Hoorcollege aantekeningen Forensische Psychologie
Vak: Forensische Psychologie (2022/2023)
Opleiding: Master Klinische Forensische Psychologie Tilburg University
Professor(en): Jelle Sijtsema
Bedankt voor het kopen van mijn college aantekeningen. Als je dit document nuttig
vond, laat het dan aan mij weten door een beoordeling te geven op Stuvia 😊
Ter informatie:
- Alle belangrijke begrippen zijn onderstreept met doorgetrokken lijn.
- Alle belangrijke personen zijn onderstreept met onderbroken lijn.
- Alle afbeeldingen komen uit de slides van Forensische Psychologie (2022/2023)
College 1: Introductie
Wat is Klinische Forensische Psychologie?
De klinische forensische psychologie (KFP) is de wetenschap die zich bezighoudt
met afwijkend (antisociaal) gedrag, persoonlijkheid, cognities, preventie/interventie,
en diagnostiek. KFP heeft vele snijvlakken met andere takken van de psychologie,
zoals o.a. medische, ontwikkelings en sociale. KFP heeft ook een overlap met
rechten en criminologie (wanneer valt iemand onder de TBS-maatregel?).
Werkveld:
• Politiebureau en HvB
• Gevangenis en PPC
• Pro-justitia rapportage (NIFP)
• Zorginstellingen:
• Forensische psychiatrische poliklinieken deeltijdbehandeling
• Forensische woonbegeleiding (F-RIBW) – Niveau 1
• Forensisch psychiatrische afdelingen (FPA) – Niveau 2
• Forensisch psychiatrische klinieken (FPK) – Niveau 3
• Forensische verslavingszorg klinieken (FVK)
• Forensisch Psychiatrische centra (FPC) – Niveau 4
Het doel van deze cursus is om een expert te worden op het gebied van de
geestelijke gezondheidszorg van ontregelede volwassenen en jongeren en om een
scientist-practioner te worden, waarbij je leert om kritisch na te denken over de
klinische praktijk.
Er worden vijf dadergroepen besproken:
• Jeugddelinquenten: jeugdige moordenaars
• Patiënten met psychopathie/psychopathische trekken: antisociale kenmerken en
gebrekkige emotieregulatie/verwerking. De typische psychopaat uit films zul je niet
snel tegenkomen.
• Patiënten met een ontwikkelingsstoornis: ADHD, ASS en IDD
• Zedendelinquenten: vrouwelijke zedendelinquenten
,• Plegers van huiselijk geweld: pleger van partnergeweld en kindermishandeling en
overlap in huiselijk geweld
Geschiedenis van de Forensische Psychologie
In de oude geschriften van de Romeinen, Germanen en Grieken is er in het
strafrecht al te zien dat daders niet volledig aansprakelijk worden gesteld vanwege
mentale problemen. Hippocrates (460-377 v. Chr.) werd er in de Romeinse oudheid
al bij geroepen om te bepalen of iemand ontoerekeningsvatbaar was. In de
Middeleeuwen werden de naasten/familie verantwoordelijk gesteld voor familieleden
met mentale beperkingen. Dit stond bekend als onder curatele stellen van de familie,
waarbij de familie ook het recht had om het gekke familielid te laten opsluiten. In de
15e eeuw werden mensen die afwijkend gedrag vertoonde in dolhuizen opgesloten
en zelfs geketend. Vanaf die tijd tot de 17 e eeuw dachten ze dat mensen met mentale
stoornissen bezeten waren door de duivel. Johannes Wier (1515-1588) was een van
de eerste die stelden dat er iets mis zou kunnen zijn in het brein van gestoorde
mensen. Hij onderzocht mensen met hoofdtrauma’s en de gedragsveranderingen die
daardoor ontstonden.
Hierna komt de omkeer tijdens de Verlichting in de 18 e eeuw. De Franse Revolutie
brengt het verlichte denken met zich mee, waar de vrije wil centraal staat. Dit gaf
invulling aan het eerste wetboek in Europa: de Code Pénal van Napoleon. Dit gaf
invulling aan het Crimineel Wetboek (1809) in NL. In deze eerste wetboeken werd
iedereen gelijk behandeld; of je nu kind was of mentale problemen had, maakte voor
de eerste wetten niks uit (‘zonder oordeel des onderscheids’). In 1886 kwam het
Wetboek van Strafrecht zoals dat nu bij ons bekend is. Er was meer aandacht voor
psychische afwijkingen en dat er dus mensen zijn met een stoornis waardoor ze niet
alle schuld ten deel valt. Pinel stelde vast dat er patiënten waren met ‘manie sans
délire’, waarbij patiënten dus antisociaal gedrag vertoonden zonder mentale
problematiek. In 1841 komt de Krankzinnigenwet, waarbij er meer oog is voor daders
met een mentale beperking en dat ze daarnaast recht hebben op zorg (alleen deze
behandelingen stelden nog niet veel voor). Dit is later TBS geworden voor zware
vergrijpen.
