Alle begrippen uit het boek Palet van de psychologie geschreven door Ritger. Alle begrippen worden verklaard. Dit document is zeer handig bij het leren voor een tentamen.
Samenvatting Het palet van de psychologie - Jakop Rigter
Het palet van de psychologie H 1 t/m 6 & 8
Het palet van de Psychologie
All for this textbook (3)
Written for
Hogeschool Rotterdam (HR)
Pedagogiek
Kind in ontwikkeling B
All documents for this subject (4)
4
reviews
By: juliandeuze • 5 year ago
By: charissa95 • 6 year ago
By: andreadoldersum • 6 year ago
By: 378948 • 6 year ago
Seller
Follow
mirandadijkdrenth
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1: Psychologie een palet vol theorieën.
Object: studieonderwerp van een wetenschap.
Intern: binnen een wetenschap.
Extern: vanuit andere wetenschappen.
Lifetime prevalentie: de mate waarin een groep ooit in hun leven een bepaalde stoornis
heeft (gehad).
Hedonisme: genieten van het leven.
Psychologie: een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen word bestudeerd, als
de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en
omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
Heuretistische waarde: inzicht van de theorie zorgen ervoor dat er nieuwe voorspellingen
gedaan kunnen worden.
Mensbeeld: hierin komt tot uiting hoe 'de mens' wordt opgevat.
Fijnmazige cultuur: de nadruk op de groep + familie.
De mens als mechanisme: afzonderlijke delen, afzonderlijke eigenschappen.
Mechanistische visie: delen van de mensen kunnen zelfstandig bestudeerd worden.
Lineair causaal: Er wordt een oorzaak voor gedrag gezocht en dat het verband voor gedrag
rechtlijnig is. (A veroorzaakt B: 'er zit een draadje los bij jou').
Organistisch mensbeeld: groeiend organisme, wordt als één geheel gezien.
Interne dynamiek: onderdelen beïnvloeden elkaar, zijn niet los van elkaar te zien.
Externe dynamiek: organisme staat in wisselwerking met zijn omgeving.
Circulair causaal: Er is sprake van een wisselwerking tussen oorzaak en gevolg. (A
veroorzaakt mede B en B veroorzaakt mede A. Kind is oorgehoorzaam waardoor ouders
strenger worden, wat er voor zorgt dat het kind nog ongehoorzamer wordt).
Personalistische visie: benadrukking unieke karakter. Mensen scheppen zelf cultuur.
Betekenis aan het leven geven.
Harde psychologie: gebaseerd op harde cijfers en feiten.
Zachte psychologie: subjectieve psychologie, kijken naar gevoelens en emotie.
Algemene systeemtheorie (AST): Theorie die een kader biedt om verschillende inzichten
van verschillende theorieën te integreren. De mens en omgeving wordt als één systeem
gezien. Er wordt gebruikt gemaakt van het biopsychosociale model.
Biopsychosociale model: een model dat aangeeft dat bij menselijk gedrag altijd
biologische, psychische en sociale factoren een rol spelen.
Psychomatiek: een lichamelijke klacht heeft geen medische (=lichamelijke) oorzaak.
Evidence based: methodieken die bewezen effectief werken.
Hoofdstuk 2: Psychoanalyse
Psychoanalyse (psychodynamische theorie): theorie over het functioneren van mensen
en over een hulpverleningspraktijk.
Symboolfunctie: het symptoom beeldt iets anders uit en verwijst naar een probleem of
innerlijk conflict.
Droomtheorie: de droominhoud die iemand zich herinnert is een vermomming van
onbewuste innerlijke wensen.
Bewuste: deel van het psychische dat alles omvat wat zich op een bepaald moment onder
de aandacht afspeelt (waarnemen, herinneringen, emoties, gedachten).
Voorbewuste: kennis, emoties, etc. die niet op dat moment onder de aandacht spelen, maar
die wel op te roepen zijn.
Onbewuste: deel van het 'psychische' waarvan men 'niet weet' omdat ze bijvoorbeeld te
veel angst oproepen als we ons er wel bewust van zouden zijn.
Primaire proces: kenmerkt het onbewuste, streeft naar het lustprincipe. Primaire proces van
het onbewuste is irrationeel (ongevoelig voor bewuste redenen/overwegingen).
