Strafrecht bestaat uit drie subgroepen:
1. Strafprocesrecht: regelt hoe het strafrecht uitgevoerd moet worden, welke procedures
er zijn, wie er onderzoek doet etc. (Sv).
2. Materieel strafrecht: regelt wanneer gedragingen strafbaar zijn (Sr)
3. Penitentiair recht: regelt welke straffen er op deze gedragingen staan en wie deze uit
moet voeren (Sv).
Het strafproces wordt ook wel gezien als een schakel tussen de strafbare gedraging en de
sanctie.
Doelen strafprocesrecht:
- Om uitvoerig uit te zoeken of iemand daadwerkelijk een strafbaar feit heeft gepleegd;
- Schuldigen te vinden en de onschuldigen te ontzien;
- Beter tien schuldigen niet veroordelen dan één onschuldige wel;
- Onschuldig tot het tegendeel is bewezen.
Een accusatoir proces houdt in dat twee gelijkwaardige partijen tegen elkaar strijden en de
rechter zich opstelt als een scheidsrechter die erop toeziet dat men zich aan de ‘spelregels’
houdt.
Een inquisitoir proces houdt in dat justitie en rechter actief op zoek zijn naar de waarheid. De
verdachte is hierbij object van onderzoek en derhalve zijn de partijen niet gelijkwaardig.
In Nederland maken wij gebruik van een gematigd accusatoir proces.
� Dit omdat het proces in de beginfase vooral inquisitoir is wegens veel onderzoek naar
de verdachte.
� Het proces later is meer accusatoir omdat de verdachte zich in de rechtszaal mag
verdedigen met behulp van een raadsman. De verdachte is echter nog niet
gelijkwaardig omdat hij geen dwangmiddelen tegen het OM mag gebruiken.
Andere factoren die van belang zijn bij het strafproces:
- Internationale verdragen;
- Het ongeschreven recht;
- Functionarissen de het recht uitvoeren/toepassen.
Nevenfuncties strafprocesrecht:
- Speciale preventie: een verdachte kan soms door het proces alleen al genoeg gestraft
worden. Een daadwerkelijke sanctie is dan onnodig.
- Generale preventie: het aanmoedigen van normconform gedrag doordat men ziet dat
verdachten een proces aangaan en gestraft worden.
- Voorkomen eigenrichting: mensen zullen minder snel voor eigen rechter spelen indien
zij weten dat er in de samenleving tegen criminelen wordt opgetreden.
- Orde scheppen: het aanpakken en veroordelen van misdadigers geeft een veilig gevoel
en minder eigenrichting.
, - Genoegdoening slachtoffer: het slachtoffer kan in het strafproces schadevergoeding
eisen en zijn verhaal vertellen, wat voor genoegdoening kan zorgen.
Let op: Het strafproces moet altijd gericht zijn op het hoofddoel en niet op de nevenfuncties.
Bronnen van het Nederlands strafprocesrecht
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv): ‘strafvordering heeft alleen plaats op de
wijze bij de wet voorzien’.
- Bij de wet voorzien: het strafprocesrecht moet door een wet in formele zin tot stand
zijn gekomen, delegatie is wel toegestaan.
o Art. 1 Sv en 107 Gw eisen dar het strafprocesrecht zoveel mogelijk door de
wetgever in formele zin wordt bepaald.
Strafvordering: de gehele procedure in strafzaken
- Opsporing;
- Vervolging;
- Tenuitvoerlegging;
- Het rechterlijk handelen in strafzaken.
Art. 132a Sv: er wordt van opsporing gesproken indien er sprake is van een onderzoek in
verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie, met als doel het nemen
van strafvorderlijke beslissingen.
� Dit noemt men ook wel vroegsporing omdat dit een ruime definitie is van opsporing.
Art. 3 Politiewet: de politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in
overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving
van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
� Politie is dus belast met het houden van toezicht echter is de grens tussen toezicht en
opsporing nog steeds vaag.
De Hoge Raad heeft ook een enkele buitenwettelijke dwangmiddelen/rechtsfiguren erkend:
- Buitenwettelijke dwangmiddelen: Dit komt uit het arrest ‘Getuige Piet Geus’. Hierin is
bepaald dat een opsporingsambtenaar een getuige naar zijn gegevens (naam,
voornaam, adres) mag vragen.
- De rechtsfiguur ‘ad informandum’: dit figuur houdt in dat het OM naast het in de
dagvaarding van de vermelde strafbare feit nog een ander strafbaar feit aan de rechter
mag voorleggen. Deze staat vaak niet in de tenlastelegging en is daarom ook geen
voorwerp van bewezenverklaring maar wordt bij de sanctionering wel rekening mee
gehouden.
