Hoorcollege 1 – introductie C&I
Gedrag wordt grotendeels bepaald door de situatie en niet door het karakter.
Communicatie: het uitwisselen van informatie. Proces van betekenis overdragen wat zowel
verbaal als non-verbaal (tijd, kleding en ruimte) plaatsvindt. De boodschap is een belangrijke
factor bij communicatie. Je hebt een zender en ontvanger. KISS: keep it short and simple.
Het verwerken van informatie is een cognitief proces waarbij stereotypering en
besluitvorming een rol spelen
*Elaboration likelihood model: is een duale procestheorie die de verandering van attitudes
en gedrag beschrijft. De theorie legt uit hoe attitudes worden gevormd en versterkt door
overtuigende argumenten. De twee routes zijn:
- Centrale route
- Peripheral route
Communicatie heeft invloed op het gedrag van werknemers zoals:
- De keuze om te blijven of te vertrekken
- OCB: organizational citizenship behaviour wat inhoudt dat werknemers extra taken
op zich nemen die niet bij hun functie passen maar wel essentieel zijn zoals het
welkom heten van nieuwe collega’s.
- Prestaties/ resultaten
Sociale identiteitsbenadering van Tajfel: mensen zijn lid van bepaalde groepen wat invloed
uitoefent op het gedrag van mensen. Mensen streven ernaar om lid te zijn van een groep die
zij positief ervaren positieve sociale identiteit.
Er is sprake van discriminatie wanneer er twee groepen zijn die ingedeeld worden op basis
van nietszeggende kenmerken zoals blauwe en bruine ogen. Er is dan al sprake van het
ingroup vs outgroup fenomeen.
1
,Haslam, S.A. & N. Ellemers (2005). Social identity in industrial
psychology: concepts, controversies and contributions.
International Review of Industrial and Organizational Psychology,
Volume 20, p. 39‐117. Hiervan is pagina 41-54 tentamenstof!
Tajfel onderzocht de minimale condities die nodig waren om groepsleden van een bepaalde
groep een voorkeur te geven aan de ingroup ten opzichte van leden van een andere groep
namelijk de outgroup. De zelf categorisatie van individuen in een bepaalde groep is genoeg
om ingroup favoritism te genereren.
Sociale identiteit: het streven naar een positieve sociale identiteit door middel van een
groepslidmaatschap.
Positive distrinctiveness: het eigen groepslidmaatschap positief afzetten tegenover andere
groepen.
Social categorization: het toetreden tot een bepaalde groep door middel van een
groepslidmaatschap.
Tajfel beredeneerd dat ingroup favoritism alleen van toepassing is als het
groepslidmaatschap tot een bepaalde groep als waardevol wordt beschouwd en dus als
belangrijk wordt gezien voor een positieve sociale identiteit.
Social mobility: het geloof dat men tussen groepen kunnen wisselen met als doel de sociale
identiteit te verbeteren door bijvoorbeeld hogere statusgroepen te kunnen toetreden.
Social change: het geloof dat een individu niet tussen groepen kunnen wisselen maar dat
het wel mogelijk is als groep een hogere status in te nemen om de sociale identiteit te
verbeteren.
Kortom, als individuen geloven in social mobility dan zullen ze individuele strategieën
hanteren om de sociale identiteit te verbeteren door middel van het toetreden van hogere
statusgroepen. De grenzen zijn dus permeabel. Als dit niet het geval is worden er andere
strategieën toegepast die betrekking hebben op de gehele groep.
- Social creativity: de lading van het groepslidmaatschap veranderen. Wij zijn
misschien niet zo rijk maar veel meer behulpzaam.
- Social competition: de huidige staat van de sociale ladder proberen te veranderen
door de strijd aan te gaan met andere sociale groepen.
5 belangrijkste assumpties van de self-categorization theory:
1. Cognitieve representaties. Je ziet jezelf als een lid van een bepaalde groep of klasse.
Als een dokter zichzelf categoriseert als dokter schaart ze zich aan andere doctoren
maar maakt ze onderscheidt met bijvoorbeeld zusters.
