,1 Orale pathologie
1.1 Histologie vs. Histopathologie
Cytologie = studie van normale lichaamscellen
Cytopathologie = studie van lichaamscellen zoals aanwezig bij ziekteprocessen
Histologie = studie van de normale organisatie van lichaamscellen tot weefsels
Histopathologie = studie van de veranderingen in cellen en bijgevolg weefsels bij ziekte
Cel = bouwsteen van een organisme
Weefsel = groep cellen met dezelfde functie en ongeveer dezelfde vorm
Orgaan = onderdeel van een organisme dat uit weefsels bestaat en 1 of meer functies heeft
Orgaanstelsel = organen die met elkaar samen werken
Organisme = levend wezen, bestaande uit orgaanstelsels
1.2 Histologie van de mondholte
= weefselleer
Spijsverteringsstelsel = functioneel onderdeel gastro-intestinaal stelsel
De mondholte bestaat uit:
1. Lippen
2. Wangen
3. Tanden
4. Eigenlijke mondholte
5. Tong
6. Farynx
Huid = Cutis = de bekleding van het lichaam
1. Epidermis = opperhuid (epitheelcellen/dekcellen)
2. Dermis = lederhuid (steuncellen)
3. Subcutis = onderhuid (vetcellen)
Er zijn 4 soorten weefsels die opgebouwd zijn uit 4 soorten cellen:
Het epitheel bestaat uit 1 of meerdere lagen dicht tegen elkaar
geschikte cellen, omgeven door een beperkte hoeveelheid
extracellulair materiaal. Het is de bedekking van de
lichaamsoppervlakken. De organisatie van de cellen is verschillend
volgens locatie/ functie.
De begrenzing van het ademhalingsstelsel wordt gevormd door
longblaasjes. Deze wisselen zuurstof en stikstof uit. Om deze
uitwisseling mogelijk te maken is er een doorgankelijk epitheel
nodig. Longblaasjes bestaan dus uit plaveiselepitheel, 1 dunne
laag dekcellen.
In het mondslijmvlies zijn de dekcellen anders gerangschikt om
meer ondersteuning te kunnen bieden.
Morfologische karakteristieken van het bedekkend epitheel:
1. Het aantal cellagen
Pseudomeerlagig: 1 laag cellen maar de celkernen liggen op verschillende niveaus → meerrijig
2. De vorm de cellen die de bovenste laag opbouwen
Meerlagig plaveiselepitheel: de dekcellen liggen georganiseerd en zijn afgeplat. Ze liggen in nauw
contact met elkaar.
,3. De aanwezigheid van oppervlaktespecialisaties
Oppervlaktespecificaties faciliteren de functie van het weefsel.
Microvilli: → wat: ‘borstelzoom’
→ waar: dunne darm
→ functie: oppervlaktevergroting voor absorptie
Villi kan je zien als je een stuk darm wegneemt en het opensnijdt. Het
epitheel ligt in hele kleine plooitjes, dit zijn de villi. Onder de microscoop
kan je zien dat elke cel die een onderdeel is van de darmplooi op zijn
oppervlakte allemaal heel kleine plooitjes vertoont.
Verhoorning/keratinisatie:
→ wat: ‘hoornlaag’
→ waar: huid/ slijmvlies
→ functie: weerstand mechanische druk
Verhoorning zien we bij een pseudomeerlagig plaveiselepitheel. De cellen hiervan ontwikkelen zich
basaal. Hoe langer deze cellen bestaan, hoe meer apicaal ze komen te liggen. Bij het opschuiven van
basaal naar apicaal verkleint het celvolume. Hoe meer apicaal, hoe minder cellen nog een celkern
hebben. Een dode cel, zonder celkern, gaat met de tijd afgestoten worden.
De hoornlaag kan verschillende diktes hebben afhankelijk
van de hoeveelheid mechanische druk die erop
uitgeoefend wordt. Zo zal een voetzool een dikkere
hoornlaag hebben dan intra-oraal slijmvlies.