In 1905 werden de Kinderwetten pas ingevoerd, maar dit waren een paar extra
bepalingen voor kinderen onder de 16. In de 20 ste eeuw komt er steeds meer
aandacht voor wie het heeft gedaan, i.p.v. wat hij/zij heeft gedaan. Er komt een
verschuiving op het belang van de dader en niet de daad zelf. Dit was gericht op
herstel/verbetering en het geven van rechtvaardige straffen. De straffen werden
milder, wat zorgt voor meer opspraak door burgers over hun veiligheid. In de 20 ste
eeuw kwam er ook het voorstel Van Hamel, wat inhield dat de vergrijpen ook
ingedeeld zouden moeten zijn van licht tot zeer zwaar:
- Lichtere vergrijpen: maatregel of straf ter afschrikking
- Zwaardere vergrijpen: behandeling en verpleging van lange duur
- Zeer zware gevallen: terbeschikkingstelling van de regering (tbs); behandeling van
10 jaar en daarna verdere overweging
In 1928 kwamen de Psychopatenwetten – opname strafrecht: tbs van de Regering
en verpleging. Alleen nu kregen er zoveel mensen tbs dat de zorginstellingen overvol
raakten en er een Stopwet werd geïntroduceerd in 1933. Na de Tweede
,Wereldoorlog kwam er betere zorg voor gevangenen en speciale zorg voor gevallen
met een psychische stoornis. In de jaren 60 waren er veel tbs’ers voor
witteboordencriminaliteit door de oorlog en was er een toename in de duur van tbs
maatregel. In 1971 ontstond een veranderde tijdgeest met meer nadruk op
zelfbeschikking en tolerantie van andere leefstijlen (antipsychiatrie). Hierdoor kwam
de Wet Bijzonder Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ). Binnen
enkele decennia ontstond een groep patiënten met ernstige psychiatrische
ziektebeelden waaraan geen intensieve zorg en begeleiding werd gegeven en die in
sommige gevallen overlast veroorzaakten. BOPZ ingrijpen waren niet (lang genoeg)
mogelijk. Dit zorgden in 1995 voor de introductie van de Longstay-afdeling: hier zitten
patiënten waarbij de gewone tbs niet voldoet.
Straffen of behandelen?
Een rechter staat voor de moeilijke beslissing of iemand straf nodig heeft of juist
behandeling. Vragen waar rekening mee gehouden moeten worden:
- Waar wordt iemand van verdacht?
- Maakt hij een zieke/gestoorde indruk? (PJ-rapportages)
- Wat staat voorop: noodzaak behandelen of noodzaak bestraffen?
- Welk onderzoek is vereist om een besluit te nemen over de passende maatregel
die tevens voldoet aan criteria van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit?
Om tbs te krijgen:
1. Delict gepleegd waarvoor minstens 4 jaar gevangenis kan worden opgelegd (ernst
is hier het criterium).
2. Niet (helemaal) verantwoordelijk te houden als gevolg van psychische ziekte of
stoornis (in hoeverre is dit ook een oorzaak van het delict gedrag?).
3. Die indien niet behandeld tot herhaling van delict leidt (recidiverisico): bij de
instroom is de kans op recidive theoretisch gezien 100%. Deze moet met de tijd
afnemen. De behandeling moet tevens gericht zijn op het terugdringen van het
recidiverisico tot maatschappelijk aanvaardbare normen. Je kunt het risico nooit
helemaal wegnemen, maar er moet vastgesteld worden wanneer het aanvaardbaar
is om een tbs’er terug te kunnen zetten in de maatschappij.
TBS is een behandelmaatregel en geen strafmaatregel! In de wet ligt niet alleen
vastgelegd dat behandeling nodig is, maar wordt ook de opdracht tot resocialisatie
gegeven. Maatschappelijke veiligheid is het directe doel. Er moet een verhouding zijn
in de controle en de zorg:
– Op korte termijn door hoge beveiliging van gebouwen
– Op langere termijn door de stoornis of ziekte zodanig te behandelen dat gevaar
voor herhaling voldoende geweken is
Verlof is onderdeel van het tbs-stelsel omdat terugkeer in de samenleving uiteindelijk
doel is.
