Samenvatting van de hoorcolleges over kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
OPMERKING: Hierbij is het deeltje van kwantitatief onderzoek (experiment) gebaseerd op het de onderzoeksvraag: "Heeft het nemen van een kwalitatieve pauze effect op de productiviteit van een persoon". Hierbij zijn dus ...
OPO: METHODEN VAN PSYCHOLOGISCH
ONDERZOEK 2
MORGANE DE LAET
1
,INLEIDING
1. Inhoud
Enerzijds zijn er hoorcolleges. Dit is het theoretisch luik en bevat enkele uitgangspunten
en onderzoeksplannen. Daarnaast gaan we ook kijken naar kwantitatieve
onderzoeksmethoden (experimenten, vragenlijstonderzoeken) en kwalitatieve
onderzoeksmethoden (interview, observatie, focusgroep).
Anderzijds is er ook het praktische luik. Hierbij hoort een groepswerk ingedeeld in
verschillende reeksen:
- Onderzoeksplan opstellen
- Uitschrijven van de methode
- Verwerken van resultaten
- Uitschrijven van de resultaten
- Feedbacklessen
2. Groepsopdracht
In groep zal je een kleinschalig onderzoek uitvoeren. Met je groep kies je een hulpvraag
uit de “praktijk”. Elk onderwerp is gelinkt aan een specifieke onderzoeksmethode. We
hebben twee soorten:
1) Experiment (kwantitatieve methode): 2 condities van elk 5 deelnemers (10 in totaal)
2) Vragenlijstonderzoek (kwantitatieve methode): 20 deelnemers
3) Observatie (kwalitatieve methode): 5 deelnemers
4) Focusgroep (kwalitatieve methode): 1 focusgroep met 5 deelnemers (verschillend)
5) Interview (kwalitatieve methode): 5 deelnemers
Er wordt dus een onderzoeksvraag beantwoord op basis van een van de methodes. Het
is hierbij niet de bedoeling om de onderzoeksvraag te beantwoorden op basis van een
literatuurstudie, je gaat dus zelf de informatie verzamelen.
Bij het onderzoeksverslag is het nodig om een referentielijst te hebben van 10
wetenschappelijke artikels over je eigen onderzoek. Nadien geef je in groep een
presentatie over het onderzoek.
3. Evaluatie
Deel 1: Groepspaper + Peerassessment = 12/20 (60%)
Deel 2: Pitch zelf = 3/20 (15%)
Individuele vraag = 5/20 (25%)
Individuele vraag
Vraag 1: Beheersing van de inhoud van het onderzoek (2/20)
Vraag 2: Kritische reflectie (3/20)
Het is belangrijk dat je bij deze vragen ook de inhoud van de hoorcolleges moet kennen.
Je moet dus bijvoorbeeld niet enkel de leerstof van jouw onderzoeksmethode kennen,
je moet alles kennen.
2
,HOORCOLLEGE 1: ENKELE UITGANGSPUNTEN EN HET ONDERZOEKSPLAN
1. Fundamenteel versus praktijkgericht onderzoek
Fundamenteel onderzoek is onderzoek dat voornamelijk gericht is op het verhogen van kennis.
De aanleiding/ probleemstelling heeft te maken met de leemte (ontbrekende informatie) in een
theorie of bij een onderzoek. Zo wil men kennisvragen beantwoorden. Doorgaans is de
bedoeling om er een verslag over te schrijven.
Bij praktijkgericht onderzoek is de aanleiding/ probleemstelling geen leemte in de literatuur of in
het onderzoek, maar een nood/ probleem of vraag dat zich voortdoet uit de praktijk. Zo wil men
het probleem of de vraag oplossen en de praktijkvragen dus gaan beantwoorden. Doorgaans is
de bedoeling om er een onderzoeksverslag van te schrijven of een beroepsproduct te maken.
Beide staan niet los van elkaar, er kan wederzijdse invloed zijn tussen beide.
