Voor het tentamen Geneeskunde heb ik de leerstof uit het boek klinische pathologie samengevat. het gaat hier om:
- hoofdstuk 8, paragraaf 7
- Hoofdstuk 4.1, 4.2, 5.1
- Hoofdstuk 8.4, 8.5, 8.6, 8.7
- Hoofdstuk 9.5
- Hoofdstuk 10.6
- Hoofdstuk 10.2
Micro-organismen komen drie vormen van afweer tegen:
1. Lokale barrières aan het lichaamsoppervlak;
Huid, trilharen, maagzuur, vaginazuur,
2. Fagocytose (aspecifieke pac mans);
granulocyten en monocyten/ macrofragen kunnen zich uit ontstoken
vaatjes wurmen om in allerlei weefsels micro-organismen te fagocyteren.
Aspecifiek omdat veel soorten uitgeschakeld kunnen worden.
3. Immunoglobulinen (specifieke afweereiwitten);
lymfocyten, die per stuk of kloon daarvan slechts 1 soort antigeen
(lichaamsvreemde stof) kan aanvallen. Deze reageren op:
- indringers, zoals bacteriën en virussen
- abnormale lichaamscellen, zoals kankercellen of cellen met een virus.
Ze reageren met immuunrespons.
Twee typen lymfocyten:
1. T- lymfocyt;
kan 1 specifiek antigeen herkennen. Er zijn verschillende typen, o.a.:
- T- helpercellen. Stimuleren immuunrespons
- T- suppressors. Onderdrukken immuunrespons.
- T- geheugencellen. Wordt gemaakt na ziekteverwekker, kan daarna snel
herkend en afgebroken worden.
2. B- Lymfocyt;
Als deze een antigeen opmerken, produceren ze klonen die dezelfde
immunoglobulinen (antistoffen) produceren. Ook deze maken
geheugencellen.
4 vormen van specifieke immuniteit
Er zijn 4 manieren om immunoglobulinen te verkrijgen:
1. Natuurlijke passieve immuniteit;
Krijgt baby van moeder
2. Kunstmatige passieve immuniteit;
krijgt immunoglobulinen ingespoten. Maar worden geen geheugencellen
gemaakt.
3. Natuurlijke actieve immuniteit;
wordt ziek, lymfocyten pakken ziekteverwekker, geheugencellen gemaakt.
4. Kunstmatige actieve immuniteit;
vaccinatie. Herhaald contact met dood of verzwakt micro-organismen.
Hoofdstuk 4.2 Ontsteking
,5 lokale ontstekingsverschijnselen: roodheid, warmte, zwelling, pijn,
functieverlies. Ze zijn vrijwel allemaal het gevolg van ontstekingsmediatoren: o.a.
prostaglandine en histamine. Dit zijn stoffen die door de beschadigde weefsels
worden afgegeven. Dit geeft veranderingen aan zenuwstelsel en bloedvaten.
Prostaglandinen maken de vrije zenuwuiteinden gevoeliger en geven een
koortsreactie via de hypothalamus.
Histamine zet de bloedvaten wijd open en maakt ze meer permeabel voor
eiwitten.
Oorzaken/ risicofactoren
Ontstekingen kunnen worden ingedeeld in infecties en steriele ontstekingen.
Infecties; worden veroorzaakt doordat micro-organismen of wormen in of op het
lichaam leven en daar weefselbeschadiging geven.
Steriele ontstekingen; komen doordat weefsels op andere schadelijke prikkels
reageren dan op ziektekiemen.
Infecties: komen door een wisselwerking van micro- organismen en afweer.
- Aerogene besmetting; normaal gesprek, hoestende mensen, besmetting
via de lucht wegen.
- (Faeco) orale besmetting; ontwikkelingslangen via rivierwater.
- Seksuele besmetting
- Hematogene besmetting; naalden, operatiemesjes.
- Cutane besmetting; via intacte, droge huid. Snel bij wonden.
Steriele ontstekingen: zijn reacties op:
- Mechanisch letsel (vallen, verkeersongelukken)
- Fysische schade (hitte, kou, straling)
- Chemische schade (alcohol en stoffen in rook)
- Allergenen (penicilline, jodiumverbindingen)
- Auto-immuniteit (afweer tegen eigen weefsel)
Verschijnselen
, - Roodheid (rubor).
vaatverwijding.
- Warmte (calor).
vaatverwijding
- Zwelling (tumor).
haarvaten worden extra toelaatbaar, vaatverandering. Meer vocht doordat
er vaatverwijding is en het vocht niet terug wordt geresorbeerd.
- Pijn (dolor).
‘vrije’ zenuwuiteinden onder invloed van prostaglandinen meer prikkels
doorgeven naar de hersenen. Zo geef je beschadigde weefsel rust.
- Functieverlies (Functio laesa)
kan gevolg zijn van zwelling en pijn. Weefselschade zelf.
Bij een flinke ontsteking zijn er ook algemene ontstekingsverschijnselen:
- Moeheid en malaise
herstellen van schade is vermoeiend. Rust
- Verhoging/ koorts
Prostaglandinen die temperatuurcentrum in hersenen hoger instelt.
Vernauwing van huivaten, zodat er minder warmte wordt afgegeven.
Koorts versnelt afweerreacties.