,Ongeveer 100 daders per jaar krijgen de tbs-maatregel opgelegd. Het overgrote deel
is man en de uitstroom van tbs’ers is veel lager dan de instroom. Hierdoor blijft er
meer ruimte voor tbs nodig.
Er zijn 70.000 verlofbewegingen van tbs’ers per jaar en er zijn 11 onttrekkingen. Van
de 11 onttrekkingen zou het ook kunnen gaan om het te laat terugkomen dan wat er
was afgesproken. In de media kan het soms lijken alsof er veel delicten gebeuren
tijdens het verlof, dat is in cijfers alles behalve het geval.
Typen verlof: begeleid,
onbegeleid, transmuraal en
proefverlof.
Het verloop van verlof:
• Voorbereiding verlofaanvraag
en verlofevaluatie
• Verlofmachtiging
• Verlofverlening
• Intrekken en opschorten van
verlof
• Terugvalpreventie
• Proefverlof of Voorwaardelijk
ontslag
• Reclasseringstoezicht
• Beëindiging van de maatregel
en dan?
Rechts wordt het stroomschema
van het FP circuit weergegeven.
, College 2: Klinische verklaringsmodellen
Verklaringsmodellen leggen de basis voor het behandelplan van iemand die TBS
opgelegd krijgt. Er zijn twee belangrijke modellen: Risk-Need-Responsivity en het
Good Lives Model.
Het RNR model:
- Risk/risicoprincipe: aansluiting bij het risiconiveau van de dader: behandeling
vinden die zo goed mogelijk aansluit bij het delict en het recidiverisico van dader.
(Wie moeten we behandelen?)
- Need/Behoefteprincipe: behandelen van de criminogene needs: de risicofactoren
die hebben geleid tot het delict aanpakken. (Wat moeten we behandelen?)
- Responsivity/responsiviteitsprincipe: aansluiting bij de capaciteiten van de dader: er
is algemene (bv. cognitieve gedragstherapie) en specifieke responsiviteit (motivatie
voor therapie, persoonlijkheid en de leerstijl/intelligentie). (Hoe gaan we
behandelen?)
Dit model leidt tot een gestructureerd, systematische, getrainde straf/behandeling.
De hoofdfocus is het verminderen van de dynamische risicofactoren (belangrijk voor
risicotaxatie).
De risicoprincipes:
- (R) in kaart brengen risico van de dader (risicotaxatie)
- (N) acht centrale risicofactoren
- (R) aanslaan interventie is afhankelijk van relatie- en structuurprincipe
Risicotaxatie is het inschatten van het recidiverisico. Dit wordt onderzocht aan de
hand van risicofactoren die naar voren zijn gekomen bij wetenschappelijk onderzoek
(empirisch). Door een statistische benadering (het aanvinken van de risicofactoren
en dit een bepaalde score geven) die aangevuld wordt met een klinisch inzicht, wordt
de risicotaxatie bepaald. Er zijn verscheidene taxatie-instrumenten die verdeeld
kunnen worden volgens het type delict (algemeen, seksueel) en/of daderkenmerken
(persoonlijkheid, leeftijd). Een algemeen delict voorbeeld is de HTR, die door de
justitie en het ministerie vroeger werd opgelegd en herhaaldelijk gescoord werd. In
de VS en in Canada was er de HCR-20 (Historical Clinical Risk management 20),
maar deze werd ook veel in NL gebruikt. De overheid wilde ook dat iedereen
,hetzelfde instrument gebruikte, wat handig was voor het vergelijken, maar de TBS
heeft toch nieuwe instrumenten ontwikkeld die minder tijdrovend waren. De HKTR
(Historische Klinische Toekomstige revisie) is daar een voorbeeld van die veel
gebruikt wordt tegenwoordig. Er zijn ook specifieke lijsten voor seksuele delicten,
zoals de SVR-20 (Sexual Violance Risk 20), en specifieke lijsten voor
daderkenmerken/persoonlijkheid, zoals de PCL-R (Psychopathy CheckList Revised)
waar ook een jeugd versie van is. Officieel is de laatste geen risicotaxatie, maar het
kan een belangrijk onderdeel zijn om te worden meegenomen. De SAVRY
(Structured Assessment of Violance Risk in Youth) is een belangrijk algemeen
risicotaxatie instrument voor jongeren. Als laatste is de VRS (Violance Risk Scale)
nog een belangrijk algemeen instrument. Als je weet hoe groot het (recidive)risico is
van de patiënt kan je je behandeling daarop aanpassen.
