Dit is een samenvatting van week 1 tot en met week 7. Het boek Capita, het beslismodel, hoorcolleges en de aantekening van het werkcollege zijn hierin verwerkt.
Samenvatting formeel strafrecht
Week 1: (Capita: H5, § VI – VIII. H6, § II – IV. H7 § II – IV en IX.)
H5
Strafvordering heeft volgens at. 1 Sv alleen plaats op de manier die de wet aangeeft.
De codificatieopdracht van art 107 Gw en art. 1 Sv staan in verband met de kwalitatieve inhoud van
het strafrecht.
De wetgever moet niet alleen het strafprocesrecht regelen, maar dat hij daarbij inhoudelijk ook een
beetje fatsoenlijk strafrecht regelt. Daarom dwingt art 6 EVRM aan op het realiseren van een eerlijk
proces.
Codificatie-gedachte; wetgever in formele zin heeft geen concessies willen doen aan lagere
overheden. Daarom is het strafrecht een exclusieve aangelegenheid van de wetgever in formele zin.
Een decentrale wetgever mag zich niet op eigen initiatief bezig houden met de regeling van
onderwerpen over strafvordering. Art. 1 Sv en art.1 lid 1 Sr.
HR Muilkorf: gemeentelijke verordening bemoeide zich met de opsporing van strafbare feiten. Zo’n
opsporingsverplichting mag niet bij verordening worden opgelegd. Dit wordt overgelaten aan de
formele wetgever art.1 Sv. Er werd uitdrukkelijk vastgesteld dat als sprak is van opsporing er daarmee
ook sprake is van strafverordening.
Er zijn nogal wat regels tot stand gekomen ter verdere uitvoering van het wetboek van strafvordering.
Dat zijn dan regels van lagere status dan van de wetgever in formele zin.
Binnen de in de wet uitgezette kaders is nadere regelgeving ter uitvoering daarvan mogelijk. De
volgende vraag moet dan wel gesteld worden: in hoeverre de wetgever bij algemene regeling ervoor
moet of kan zorgen dat elk afzonderlijk strafproces door die regelgeving tot in detail wordt bepaald.
Kan die garantie het beste door de wetgever, rechter of allebei worden ingevuld?
2 eerbiedwaardige pijlers onder ons systeem van strafrechtelijke rechtshandhaving:
• Legaliteitsbeginsel
• Codificatiegedachte
De nationale codificatiegedachte is beperkt tot de tekst van art. 107 Gw en het programma van
wetgeving dat in art. 1 Sv besloten ligt. Een eerlijk proces moet hierbij voorop staan.
Legaliteitsbeginsel: art. Sr en art. 1 Sv. Verbod op terugwerkende kracht. Eis dat de wetgever zo
concreet mogelijk moet aanduiden wat hij strafbaar stelt. (burger moet weten wat wel/niet strafbaar is, zodat hij zijn gedrag op de wet
kan aftemmen
). De decentrale overheden mogen niet voor hun eigen rechtsgebied zelfstandig
strafprocessuele voorzieningen creëren. Daardoor zou de landelijk gewenste rechtseenheid in gevaar
komen.
Het belang van landelijke rechtseenheid is dat decentrale wetgevers wel bevoegd zijn strafbepalingen
te maken, maar daarbij binnen de kaders van de wet in formele zin moet blijven:
• Zij kunnen overtredingen van hun regels slechts als overtreding strafbaar stellen, niet als
misdrijf;
• Als een onderwerp al door een strafbepaling in een wet in formele zin uitputtend geregeld is,
is de bevoegdheid van lagere wetgever tot strafbaarstelling daarmee dan inderdaad uitgeput;
• De wet in formele zin bepaalt de straffen die de decentrale wetgever tegen zijn
strafbepalingen kan bedreigen;
• De wetgever lager dan die in formele zin is via art. 91 Sr gebonden aan de ‘algemene
bepalingen’ uit boek 1 Sr.
Zowel de codificatiegedachte als het legaliteitsbeginsel leggen de nadruk op de rechtsvorming door de
wetgever. De rechter voegt daar zijn bijdrage aan toe.