- De kroongetuige: Een buitenwettelijke rechtsfiguur, namelijk een getuige die zelf
verdachte is. De kroongetuige is bereid in ruil voor een beloning een verklaring af te
leggen tegen een of meerdere verdachten.
- Richtlijnen: beleidsregels waarbinnen de leden van het OM en de
opsporingsambtenaren gebruik mogen maken van discretionaire bevoegdheden.
Beleidsregels kunnen worden onderscheiden in:
, - Aanwijzingen: deze bevatten dwingende, normatieve regels en worden onder meer
gebruikt om leiding te geven bij de uitoefening van discretionaire bevoegdheden op
het terrein van opsporing en vervolging.
- Richtlijnen voor strafvordering: richtlijnen schrijven aan de eden van het OM voor
welke straffen zij in bepaalde gevallen moeten eisen.
- Handleidingen; en
- Instructies.
Verdragen en EU- recht
Mensenrechtenverdragen vormen een belangrijke rol van het strafprocesrecht:
- EVRM en IVBPR.
Burgers kunnen zich op bepalingen uit deze verdragen beroepen, mits het gaat om ‘eenieder
verbindende bepalingen’ (art. 93 Gw). Is een Nederlandse bepaling in strijd met een
internationale, dan gaat de internationale bepaling voor (art. 94 Gw).
Het ongeschreven recht is ook een belangrijke bron van het strafprocesrecht. Deze kunnen in
bepaalde gevallen de burger meer bescherming bieden dan alleen de wet zou doen.
Uitganspunten en beginselen van het strafprocesrecht
� Zie klassieke uitgangspunten blz. 8 en 9 van de samenvatting.
Materiele beginselen van een behoorlijk strafprocesrecht:
1. Het vertrouwensbeginsel: de door de overheid opgewekte verwachtingen dienen in
redelijkheid te worden gehonoreerd, tenzij zwaarwichtige belangen zich daartegen
verzetten.
2. Het gelijkheidsbeginsel: vergelijkbare zaken moeten op dezelfde wijze behandeld
worden.
3. Het beginsel van zuiverheid van oogmerk: dit beginsel houdt in dat de overheid een
bevoegdheid niet voor een ander doel mag gebruiken dan waarvoor deze is gegeven.
4. Het beginsel van redelijke en billijke afweging: het wordt van de
strafrechtfunctionarissen verlangd dat zij in de aanmerking komende belangen
behoorlijk tegen elkaar afwegen. Dat houdt de volgende twee vereisten in:
a. Proportionaliteit: er moet een redelijke verhouding zijn tussen de wijze van
optreden en het beoogde doel.
b. Subsidiariteit: men moet op zo’n min mogelijke bezwarende wijze optreden.
, Werkcollege week 1: Opsporing en controle
Opsporingsonderzoek
Opsporing = beginpunt strafvordering (art. 1 Sv).
- Definitie art. 132a Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden: Onder opsporing wordt
verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de OvJ met
als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Klassieke opsporing (art. 126g Sv e.v.): Onderzoek naar een aanleiding van een redelijk
vermoeden dat een strafbaar feit is gepleegd.
- Redelijke vermoeden van schuld nodig.
Vroegsporing (art. 126o Sv e.v.): deze vorm van opsporing begint al voordat een strafbaar
feit is gepleegd. Vereisten:
- Redelijk vermoeden van schuld aan collectief beramen van misdrijven genoemd in art.
67 lid 1 Sv;
- Het misdrijf moet gezien zijn aard of de samenhang met andere misdrijven een
ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.
Hier mogen ook al sommige dwangmiddelen gebruikt worden tegen mensen die dus nog niet
officieel verdachte zijn. Dit zijn vroegverdachten.
Terroristische aanwijzingen (art. 126za Sv e.v.): Deze manier van opsporing mag al
worden gehanteerd bij aanwijzingen dat een terroristisch misdrijf is begaan of gepleegd gaat
worden.
Verkennend onderzoek (art. 126gg Sv): Dit wordt gezien als voorbereiding van de
opsporing en wordt gebruikt als er aanwijzingen bestaan dat binnen groepen personen ernstige
misdrijven worden beraamd of gepleegd.
- Men verzamelt in dit onderzoek gegevens zodat men kan bepalen of verdere opsporing
zinvol is.
- Aanwijzingen moeten gaan over misdrijven genoemd in art. 67 lid 1 Sv.
- Deze misdrijven moeten ook een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.
Repressieve controle: dit is een controle die wordt gedaan n.a.v. een ander misdrijf.
� Bijvoorbeeld alcoholcontrole na een auto-ongeluk.
Optreden burgers: Burgers kunnen aanhouden op heterdaad en inbeslagnemen. Daarnaast
kunnen burgers ook gebruikt worden als informant of infiltrant.
Functionarissen die belast zijn met opsporing:
1. Gewone opsporingsambtenaren (art. 141 Sv)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller astrdpd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.