2. Er zijn verschillende niveaus van abstractie.
- Human level in tegenstelling tot andere rassen (dieren)
2
, - Social level in tegenstelling tot andere groepen (ingroup-outgroup)
- Personal level als een uniek individu t.o.v. andere individuen
3. De saillantie van het groepslidmaatschap. Bijvoorbeeld dat een advocaat en
secretaresse zichzelf categoriseren in dezelfde groep zoals kantoorpersoneel
wanneer ze bijvoorbeeld in een context bevinden met klanten. (contextueel)
4. Het contrast binnen een bepaalde groep. Alle professionele voetballers behoren tot
de groep professionele voetballers maar onderling zijn er bijvoorbeeld wel
verschillend op gebied van fitheid.
5. De saillantie van een lidmaatschap kan ertoe leiden dat de verschillen tussen groepen
duidelijker worden.
Comparative fit: Dit heeft te maken met het feit in hoeverre een persoon zich identificeert in
een bepaalde omstandigheid naar een bepaalde groep (meta-contast principe). Ofwel, de
mate waarin iemand afwijkt/opvalt binnen een bepaalde categorie.
(Vb: een universiteitmedewerker van twee verschillende faculteiten zullen zich eerder
identificeren als medewerkers van de VU wanneer ze in een competitie zitten met andere
universiteiten. Maar wanneer faculteiten het tegen elkaar opnemen zullen
universiteitsmedewerkers zich sneller identificeren met hun betreffende faculteit.)
Normative fit: In hoeverre een individu zicht gedraagt de verwachte normen en waarden die
buitenwereld van hem verwacht, door middel van stereotypering.
3
, Hoorcollege 2 – introductie SIT
Minimale groepen: categorisatie op basis van random criteria zoals het voorbeeld van de
Klee Kansinsky schilderijen liefhebbers (college 1). Er is geen sprake van minimale groepen in
het voorbeeld van het A en B team van het filmpje omdat de deelnemers voor de
categorisatie al een teambuilding activiteit hebben gedaan.
3 basisprocessen die onder de sociale identiteitstheorie behoren.
1. Sociale categorisatie (het lijntjes experiment met extra context van letters
resulteerde in meer foute inschattingen)
Indeling in groepen oftewel een ordening van personen
Assimilatie binnen groepen: Wij hebben met elkaar meer dan met personen van
andere groepen.
Contrast tussen groepen. Benadrukken van verschillen tussen groepen zoals
voorbeeld teams A en B.
2. Sociale vergelijking (hoe jouw sociale groep afsteekt ten opzichte van een andere
groep)
Waarde van groepskenmerken. Het streven naar het lid zijn van een positieve groep.
Hoge status en positieve identiteit nastreven. Het kiezen van de sociale vergelijking is
een strategie. Je kan je als student vergelijken met een advocaat en dan ervaar je
minder positief gevoel qua welvarendheid dan wanneer je jouw groep (student)
vergelijkt met een groep vluchtelingen.
3. Sociale identiteit (het streven naar een positieve sociale identiteit)
Zelfbeeld afhankelijk van de groep denk aan voorbeeld indeling team A en B. A
had een positiever zelfbeeld en B een meer negatief beschouwd als minder.
Aansluiting zoeken bij gewaardeerde groepen
Distinctiviteit (wij zijn beter/anders/uniek). video over de groepjes op Engelse
kostschool. Identiteit benadrukken door de plek, kleding en groepsnaam. Alle
groepjes hebben positieve identiteit omdat ze trots zijn op het groepslidmaatschap.
Saillantie: (in het oog springend) Hoeveel belang iemand aan iets hecht in dit gevoel het
lidmaatschap van groep. Uitspraken over bepaalde groepen resulteert in saillantie. Je maakt
dingen bekend door erover te praten. Wanneer de sociale identiteit saillant is beïnvloed dit:
Percepties homogeniteit in groepen / depersonalisatie
Zelfwaardering afgeleid van de groep en zelfstereotypering.
Gedrag gedragen naar de groepsnormen.
Zie het voorbeeld Berghuis. Het aantrekken van een ander shirt waardoor je tot een andere
groep behoort invloed heeft. Eerst door Feyenoord-supporters toegejuicht en door
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller baspreusting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.85. You're not tied to anything after your purchase.