2. Onderzoeksverslag versus beroepsproduct
Een onderzoeksverslag bestaat uit een inleiding, een probleemstelling, een bepaalde methoden,
resultaten, conclusies en referenties. Deze verslagen ziet met vooral terug in de opleiding bij
MPO2, maar ook bij BaP.
Een beroepsproduct daarentegen is meer iets concreet waar je in de praktijk direct mee aan de
slag kan. Zoals bijvoorbeeld adviezen, plannen van aanpak, infosessies…. Beroepsproducten zal
je moeten gebruiken bij BaP en BC.
3. Onderzoeksplan
Je maakt een plan voor je van start gaat met het verzamelen van gegevens. Hiervoor is er een
sjabloon op canvas. Het onderzoeksplan houdt in dat je aangeeft:
1) Wat je gaat onderzoeken (praktijkvraag en onderzoeksvraag)
2) Waarom je het gaat onderzoeken (probleemstelling)
3) Hoe je dit gaat doen (methode)
3.1. Wat ga je onderzoeken?
Bijvoorbeeld:
- Leemte uit de literatuur
- Replicatieonderzoek
- Concrete vraag uit praktijk
Bij dit vak hebben we te maken met een concrete vraag uit de praktijk.
3
, 3.2. Waarom ga je dit onderzoeken?
Als je een vraag hebt gekregen, is het belangrijk om er zicht op te hebben waarom deze
vraag nu net gesteld wordt. Om dit te achterhalen ga je meestal een intakegesprek
voeren. Dit doe je meestal met iemand die werkt in de context waaruit de vraag gesteld
wordt.
Bij MPO2 zal dit intakegesprek niet moeten, maar je vindt wel een situatieschets van de
praktijkvraag terug op canvas waarin je alle informatie zoals in een intakegesprek kan
terugvinden. Je hebt bij zo een intakegesprek de 6 W’s:
1) Wat is het probleem?
2) Wie heeft het probleem? (Wie stelt de vraag)
3) Wanneer is het probleem ontstaan?
4) Waarom is het een probleem?
5) Waar doet het probleem zich voor?
6) Waardoor ontstaat het probleem?
Probleem kan ook verwijzen naar een nood, een behoefte of een vraag.
Op basis hiervan krijgt men een beeld van waarom de vraag gesteld wordt en kunnen we
de probleemstelling opstellen van het onderzoek. Dit verantwoord waarom het
onderzoek uitgevoerd moet worden. Van zodra dat je weet wat de praktijkvraag is en
waarom deze gesteld wordt ga je nadenken over het onderwerp. Vaak zijn de vragen uit
de praktijk nog geen onderzoekvragen, waardoor je ze soms nog moet bijstellen. Dit doe
je door het onderwerp te afbakenen door literatuur door te nemen.
Door literatuur door te nemen kan je je begrip afbakenen want meestal zijn de
praktijkvragen heel breed geformuleerd. Zo kan je de betekenis van het begrip vastzetten
en is het helder voor de rest van het onderzoek. Zo krijg je duidelijke grenzen van je
onderzoek. Daarnaast ga je dit ook doen om achtergrondinformatie te bekomen over je
onderwerp.
Dus je hebt zicht op je onderzoeksvraag, de begrippen, de achtergrond en dan moet je tot
de onderzoeksvragen komen die je dus kan toetsen. Een onderzoeksvraag moet voldoen
aan volgende criteria:
- Het moet eenduidig zijn (specifiek, concrete begrippen en onderzoeksvariabele,
duidelijk en ondubbelzijdig, informatief)
Voorbeelden:
1) Welk effect heeft de leerkracht op het welzijn van de leerlingen?
à Begrippen zijn niet duidelijk (leerkracht, welzijn, leerlingen)
2) Wat zijn de psychologische gevolgen van chronische pijn en wat is het verband met
de coping stijl?
à Psychologische gevolgen is niet duidelijk, moeilijk qua taal
3) Wat is werkcentraliteit en de invloed van ouderschap en geslacht hierop?
à Niet specifiek, niet goed geformuleerd en geen duidelijk populatie
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller morganedelaet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.79. You're not tied to anything after your purchase.