100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting LWEO Economische crisis $3.75   Add to cart

Summary

Samenvatting LWEO Economische crisis

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level

Dit is mijn zelfgemaakte 'examenbundel' die ik afgelopen jaar bij mijn examens heb gebruikt. Een samenvatting waaraan ik sinds begin 4e klas heb gewerkt maar waar ik nu niet zo veel meer aan heb. Bevat LWEO: Economische crisis

Preview 2 out of 7  pages

  • August 23, 2022
  • 7
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Hoofdstuk 1
Huizencrisis in 2008: als gevolg van het uitlenen van veel geld met veel risico’s ging een grote bank failliet wat zorgde
voor paniek
Krimpende economie: er worden minder producten en goederen geproduceerd, als een krimp twee kwartalen
aanhoudt is er een recessie

Bruto binnenland product (bbp): de totale productie in een jaar en het totale inkomen in een jaar

Vermogensmarkt: geheel van de vraag en aanbod naar vermogen, de rente is de prijs die hier tot stand komt. Het
aanbod bestaat uit mensen met geld teveel, zoals spaarders (niet-besteden inkomen). Er zijn twee soorten sparen:
- Gedwongen sparen, door premies
- Ongedwongen sparen
Spaarquote: het deel van het inkomen dat wordt gespaard
De vermogensmarkt is te verdelen in twee delen:
- Kapitaalmarkt: langlopend, permanent vermogen met lange en hoge rente, langer dan 2 jaar
- Geldmarkt: kortlopend, vreemd vermogen met korte en lage rente, korter dan 2 jaar

Effectenhandel: de handel in aandelen of obligaties, op eerste hand gaat over geplaatste obligaties, tweede hand
gaat over marktobligaties of aandelen

Positieve tijdsvoorkeur: iets liever nu willen dan later, omdat de toekomst onzeker is
Risico’s voor de geldverstrekker liggen bij wanbetaling, kredietwaardigheid, reputatie van de geldnemer en inflatie
Geldillusie: mensen die geld niet op de juiste waarde schatten

Selffulfilling prophecy: een voorspelling die uitkomt omdat men zich ernaar gedraagt, zoals de huizenprijzen, mensen
kopen een huis omdat ze denken dat de prijzen stijgen, de vraag stijgt en daardoor de prijs

100% hypotheek: een hypotheek die het hele bedrag van het huis dekt, als de huisprijs dan stijgt ontstaat er
overwaarde, er kan ook onderwaarde ontstaan

Risico-aversie: het vermijden van risico en uitgaan van zekerheid, hoe hoger het risico bij aandelen en obligaties, hoe
hoger het rendement

Hefboomwerking: geleend geld beleggen, als het rendement hoger is dan de rente is er een positief hefboomeffect
Solvabiliteit: de mate waarin de onderneming in staat is zijn schulden te betalen, ev/totaal vermogen

Banken krijgen geld van spaarders en lenen geld aan leners, het verschil tussen de ontvangen rente en betaalde
rente is de rentemarge en deze bepaald de winstgevendheid

Kredietverlening: als dit gedaan wordt zonder dat er geld in komt heet dat geldcreatie of geldschepping, zoals een
rekening-courant, waarover de klant tijdelijk mag beschikken

Liquiditeit: de mate waarin een bedrijf kortlopende verplichtingen kan nakomen, zoals rente,
Kas + tegoed ECB / rekeningcouranttegoeden X100%

ECB (Europese Centrale Bank): bepaald de rente en wil de inflatie onder 2% houden, zij houden toezicht op banken
- Garantieregeling: als een bank failliet gaat krijg je maximaal €100.000 nog terug
- Liquiditeitstoezicht
- Solvabiliteitstoezicht
- Toezicht op risicomanagement, vragen ze wel genoeg rente en zien ze risico in
- Toezicht op beloningsstructuur (nationaal), hoe zijnde bonussen
AFM (Autoriteit Financiële Markten): houdt toezicht op de financiële markten