Apicaal = naar de buitenzijde toe, bovenste laag
Basaal = onderaan het eptiheel
Eenlagig Pseudomeerlagig Meerlagig
Meerrijig
Eenlagig plaveiselepitheel Meerrijig kubisch epitheel Meerlagig plaveiselepitheel
→ aflijning bloedvaten, → afvoergangen van bepaalde → gekeratiniseerd/ verhoond
longblaasjes exocriene klieren → niet-gekeratiniseerd/ niet-
→ transport mogelijk verhoornd
→ beide vormen komen voor
Eenlagig kubisch epitheel Meerrijig of pseudomeerlagig in de mond
→ bv niertubuli cilindrisch epitheel
→ trachea
Eenlagig cilindrisch eptiheel
→ met microvilli: maag-darm
kanaal
Gekeratiniseerd/ verhoornd Niet-gekeratiniseerd/ niet-verhoornd
→ lippenrood → lipmucosa
→ gingiva → wangslijmvlies
→ dorsum van de tong → mondbodem
→ palatum durum → palatum molle
→ onderzijde van de tong
= ervaren mechanische druk
,Morfologie van een (niet) verhorend epitheel:
Apicaal
→ Stratum corneum (met stratum disjunctum: afschilferen cellen)
→ Stratum granulosum
→ Stratum spinosum (stervormige cellen)
→ Stratum basale (bevat stamcellen voor de start van de epithele groei)
Basaal
1.2.2 Zenuwweefsel
→ zenuwcellen
1.2.3 Spierweefsel
→ spiercellen
1.2.4 Bindweefsel
→ steuncellen
1.3 Orale pathologie en de rol van de anatomopatholoog
Oraal = betreffend de mondholte
Pathologie = ziekteleer
Anotomopatholoog = onderzoekt de veranderingen in weefsels én cellen bij het optreden van een
ziekte
De anotomopatholoog is thuis in de histo(patho)logie aan de hand van een weefselstaal. Ook is hij
thuis in de cyto(patho)logie door het onderzoeken van cellen in stalen van lichaamsvochten (bv
acites, pleuravocht,…). De diagnostiek gebeurd met behulp van microscopie en
immunohistochemische kleuringen.
, 1.4 Benodigdheden voor histo(pathologisch)onderzoek
1.4.1 Weefselstaal
1. Punctie: → cytologisch onderzoek
Men gaat op een abnormale hoeveelheid vocht (die normaal niet
aanwezig is) prikken, opzuigen en onder de microscoop bestuderen. Dit
kent geen toepassing in de mond. Bijvoorbeeld: pleurapunctie (tussen
longvliezen) of ascitespunctie (in buikholte).
2. Celswab (uitstrijkje):
Met een soort borsteltje maakt men wat cellen los om deze te
kunnen bestuderen. Dit gebeurd bijvoorbeeld in het cervicaal
overgangsepitheel ter hoogte van de baarmoedermond voor
screening voor metaplasie.
3. Biopsie:
Hiermee krijg je weefselstalen die geschikt zijn voor histologisch onderzoek. Het kent een toepassing
in de mond maar veel slijmvliesafwijkingen hebben een dermate kenmerkend klinisch beeld dat
weefselonderzoek niet vereist is.
Om een biopt te nemen is lokale anesthesie nodig.
Oppervlakteanesthesie (spray) is onvoldoende. Bij verdenking op
een kwaadaardige afwijking is het verboden om infiltratieanesthesie
te gebruiken. Deze gaat de kleine zenuwen verdoven en hier loop je
de kans om in de maligniteit te prikken. Zo kunnen de maligne cellen
mogelijks verspreidt worden.
A. Excisiebioptie = verwijderen van de volledige afwijking
Wat? → kleine afwijking (tot +- 1cm)
→ zonder maligne aanwijzingen
Hoe? → gehele afwijking
→ marge van enkele mm
→ primair sluiten (hechten)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lanademu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.