Secundaire proces: kenmerkt het voorbewuste en het bewuste. Is gericht op doelmatigheid.
Wordt gekenmerkt door rationaliteit (overwegingen wat wel en niet kan gebeuren). Streeft
naar realiteitsprincipe.
Drifttheorie: mensen hebben twee aangeboren basisdriften die tegengesteld zijn aan elkaar.
, Eros (seksuele/levensdrift): de motor van al het gedrag dat als fijn of plezierig wordt
ervaren. Functioneert volgens het lustprincipe.
Thanatos (dood/agressiedrift): bevat agressieve en destructieve driften, vermijding van
spanning.
Energietheorie: elke drift vertegenwoordigd een energie.
Libido: driftenergie van Eros. Energie is eerst gericht op eigen lichaam, kind moet leren om
deze energie te richten op een object/persoon buiten zichzelf.
Id: gericht op bevrediging van de behoeften die veroorzaakt worden door driften en
georiënteerd is op lust. (Duiveltje)
Ego: rede, gezond verstand. Is actief bewust als je redeneert, afweegt, beslissingen neemt.
Superego: opper-ik of geweten. (Engeltje)
Ik-ideaal: het ideale beeld waaraan iemand wil voldoen.
Fixatie: een kind blijft steken in een fase en weet het conflict onvoldoende op te lossen.
Regressie: een kind heeft al één of meerdere fase goed doorlopen, maar kan door allerlei
zaken terugvallen in een eerdere fase.
Polymorf pervers: Kind beleeft seksuele lust op allerlei manieren, via huid, mond, anus en
genitaliën. Omgeving staat puur in dienst in de wensen van het kind.
Aangeboren gedragsrepertoire: huilen, lachen, vastklampen. Lokt zorggedrag en interactie
met een volwassenen uit wat toe neemt in onveilige situaties.
Aangeboren zorginstinct: moeder weet direct hoe ze een kind moet verzorgen als het
geboren is.
Achtmaanden angst: vreemdenangst
Matching: afstemming van signalen tussen de primaire verzorgers en het kind.
Attunement: de matching is geslaagd. Dit gebeurd alleen als beide emotioneel beschikbaar
zijn.
Objecten: de andere personen waarbij je iets beleefd.
Subject: de persoon die iets beleefd.
Symbiotische relatie: intense betrokkenheid en het kind ervaart zich nog niet als zelfstandig
individu.
Separatie individuatieproces: losmaking van de ouder en het verkrijgen van een eigen
identiteit.
Transitionele objecten: knuffelberen, functioneert als tijdelijke vervanging van de moeder.
Psychische stoornis: uitingen van onbewuste conflicten en bij het ontstaan ervan spelen
vroegkinderlijke ervaringen een grote rol.
Weerstand: een mechanisme dat het herinneren van onbewuste wensen, trauma's en
impulsen verhindert. Later verdedigingsmechanisme genoemd.
Neurotische verdedigingsmechanismen: Zorgen dat onbewuste, bedreigende gedachten
niet aan de oppervlakte komen.
Verdringing: verloopt geheel onbewust. Onaanvaardbare wensen, impulsen of fantasieën
worden uit het bewuste verbannen.
Verplaatsing: een mechanisme waarbij gevoelens verbonden zijn aan een bepaalde situatie
of persoon gericht worden op een andere situatie of persoon (Dochter smeert kamer onder,
volgende dag kopje omstoten, moeder slaat kind).
Reactieformatie: een onaanvaardbare wens of impuls wordt geneutraliseerd door juist het
gedrag te vertonen dat er lijnrecht tegenover staat (Jaloers op broertje, zeer bezorg zijn).
Isoleren van gevoel: verdedigingsmechanisme dat voorkomt bij slachtoffers van trauma. De
traumatische herinneringen kunnen gemakkelijk opgehaald worden, emoties niet.
Somatiseren: verdedigingsmechanisme dat onbewuste wensen een uitdrukking krijgen in
lichamelijke klachten.
Vermijding: gedachten of situaties die je confronteren met angst of schaamte worden
vermeden. Ben je vaak van bewust.
Ageren: voorkomen dat gedachten bewust worden. Treedt vooral op als iemand niet over
iets kan praten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirandadijkdrenth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.