Deze samenvatting bevat alle beschrijvingen van de kernconcepten die bij het hoofdconcept binding horen en de daarbij horende theorie, waaronder de modellen van besluitvorming. Het boek waar de samenvatting vanuit is gemaakt is het boek binding vwo.
§ 1 - Binding tussen mensen
Bindingen = relatie en onderlinge onafhankelijkheden tussen mensen.
Mensen zijn van elkaar afhankelijk gemeenschappelijke problemen oplossen.
Macroniveau = samenleving, nationaal/internationaal
Mesoniveau = groep, organisatie
Interdependenties = wederzijdse afhankelijkheid:
1. Economische bindingen: onafhankelijkheden productie en distributie schaarse goederen.
2. Politieke bindingen: afhankelijkheden politieke machten, fysieke dwang op andere.
Conflicten = individuen/groepen/staten elkaar tegenwerken om eigen doelen te bereiken.
3. Affectieve bindingen = afhankelijkheden positieve/negatieve gevoelens van mensen voor
elkaar.
4. Cognitieve bindingen: afhankelijkheden feit dat mensen van en aan elkaar leren.
§ 2 – bindingen en paradigma’s
Functionalisme paradigma = aanhangers willen functioneren van samenleving als systeem
verklaren, nadruk op functies die ontwikkeld worden om voortbestaan.
- Universals = cultuurelementen door alle leden samenleving gedeeld
o Specialities = cultuurelementen typerend zijn bepaalde groeperingen binnen
samenleving
o Alternatives = cultuurelementen die iedereen kan kiezen
Als er geen consensus (overeenstemming) is er dissensus anomie (normloosheid)
Solidariteit en arbeidsverdeling:
Taditionele samenleving mechanische solidariteit (gelijke activiteiten), nadruk op conformisme
(gewoonten overnemen), sterke sociale controle voorkwam deviant (afwijkend) gedrag
Moderne maatschappij organische solidariteit (taken verschillen sterk, men voelt zich sterk
verbonden)
Conflict paradigma = aanhangers gaan ervan uit dat maatschappelijke tegenstellingen en daaruit
voortvloeiende conflicten bepalend zijn voor veranderende maatschappij weer nieuwe
tegenstellingen daar uitvloeiende conflicten.
Latente (onder oppervlakte) en manifeste (zichtbare) conflicten sociale en politieke cohesie.
Sociaalconstructivisme paradigma = handelen van personen ten opzichte van elkaar.
Nadruk ligt op persoonlijkheid/identiteit
Rationale actor paradigma = aandacht gedrag en houding van actoren die bindingen aangaan
§ 3 – Groepsvorming
Groepsvorming = bindingen tussen 2/meer mensen, beïnvloeden elkaar, ontwikkelen
gemeenschappelijke normen en waarden.
In groep:
Uitsluiting niet tot groep toegelaten.
Insluiting wel tot groep toegelaten.
Variabelen: eigenschappen van objecten die onderzoeker interesseren en die kunnen verschillen.
Mensen kunnen aan variabele betekenis geven invloed op interactie.
, Sociaal relevant:
- Betrekking op bezitters van kenmerk gemeenschappelijke waarden, belangen en
doeleinden interactie
- Betrekking op reacties van anderen die kenmerk niet hebben maar wel waarnemen
daardoor laten beïnvloeden. De bezitters van het kenmerk beseffen dat ze een groep
vormen.
Wij-perspectief: waarneming, beleving, bedoelingen van leden van bestudeerde
samenleving/groepering.
Wij-gevoel: gedeelde ervaringen, waarden, interesses, verwachtingen en loyaliteit.
5 fasen ontwikkeling nieuwe groepen (niet persé in zelfde volgorde)
1. Oriëntatiefase: onzekerheid wat kan wel/niet.
2. Conflictfase: verschillen in opvattingen leidt tot conflicten. Groepsleden moeten leren
onderlinge conflicten zelf oplossen
3. Integratiefase: balans tussen opvattingen over samenwerking. Normen + waarden
duidelijker. Ontwikkelen eigen identiteit in de groep.
4. Uitvoeringsfase: samenwerking verloopt ongestoord en duidelijk.
5. Ordefase: institutionalisering = proces waarbij complex van waarden en geformaliseerde
regels vastgelegd wordt in gedragspatronen die gedrag reguleren.
Onderscheid tussen 3 soorten groepen:
1. Formeel: vast omschreven doelen, regels en procedures, bepaalde rollenstructuur en
hiërarchie.
Informeel: zonder dat hierboven.
2. Primair: persoonlijke en emotionele band die elkaar steun biedt en loyaal is aan elkaar.
o Microniveau (individueel) en mesoniveau (groepsniveau)
o Kleine groep die close is met elkaar
o Informeel (geen vastgelegde regels etc.)
o Sterke sociale cohesie (gevoel van groep, wij-gevoel)
Secundair: doelgericht, onpersoonlijk, functioneel georiënteerd
o Macroniveau (samenleving, (inter)nationaal) grotere groep
o Sociale controle (onder druk zetten om aan algemeen geldende regels te houden)
formeel
o Minder sociale cohesie
3. Ingroup: groep die jou een identiteit geeft en waar je bij wilt horen
Outgroup: groep waar je niet bij wil horen / competitief is.
Ingroup vijandig tegenover outgroup conflicten kunnen ontstaan.
Sociale categorie: aanduiding voor mensen met zelfde achtergrond- of cultuurvariabelen, ze hebben
geen interactie, gedeelde normen en waarden.
Weg uit een groep:
1. Dropping out en opting uit: niet meer bij willen horen
2. Uitsluiting en discriminatie: niet meer bij mogen horen.
3. Niet meer bij kunnen horen
Tegenovergestelde sociale cohesie anomie = toestand van onzekerheid over welke normen nog
binden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurinedenbutter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.