Er zijn in totaal 8 dynamische risicofactoren, ook wel needs:
1. Antisociaal gedragspatroon impulsiviteit
2. Pro-antisociale houding rationaliseren van crimineel gedrag
3. Sociale steun voor antisociaal gedrag criminele vrienden
4. Middelenmisbruik
5. Familierelaties
6. School/werk
7. Pro-sociale vrijetijdsbesteding
8. Criminele/delict geschiedenis (onveranderbaar/statisch)
Bonta en Blais (2014) kwamen met een model genaamd in Agression and Violent
Behaviour:
Responsiviteit in het algemeen gaat over cognitieve sociale leerinterventies (General
Personality and Cognitive Social Learning principe). Er is altijd een kosten-baten
analyse voor het vertonen van criminaliteit. De meeste mensen die delicten plegen
doen dat omdat het iets oplevert. De omgeving kan belonend werken (bendes en
criminele vrienden), maar familie kan het afkeuren. De delict pleger kan heel trots op
zichzelf zijn, maar kan zich ook heel schuldig over z’n delict voelen. Het gedrag zelf
kan belonend werken (voor de kick). Als de kosten hoger zijn dan de baten voor
, criminaliteit, zal het criminele gedrag niet vertoont worden. Dit is afhankelijk van GP
(general personality) = persoonlijkheidsproblematiek (niet uitsluitend
gediagnosticeerd), Cognitie = zelfbewuste zelfregulatie en SL (social learning) =
Beloning en straf in verschillende sociale contexten t.b.v. leren.
Specifieke responsiviteit:
• Individuele verschillen die het leervermogen beïnvloeden
• Sterke punten; biosociale kenmerken
Er is ook kritiek op dit model. Het is een eenzijdig model: Er is een pure focus op
risicofactoren, en niet op de kwaliteiten van mensen. Het is een probleem-gericht
model → problemen m.b.t. motivatie en betrokkenheid bij behandeling (geen
aandacht voor doelen patiënt, maar louter terugdringen delictgedrag). Er is weinig
focus op de responsiviteit en motivatie voor behandeling en ook op de relatie patiënt-
therapeut. Het is een ‘one size fits all’ benadering. Als reactie hierop werd het Good
Lives Model ontwikkeld. Dit model is een constructieve/positieve psychologische
benadering, gebaseerd op de kracht van iemand. Hun theorie is dat iedereen aan het
einde van de dag gewoon gelukkig wil zijn, een dak boven hun hoofd wilt hebben,
kunnen eten, een beetje affectie en waardering krijgen (primaire goederen). Dus dit
model wil de vaardigheden verbeteren om primaire sociale goederen te verkrijgen,
wat leidt tot subjectief welbevinden. Seligman: ‘amplify strengths of clients rather
than repair their weaknesses’.
Er zijn 11 primaire goederen die bereikt worden door secundaire goederen (luisteren
naar muziek, of het gebruik van drugs om te relaxen etc.):
• (1) life (including healthy living and functioning);
• (2) knowledge;
• (3) excellence in play;
• (4) excellence in work (including mastery experiences);
• (5) agency (i.e., autonomy and self-directedness);
• (6) inner peace (i.e., freedom from emotional turmoil and stress);
• (7) friendship (including intimate, romantic, and family relationships);
• (8) community (connection to wider social groups);
• (9) spirituality (in the broad sense of finding meaning and purpose in life);
• (10) happiness (feeling good in the here and now);
• (11) creativity
De vier pijlers van het GLM om een goed leven te krijgen:
- Positieve benadering gebaseerd op de sterke punten van de daders. Criminelen
kunnen tegen 4 problemen komen te staan. De delictpleger zou problemen kunnen
hebben met de middelen om goederen te behalen (super snel rijk willen worden dus
drugs dealen/affectie willen dus iemand een klap geven en manipuleren). Ook
kunnen ze zich lange termijn doelen moeilijk voorstellen en zijn ze vrij impulsief
(alleen maar willen chillen/rondjes rijden met een auto), waardoor ze geen goederen
behalen. Ze hebben geen toekomstplan. Delict plegers hebben vaak inconsistente
doelen: diploma willen behalen, maar ook alle dagen willen feesten/niet in bak willen
belanden maar toch drugs dealen. Als laatste obstakel het gebrek aan capaciteit
hebben.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissauvt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.