Scheiden cytokines uit die helpen bij activatie van respons van myeloide cellen tijdens infectie.


Fagocyten
- Neutrofiel = polymorfonucleaire fagocyt
Neutrofielen opgeslagen in beenmerg, actief bij een infectie. Doden bacteriën en gaan daarna zelf dood. Ze worden opgeruimd door
macrofagen
- Monocyt: dendritische cel + macrofaag = mononucleaire fagocyt
Macrofagen hebben verschillende namen in lichaam, bv microglia cellen,
mesangiale cellen etc.
Dendritische cellen vormen verbinding tussen innate & adaptieve
immuunsysteem

Fagocytose
Proces waarmee fagocyten MO fagocyteren
1. Binding via receptoren op de cel
2. Insluiting in een fagosoom
3. Degradatie in een fagolysosoom


Doel van fagocytose is het activeren van fagocyten voor:
- Efficiëntere doding pathogenen in fagolysosoom
- Productie van cytokinen
- Lokale effecten en systemische effecten

Fasen van ontstekingsreactie fagocytose
1. Hyperemie: versterkte doorbloeding door vaatverwijdende stoffen (vasoactieve mediatoren; histamine & bradykinine). Verhoogde
doorbloeding veneuze kant  stroomsnelheid bloed verlaagd  meer bloed in ontstoken gebied  weefsel wordt rood (rubor) & warm
(calor)
2. Exsudatie: verhoogde doorlaatbaarheid (permeabiliteit) v.d. vaatwand v.d. haarvaten en stijging hydrostatische druk in capillairen o.i.v.
vasoactieve mediatoren → door deze twee meer vocht + eiwitten uit bloedbaan →osmotische druk + terugresorptie aan eind van
capillairen daalt → vocht blijft meer achter in ontstoken weefsel (= ontstekingsoedeem) → weefselvocht
3. Infiltratie of diapedese: van leukocyten uit bloedbaan bij ontsteking. Eerst treden granulocyten uit daarna monocyten/macrofagen en
plasmacellen o.i.v. cytokines. Afgifte van cytokines gebeurt door endotheelcellen of ontstekingscellen. Leukocyten zorgen voor
fagocytose (specifiek/aspecifiek. Neutrofielen en macrofagen (granulocyten) zorgen voor aspecifieke afweer. Plasmacellen
(lymfocyten) zorgen voor specifieke afweer (Ag-herkenning)
4. Proliferatie: van o.a. fibroblasten. Als doel regeneratie & herstel weefsel. Roodheid kan hier ook optreden o.i.v. groeifactoren
proliferatie van bloedvaten in weefsel. Herstellende weefsel (granulatieweefsel); rood aspect.

,3e afweerlinie – T- en B-lymfocyten
T-lymfocyten Differentiëren na activatie door antigeen naar effector T-lymfocyten.
T-helper cellen produceren cytokinen en regisseren immuunrespons en geven hulp aan B-cellen voor maken antistoffen
T-cytotoxische cellen doden virus geïnfecteerde cellen of tumorcellen
B-lymfocyten Differentiëren na activatie door antigeen naar plasmacel. Plasmacellen produceren antistoffen en cytokinen voor
communicatie met T-lymfocyten.


Cellulaire immuniteit: T-helper lymfocyten (Th) & cytotoxische T-lymfocyten (Tc)
Humorale immuniteit: antistof productie door B-lymfocyten. oplosbaar


Lymfoid weefsel
Primaire (centrale) lymfoide organen
1. Thymus (zwezerik)
2. Beenmerg

Secundaire (perifere) lymfoide organen
1. Neusamandelen (adenoiden)
2. Keelamandelen (tonsillen)
3. Milt (spleen)
4. Lymfeknopen:
- Darm
- Lies
- Oksel
- Hals
- Long (BALT)
5. Beenmerg
6. MALT (Mucosa Associated Lymfoid Tissue)


Lymfeknoop
T- en B-cellen komen lymfeknoop binnen via bloedarterie. Verlaten lymfeknoop via bloedvene of efferente lymfevaten die uitmonden in vena
subclavia sinistra van hart. Recirculatie stopt als lymfocyt in lymfeknoop pathogeen herkent.

Meeste T-cellen in paracortex.
Meeste B-cellen in cortex.