- Verhoogde CRP( C reactief proteïne) / BSE (bezinkingssnelheid van de
rode bloedcellen) en leukocytose.
in bloed van mensen met een onsteking zakken de erytrocyten sneller naar
beneden. CRP is vrijwel alleen bij ontstekingen verhoogd. Specifieker. Hoog
CRP wijst op bacteriële infectie.
Extra witte bloedcellen circuleren met ontsteking.
Begint:
1. Infiltraat;
ophoping van ontstekingsvocht tussen de cellen in de weefsels.
2. Catarre.
Slijmvliesontsteking.
Kunnen genezen, waarbij alle vocht geresorbeerd wordt. Ze kunnen echter ook
overgaan tot abces of empyeem als er veel leukocyten in de strijd ten onder
gaan.
Abces: ophoping van pus (etter) in een tevoren niet bestaande holte.
Empyeem: ophoping van pus in een tevoren bestaande holte, bekleed met
slijmvlies.
Pus: levende bacteriën + dode witte bloedcellen
Fistel: pijpzweer. Met slijmvlies bekleed gangetje dat loopt naar huid of
lichaamsholte.
Sepsis: het abces of empyeem breekt door naar de bloedbaan. Bacteriën
vermenigvuldigen zicht overal.
Contractuur: dwangstand van een lichaamsdeel door schrompelend weefsel.
Ontstaan bij de vorming van littekens, die taaie vezels bevatten.
,Stenosering: hetzelfde proces in holle organen: steeds meer strakkere
bindweefselvezels in plaats van soepel weefsel rondom.
Behandeling
De therapie bij infecties bestaat vaak uit geneesmiddelen:
- Anitbiotica. Tegen bacteriën.
- Virostatica. Tegen virus.
- Antimycotica. Tegen schimmels.
- Antiprotozoïca. Tegen protozoën.
- Antihelmintica. Tegen wormen
De therapie bij steriele ontstekingen is vaak preventief of symptomatisch, bijv.:
- Vallen en verkeersongelukken voorkomen
- Roken, alcohol en gifstoffen vermijden
- Verbranding en bevriezing voorkomen
- Allergeen vermijden
- Hoog houden lichaamsdeel tegen zwelling
- Paracetamol tegen pijn en koorts
- Prostaglandineremmers (NSAID’s) tegen pijn, zwelling en koorts
- Antihistaminica bij allergische reacties
- Corticosteroïden ter onderdrukking van alle ontstekingsverschijnselen
Hoofdstuk 5.1 algemene tumorleer
Risicofactoren
Ontstaan van tumoren: omgevingsfactoren, erfelijke factoren.
Weefsels kunnen geprikkeld en beschadigd worden door:
- chemische stoffen (alcohol, teer, verkoold vlees)
- loniserende stralen (röntgen, zon)
- chronische ontstekingen (COPD, colitis ulcerosa)
- virusinfecties (baarmoederhalskanker, leverkanker, wratten)
Cel eigenschappen
Door carcinogenen, ioniserende straling en andere prikkels kan er wat fout gaan
in de celkern. Er kunnen stukken DNA, die normaal afgedekt zijn, vrij komen te
liggen. Zo kan voor het weefseltype ongewone erfelijke informatie tot uiting
komen. Verlies van differentiatie.
Wanneer groeigenen vrij spel krijgen, kunnen cellen ongecontroleerd gaan delen.
Benigne tumoren.
Goedaardige gezwellen groeien, net als kwaadaardige, autonoom (zelfstandig).
Een benigne tumor drukt daarbij de omringende weefsels opzij. Men noemt dit
expansieve groei. Gewoonlijk is een goedaardig gezwel een afgeronde massa met
, een kapsel erom. Bij een benigne tumor treed geen metastasering (uitzaaiing)
op. Ze zijn nog redelijk gedifferentieerd.
Goedaardige gezwellen worden genoemd naar het weefsel waarvan ze afkomstig
zijn met daarachter – oom, bijv.:
De behandeling is meestal excisie (operatieve verwijdering), bij een lipoom of
een klein poliep hoeft dat niet per se. Prognose is over het algemeen goed. Maar
bij benigne hersentumoren kunnen fataal verlopen, omdat ze heel moeilijk
radicaal te verwijderen zijn.
Maligne tumoren
Cellen van een kwaadaardig gezwel delen autonoom, het groeit infiltratief.
Uitlopers van de kanker doordringen in de omringende weefselstructuren. Ingroei
in lymfevaten, bloedvaten en lichaamsholten kan metastasering (uitzaaiing)
veroorzaken. Lage differentiatie.
kan worden behandeld met; operatie, bestraling, cytostatica, hormonale kuren.
Hematogene metastasering; cellen vermeerderen in bloed.
Kwaadaardige gezwellen van het epitheel (dekweefsel) worden genoemd naar
het weefsel waarvan ze afkomstig zijn met daarachter –carcinoom. Bijv:
Kwaadaardige gezwellen van het bind- en steunweefsel worden genoemd naar
het weefsel met daarachter – sarcoom
- Osteosarcoom en Ewing-sarcoom (botkankers)
- Kaposisarcoom (bloedvatenkanker bij aids)
Blastomen zijn maligniteiten, die voornamelijk bij kinderen voorkomen. Verkeerde
embryonale ontwikkeling
- Neuroblastoom (kanker van zenuwweefsel)
- Nefroblastoom (nierkanker)
Ontdekt worden: patiënt voelt zelf gezwel, bloedverlies zonder pijn. Moeheid,
gewichtsverlies, malaise.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lisadunnewind. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.