Adam Smith: hij geloofde in de onzichtbare hand, ook wel het markt- /prijsmechanisme, volgens hem moet de
overheid zich nergens mee bemoeien, mensen die het met hem eens zijn, zijn klassieke economen, zij zien het
micro-economisch, alle losse markten zullen vanzelf weer tot evenwicht komen, de aanbodkan tis het belnagrijkst,
daarom worden zij ook aanbod economen genoemd

, Keynes: na de crisis in de jaren ’30 is het klassieke model niet meer geschikt. Bij hem is de vraagkant essentieel. De
effectieve vraag (totale vraag naar producten en diensten, vraag die leidt tot bestedingen) is het belangrijkst en de
overheid moet zich hiermee bemoeien.

Trendmatige groei/trend: de groei van de productiecapaciteit ook wel de bezettingsgraad
Feitelijke groei: hoeveel daarvan wordt gebruikt, wordt bepaald door
bestedingen

Laagconjunctuur: bestedingen groeien minder hard dan de trend, aankopen
worden uitgesteld, deflatie, toename werkloosheid
Hoogconjunctuur: overbesteding, vraagoverschot, krappe arbeidsmarkt en
inflatie

Rol van de overheid:
- Stimulerend/expansief: de overheid moet bij onderbesteding gaan besteden, productie stijgt,
werkgelegenheid ook en zo dus ook het bbp
- Afremmend: overheid remt de vraag af door overheidsbestedingen te veranderen (kan ook omhoog) en
besteedbaar inkomen veranderen door belastingen omhoog/omlaag

Anticyclisch: de conjunctuur de andere kant op laten gaan
Procyclisch: de conjunctuur versterken, dit is geen keyesiaans beleid

Overheidssaldo: het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven van de overheid
Staatsschuldquote: staatsschuld in % van het bbp

Spaarparadox: wanneer je in een crisis zit gaan sparen, hierdoor wordt het namelijk alleen maar erger

Hoofdstuk 2
Productiefactoren: KANO, vormt het primaire inkomen
- Kapitaal: rente
- Arbeid: loon
- Natuur: pacht
- Ondernemerschap: huur en winst
Toegevoegde/productiewaarde: de waarde die de productiefactoren aan de inkoopwaarde toevoegen
> Omzet – inkoopwaarde goederen/diensten (bruto toegevoegde waarde)
> Omzet – inkoopwaarde – afschrijvingen (netto toegevoegde waarde)
> Netto toegevoegde waarde = primair inkomen = productiewaarde

Bedrijfskolom: de bedrijven die alle stadia van een product verzorgen (van begin tot eind)
Bedrijfstak: schakel in een bedrijfskolom die dezelfde taak verrichten

Totale toegevoegde waarde van een bedrijfskolom: de som van de toegevoegde waarden van de tussenliggende
bedrijven, per schakel komt er waarde bij, deze bij elkaar is de totale toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde bij niet-commerciële instellingen: is er niet, omdat er vaak geen producten worden verkocht,
als toegevoegde waarde wordt dus het loon dat zij uitbetalen

Bbp = bruto toegevoegde waarde + toegevoegde waarde van de overheid = totale productiewaarde in een land
(Bruto of netto) Toegevoegde waarde = (bruto of netto) bbp = (bruto of netto) binnenlands inkomen
Netto binnenlands inkomen = bruto binnenlands inkomen – afschrijvingen
Bruto nationaal inkomen: het bruto-inkomen met inkomsten van buitenlandse (bedrijven) erbij gerekend

Saldo primair inkomen buitenland = ontvangen primair inkomen buitenland – betaald primair inkomen buitenland
Bruto nationaal product/inkomen = bbp + saldo primair inkomen buitenland
Netto nationaal product/inkomen = bruto nationaal product – afschrijvingen
Welvaart: in welke mate mensen in hun behoeften kunnen voorzien, wordt vaak gemeten door de ontwikkeling van
het reële bbp te onderzoeken, ook al is dit vrij onbetrouwbaar

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauraburger. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75
  • (0)
  Add to cart