Recirculatie
Infectie  pathogenen via afferente lymfevaten naar lymfeknoop
Herkenning pathogeen door lymfocyt  activatie lymfocyt & differentiatie naar effector lymfocyt
Geen herkenning pathogeen  lymfocyt verlaat lymfeknoop via efferente lymfevaten


Antigeen presenterende cellen – APC
- Fagocyten die pathogeen aspecfiek fagocyteren
- Transport naar lymofiude orgaan
- Pathogene fragmenten presenteren aan T-lymfocyten in paracortex
- Als gevolg adaptieve immuunrespons activatie
- Verbinden innate en adaptive immuunsysteem met elkaar
Goede APC’s zijn dendritische cellen, monocyten, macrofagen en B-lymfocyten


GALT, BALT & MALT
GALT: Gut-associated lymphoid tissue: secundair lymfoïd weefsel rondom maag/darm stelsel epitheel: tonsillen, adenoïden, appendix, Peyerse
platen
BALT: Bronchial-associated lymphoid tissue: secundair lymfoïd weefsel of celaggregaten rondom respiratoire epitheel en in mucosa van
maag/darm kanaal
MALT: Mucosa-associated lymphoid tissue: Meer diffuus secundair lymfoïd weefsel rondom mucosa




Immunologie les 2

, Aangeboren immuniteit; Niet cellulaire componenten; complement systeem

Het aangeboren afweermechanisme vereist samenwerking tussen:
1. Cellen (cellulair): eptiheelcellen, granulocyten, monocyten, macrofagen, DC en NK-cellen
2. Oplosbare moleculen (niet cellulair): antimicrobiële eiwitten en enzymen; complement systeem; cytokinen

Eiwitten van het complement systeem
- Oplosbare eiwitten (pro-enzymen) in bloed en weefsels
- Productie in lever o.i.v. Cytokine IL-6
- Activatie via enzymatische cascade: inactief complement eiwit → splitst in actief Ca en Cb eiwit → splitst weer
opnieuw etc

Activatie complement belangrijkste systeemfuncties:
1. Vorming MAC = membrane attack complex: lysis van pathogen
2. Aantrekken immuuncellen (bv fagocyten) van bloed naar plaats infectie: chemotaxis en
toename doorlaatbaarheid vaatwand door C3a en C5a
3. Vergemakkelijken fagocytose van pathogeen door fagocyten; opsonisatie pathogeen met C3b

Alle functies complement systeem
- Lysis = direct doden MO
- Chemotaxis = aantrekken fagocyten
- Opsonisatie MO = betere fagocytose door fagocyten
- Cellulaire activatie van mestcellen en fagocyten
- Stimuleren ontstekingsreacties bv vaatverwijding
- Opruimen immuuncomplexen (antigeen-antilichaam complex)


Opsonisatie
1. Enzymatische klieving C3 → C3a & C3b
2. C3b bindt bacterie (opsonisatie) d.m.v. complement receptor 1 (CR1) op fagocyten →
fagocytose en doding van bacterie in fagolysosoom
3. C3a trekt fagocyten aan
SCO = thioesterbinding die hydrofobe binnenkant van C3 beschermt tegen spontane hydrolyse o.i.v.
H2O
Opsonisatie bindt alleen plaats als hydroxyl/aminogroep op oppervlak van pathogeen in buurt is.


Complementactivatie via 3 routes
Alternatieve route
1. Spontane hydrolyse van C3 in bloed → C3a & C3b
2. C3b bindt bacterie (opsonisatie) → vergemakkelijkt fagocytose door fagocyt
3. C3b bindt factor B
4. Factor D bindt aan B → klieft B → Bb + Ba
5. Eiwitcomplex C3bBb gevomrd op pathogene oppervlak
6. Eiwitcomplex C3bBb = protease = C3-convertase
Amplificatie
1. C3bBb activeert nieuwe C3
2. C3 → C3a & C3b
3. Veel C3b op pathogene oppervlak → eiwitcomplex C3b + Bb + C3b = protease C3bBb3b = C5-convertase




Lectine route
1. MBL (Mannan-binding lectin) vormt complex met MASP (MBL-associates serine proteases).
2. Mannose koolhydraten op pathogeen oppervlak kunnen MBL binden
3. Activatie subunits MASP-1 & MASP-2 → bindt + activeert c4
4. C4 klieft in C4a & C4b → MASP-2 activeert C2 → C2a & C2b
5. C4b + C2a = protease C4b2a = C3-convertase
6. C4b2a activeert C3 → C3a & C3b
7. C3b gebonden aan pathogen oppervlak → vormt C4b + C2a+C3b = protease C4b2a3b = C5 – convertase

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sauysal. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.78  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added