Inleiding orthopedagogiek literatuur samenvatting
College 1 – Orthopedagogische theorieën en modellen, geschiedenis
Door opkomst behaviorisme werd het leren van aangepast gedrag het nieuwe doel het recht om
anders te zijn en integratie.
Klassieke benadering orthopedagogiek= het opvallende en afwijkende kind staat centraal.
Moderne benadering orthopedagogiek= het gaat niet langer om het afwijkende kind, maar om de
problematische opvoedingssituatie.
Boek gaat uit van definitie van Nakken: de orthopedagogiek richt zich op de beschrijving van de aard
en de achtergronden van problemen bij het opvoeden met het oog op onderkenning, behandeling en
preventie.
3 vormen van theorievorming in de orthopedagogiek:
1. Probleem specifieke theorieën: deel-orthopedagogieken
2. Algemene orthopedagogische theorieën basistheorie
3. Metatheoretisch niveau: over de kwaliteit, geldigheid en bruikbaarheid van bestaande
theorieën.
1901 leerplicht hierdoor ontwikkeling speciaal onderwijs. 20 e eeuw werd de eeuw van het kind
genoemd kwam veel meer kinderbescherming.
Kinderen met mentale beperking kwam er in 19 e eeuw: speciaal onderwijs (kostschooltype) en
verpleging (ziekenhuistype).
Door de wet op de jeugdhulpverlening (1989) werden de rechten van ouders en kinderen in
instellingen beter geregeld. In 2005 werd de wet op de jeugdzorg ingevoerd: transparanter en
eenvoudiger maken van de zorg hulpverlening werd vraaggericht.
Jaren 60 en 70 professionalisering in de gehandicaptenzorg.
In de jaren 90 was de behoeften om de hoeveelheid leerlingen die naar het speciaal onderwijs gingen
terug te dringen speciaal onderwijs alleen nog voor leerlingen die echt speciale hulp nodig
hadden. proberen door de wet Weer samen naar school (WSNS)
Speciaal onderwijs in 4 clusters
- Cluster 1: kinderen met een visuele beperking, al dan niet met een meervoudige beperking.
- Cluster 2: Dove en slechthorende kinderen, kinderen met spraak en taalmoeilijkheden en
kinderen met een stoornis op het autistisch spectrum. De nadruk ligt op communicatie.
- Cluster 3: Zeer moeilijk lerende kinderen, lichamelijk en verstandelijk beperkten,
meervoudige beperkingen, langdurige zieke kinderen en kinderen met epilepsie.
- Cluster 4: Zeer moeilijk opvoedbare kinderen en langdurig zieke kinderen zonder lichamelijke
beperking. Ook scholen die verbonden zijn aan pedologische instituten vallen onder dit
cluster.
Commissie voor Indicatiestelling (Cvl) beslist of kind in aanmerking komt voor speciaal onderwijs.
Langeveld: wijsgerig antropologische visie elkaar begrijpen
Bladergroen: remedial teaching kinderen met leermoeilijkheden worden beperkt door tekorten.
Hermeneutische benadering: benadrukt de gedachte dat het om een ontmoeting van personen en
om een dialoog gaat.
,Empirische benadering: persoon in wording, opvoeders die betekenissen aanreiken situatie
centraal.
Empirisch analytisch: probleemgedrag is te voorspellen
Sociaalecologische benadering: onder de aandacht gebracht hoeveel factoren een rol spelen in de
transactionele wisselwerking tussen mens en omgeving.
Kritische orthopedagogiek: streefde naar inspraak client.
College 2 – Orthopedagogische werkwijze
Vastlopende opvoeding : opvoedingsimpasse.
Bij intentioneel handelen is een vorm van reflectie aanwezig. Bij functioneel handelen is er geen
sprake van reflectie, men doet ‘gewoon’ kan vertaal worden in gedrag.
Psychoanalytische theorie: legt nadruk op onbewuste en aangeboren driften die zich in het sociale
contact met de omgeving hebben ontwikkeld tot handelingspatronen onbewuste bepaalt ons
handelen
Leertheorie: focus op zichtbaar gedrag en manier dat dit verandert door de omgeving
reflexmatige reacties en biologisch bepaalde gedragsuitingen zich via conditionering tot
gedragspatronen.
Humanistische psychologie: nadruk op de mens als een wezen dat betekenis geeft, ervaart,
interpeteert en vrij kan zijn. -> zelf bewust
Biopsychologie: menselijk handelen bepaald door hersenen.
De Ruyer (1987) noemt 3 kenmerken van menselijk handelen:
1. Er wordt opgetreden vanuit een bepaalde zekerheid
2. Er worden overwegingen gemaakt (doen en laten) en men geeft zichzelf daar rekenschap van
3. Er wordt opgetreden in de verwachting van een bepaalde afloop
Handelen sprak van persoonlijke keuzes in het licht van normen en waarden Weloverwogen
handelen, Regelgeleid handelen, Regelgeleid gedrag, Routinegedrag, Gewoontegedrag, Impulsief
gedrag, Instinctief gedrag, Reflexmatig gedrag.