, De rechtsvormende taak van de strafrechter: de wet toepassen op een concreet geval. Daarbij
interpreteert hij de wet en beziet hij bijv. wat er kan of moet gebeuren in gevallen waarin de wet niet
voorziet.
Waar de rechter zich aan moet houden bij het strafprocesrecht:
• Eerlijk proces
• Rekening houden met belangen slachtoffer (concrete belangenafweging ogv feiten en omstandigheden)
• Onderzoek doen naar waarheidsvinding en rechtmatigheid van overheidsoptreden
• Algemeen belang gediend met strafrechtelijke rechtshandhaving door berechting en
bestraffing meer in het algemeen bewaken.
Wat moet je jezelf afvragen bij een zaak:
• Wat staat er op het spel?
• Hoe zwaar is het delict?
• Is het een bewijsrechtelijk complexe zaak?’
• Is het noodzakelijk getuigen horen?
Rechter en wetgever hebben beide een onmisbare en onvermijdelijke taak in de rechtsvorming in het
strafrecht. Beide rechtsvormen zijn op elkaar aangewezen. Zij hebben ieder een eigen wijze van
bijdragen en eigen taak.
Verschil rechter en wetgever:
Wetgever: kan alleen maar bij wijze van algemene regel spreken en is daarbij democratisch
gelegitimeerd.
Rechter: is eerst en vooral verantwoordelijk voor de rechtvaardigheid in het concrete geval.
H6
Strafprocesrecht/formeel strafrecht: Actief recht en zichtbaar recht. Er wordt iets gedaan. Iemand
die bepaald gedrag pleegt, wordt aangemerkt als verdachte (art. 27 SV), als zodanig wellicht wordt
gearresteerd (art. 53 en 54 Sv) en eventueel ter zake door de OvJ wordt vervolgd (art. 167, art. 242,
art. 258 en art. 261 Sv) en dan ook door de rechter wordt berecht (art. 268 Sv e.v.) en eventueel tot
straf wordt veroordeeld binnen de grenzen van art. 180 Sr aan die straf stelt (art. 350 Sv). Het formele
strafrecht biedt het model waarin het materiële strafrecht tot leven komt en kan worden toegepast.
Veronderstelt en dient materieel strafrecht.
Materiële strafrecht: Houdt zich bezig met opsporing, vervolging en berechting. Geeft aan wanneer
en in welke omstandigheden ‘wederspannigheid’ strafbaar is. Bijv. art. 180 Sr: een misdrijf tegen het openbaar gezag.
Bij strafprocesrecht gaat het meestal om heel concreet overheidsoptreden. Heel veel regeltjes over
betrekkelijk gedetailleerde uitwerking van dergelijk optreden. In die regeltjes geeft het strafprocesrecht
normen omtrent het gedrag van de ambtenaar van de strafvorderlijke overheid. Het gaat bij dit
optreden vaak om de fundamentele belangen en rechten van de verdachte als verdachte en als
rechtsburger. Iedere verdacht heeft recht op een eerlijk proces.
(gaat niet alleen over de vraag of de verdachte gedaan heeft waarvan hij wordt beschuldigd, maar ook
of die waarheidsvinding zich binnen een eerlijk proces heeft afgespeeld en of de strafvorderlijke
overheid zich wel aan de regels heeft gehouden, en zo nee, wat daar dan de consequenties van zijn)
Een schending van regels van strafprocesrecht door de strafvorderlijke overheid kan consequenties
hebben voor de afdoening van de strafzaak tegen de verdachte. Een consequentie kan zijn dat de
berechting door dergelijke schending niet tot een veroordeling van de verdachte zal leiden, al zal zich
dat slechts in uitzonderingsgevallen voordoen. (art. 359a Sv)
Functie strafprocesrecht: het daadwerkelijk optreden van de strafvorderlijke overheid in een
concrete strafzaak te normeren en dus en in zoverre ook aan banden te leggen. Hierdoor heeft het
een sterk rechtsstatelijke inslag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nowie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.81. You're not tied to anything after your purchase.