Gedrag instinctieve en reflexmatige patronen
Palliatieve coping strategieën: tijdelijk zelfwaardering omhoog is meer definitieve aanpak nodig.
Het vergroten van de handelingsbekwaamheid van mensen wordt in de professionele hulpverlening
empowerment genoemd.
Niet-narratief (niet-verhalend) = men is zich niet bewust van de betrekkelijkheid van het verhaal,
waardoor de waarnemingen als objectieve feiten worden gezien.
Volgens Nijk is het verbeteren van handelen gericht op het bereiken van een situatie die als meer
bevredigend ervaren wordt. Dit is mogelijk door:
- Het invoeren van technische of instrumentele verbeteringen
- Het verbeteren van het interpretatiekader van de betrokkenen
- Vergroten van het welbevinden
Empirische cyclus: observatie inductie deductie toetsing herhalen cyclus
Regulatieve cyclus: Probleemstelling diagnose plan ingreep evaluatie herhalen cyclus.
Door het koppelen van de diagnostische cyclus aan de interventiecyclus ontstaat een volledige
klinische cyclus, waarin de beide deelcycli elkaar aanvullen.
Protocollen proberen fouten probleemoplossingen te voorkomen voorwaarden van algemene
aard en specifieke voorwaarden te onderscheiden.
, Om fouten tegen te gaan, worden de volgende stappen doorlopen: bewustzijn van mogelijke
foutenbronnen in het proces van hulpverlening identificeren van de relevante stappen in het
proces van hulpverlening analyseren van de voorwaarden waaraan de stappen moeten voldoen
omzetten van stappen en voorwaarden in een richtlijn uitvoering herhalen van stappen.
Twee manieren waarop de orthopedagoog kennis verzamelt: rationeel (objectief) versus empathisch
(subjectief) verklaren (empirisch) versus begrijpen (hermeneutisch).
Het welzijn van een kind wordt bepaald door de interactie tussen 3 domeinen:
1. De ontwikkelingsbehoeften van een kind
2. De capaciteiten van ouders om in die behoeften te voorzien
3. De invloed van gezins- en omgevingsfactoren op zowel de capaciteiten van de ouders als op
de capaciteiten van het kind
Belsky en Vondra, opvoeding is wisselwerking tussen: kenmerken kind, kenmerken ouder en de
context. ontwikkelingsgeschiedenis en persoonlijkheid opvoeder het belangrijkste direct en
indirect.
Ontwikkeling wordt gezien als het verwerven van leeftijdsspecifieke vaardigheden in het menselijk
functioneren ontwikkelingstaken.
Protectieve factoren= factoren die samengaan met een verminderde kans op het vertonen van een
stoornis, gegeven de aanwezigheid van een onderkend risico gedefinieerd in de context van een
aanwezig risico.
Veel gebruikte diagnostiek model: Hypothesen Toetsend Model (HTM) 4 stappen:
1. Klachtanalyse (KA) perspectief client centraal: inside perspectief
2. Probleemanalyse (PA) situatie beschrijven volgens standaarden: outside perspectief
3. Verklaringsanalyse (VA) het ‘waarom’ van een probleem verklarende diagnose
4. Indicatieanalyse (IA) afweging over het vervolg
Klassieke klinische benadering: het oordeel van de diagnosticus, dat sterk leunt op eigen reflecties en
gericht is op het vormen van een ‘beeld’. wat is gegeven en wat is eigen interpretatie? nadruk
op categorieën die informatie bevatten over de kenmerkende verschijningsvormen van stoornissen:
fenotypisch.
Empirische/actuariële benadering: psychometrische benadering: op basis van beslissingsmodellen en
kansrekeningen betrouwbaarder. gedragsdimensies of typen pathologieën berekend vanuit
data.
Ontwikkeling psychopathologische benadering: richt zich op onderkennen en het verloop van
problematisch gedrag.
Third generation research: kloof tussen klinische praktijk en empirische praktijk dichten door
standaardiseren van het klinisch oordeel Pedagogisch signalering intrumentarium (PSI).
Veelvoorkomende fouten en systematische vertekeningen in de klinische oordeelsvorming zijn:
1. Belief perseverance: vasthouden aan de juistheid van de eigen mening, ondanks informatie
die dit ontkracht of weerlegt
2. Primacy effect: in de oordeelsvorming bevoordelen van informatie die her eerst wordt
verkregen
3. Confirmation bias: het uitsluitend zoeken naar informatie die consistent is net een hypothese
4. Overconfidence in positive test results: het overschatten van de waarde van positieve
testuitslagen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaaikeW1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.99. You're not tied to anything after your purchase.