100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting inleiding tot de algemene economie $5.96   Add to cart

Summary

samenvatting inleiding tot de algemene economie

 26 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Een uitgebreide samenvatting van het vak "inleiding tot de algemene economie", van de lessen, powerpoints en het extra cursusmateriaal.

Preview 4 out of 60  pages

  • October 19, 2022
  • 60
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
HS 1: Wat is economie?
1) Inleiding
Economie  financieel advies verschaffen, inzicht in hoe onze maatschappij zich organiseert (op
individueel, gezins-, bedrijfs- en beleidsniveau)  handel, welvaart, economische groei zonder het
milieu te schaden, werkloosheidsprobleem, inflatie, globalisering, liberalisering, gevoerde beleid, …

2) Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige
behoeften vs schaarse middelen
Economische analyse = belangrijk, want veel individuele/collectieve behoeften en schaarse
beschikbare middelen  keuzes

2.1. Menselijke en maatschappelijke behoeften
Behoefte= het aanvoelen van een tekort en het verlangen om dit tekort aan te vullen 
materieel/immaterieel en individueel/collectief

- rangorde en intensiteit verschillen
- behoeften veranderen naargelang omstandigheden wijzigen

Consumentensoevereiniteit: in de economie als wetenschap worden individuele behoeften niet
nader onderzocht op hun morele waarde (bv alcohol, sigaretten, …)

2.2. Schaarse middelen en de noodzaak om te kiezen
Economische goederen= schaarse goederen (materieel/immaterieel), kunnen een behoefte
geheel/gedeeltelijk opvangen (in die zin hebben ze nut), hangt een prijskaartje aan vast
 kernwoorden EG: schaarste & nut

Vrije goederen= niet-schaarse goederen (bv lucht)

Aanwending schaarse middelen kan op verschillende manieren  keuzeprobleem

Wat zijn de prioriteiten?  moeilijke maatschappelijke keuze: efficiëntie vs gelijkheid

2.3. Het maken van keuzes en opportuniteitskosten
Opportuniteitskost= de waarde van het best mogelijke alternatief dat men opgeeft door deze keuze
te maken

2.4. Economie: een definitie
= een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen

Beheer van beschikbare middelen  3 typische problemen:

 allocatie van de middelen (diverse aanwendingen)
 verdeling/distributie (van geproduceerde goederen & diensten over de bevolking)
 stabilisatie (volledige aanwending van de beschikbare middelen)
i. Wat? Hoeveel?  beslissen welke goederen in welke hoeveelheden worden aangeboden,
rekening houdend met uitputtelijke beschikbare middelen
ii. Hoe?  realisatie van productie ahv productiefactoren (arbeid, kapitaal, materialen),
kapitaalintensief of arbeidsintensief
iii. Waar?  beslissen waar best te produceren (locatie = belangrijk), technologische
ontwikkelingen zorgden voor meer flexibiliteit en aanpassingsmogelijkheden



1

, iv. Voor wie?  naar wie gaan de voordelen van de productie in de maatschappij, hoe
inkomensongelijkheid bijsturen

2.5. Micro- en macro-economie
Micro-economie: heeft te maken met allocatie- en distributieproblemen, bestudeerd gedrag van
individuele economische agenten

Macro-economie: heeft te maken met stabiliteitsprobleem, is gericht op lage inflatie&werkloosheid,
aanvaardbare economische groei, …

Bv Werkloosheid = macro Milieu = micro + macro

3) Het productieproces
3.1. De productiefactoren
Macro-economisch: 3 productiefactoren

i. Arbeid: fysieke + intellectuele arbeidsprestaties, arbeid = heterogeen
ii. Natuur: natuurlijke rijkdommen zoals klimaat, water, vruchtbare bodem, grondstoffen in de
ondergrond, ligging, … = ongelijk verdeeld over verschillende landen
iii. Kapitaal: alle reële kapitaalgoederen (door de mens geproduceerde productiemiddelen),
kapitaal = heterogeen
iv. Ondernemingsinitiatief: in sommige sectoren een bijkomende productiefactor

3.2. Het productieproces
Omwegproductie= wanneer
kapitaalgoederen indirect bijdragen tot de
uiteindelijke bevrediging van de
behoeften  kapitaal is een afgeleide
productiefactor (<-> arbeid & natuur zijn
oorspronkelijke/primaire
productiefactoren)

Output= consumptie- en
kapitaalgoederen

Duurzame consumptiegoederen=
goederen die voor een langere
tijdsspanne in een behoefte kunnen
voorzien



Investeren= het verhogen van de reële hoeveelheid kapitaalgoederen

3.3. De productiefunctie
= technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (input: arbeid(L), kapitaal(K) en
natuur(N)) en de maximale output (X) die men daarmee kan produceren

 X = f(L, N, K)

Marginaal product: hoeveel de output wijzigt in geval van een wijziging van input (afnemend,
constant of toenemend)



2

, 4) De productiemogelijkhedencurve van een land
= alle mogelijke combinaties van de productie van economische goederen die tot stand komen bij
volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren

 Nuttig om allocatieprobleem en stabiliteitsprobleem te interpreteren
 Nuttig om verschillen in keuzes te illustreren (bv keuze consumptie-/kapitaalgoederen,
levensnoodzakelijke/luxegoederen, oorlogs-/vredestijd, private/publieke productie, …)

5) Het verruimen van de productiemogelijkheden van een land
Productiemogelijkheden ≠ constant

Arbeidsverdeling= specialisatie in het productieproces  toename van arbeidsproductiviteit

Vooruitgang in technologische kennis  verhoogt arbeidsproductiviteit en productiemogelijkheden
 nieuwe en meer geperfectioneerde kapitaalgoederen

Wijzigingen in de economische ordening  toename productiemogelijkheden

 X = f(L, N, K, T) T= stand van de technologie

6) Centrale planning vs het marktmechanisme
/

7) Methodologische aspecten van economische analyse
Economie = humane wetenschap

7.1. Hypothesen
i. Mensen reageren op prikkels: menselijk gedrag kan tot op bepaalde hoogte gestuurd worden
door het geven van juiste prikkels
ii. Men kan geobserveerd gedrag van personen en bedrijven verklaren en voorspellen door
ervan uit te gaan dat dit gedrag het gevolg is van optimaliserend gedrag
iii. Ceteris paribus: we onderzoeken 1 variabele, in veronderstelling dat de andere variabelen
ongewijzigd blijven

7.2. Het belang van marginaal denken
Marginaal = invloed van een kleine verandering in een bepaalde variabele op een andere variabele

Marginaal denken toont aan dat het winstgevend kan zijn een product te verkopen ten een prijs lager
dan de gemiddelde kost

7.3. Positieve en normatieve economische analyse
Economie maakt gebruik van zowel positieve als normatieve analyse

3

, Positieve analyse: men leert de implicaties van de maatregel in detail kennen

Normatieve analyse: kijken of de maatregel wenselijk is vanuit maatschappelijk oogpunt

7.4. Statische vs dynamische analyse
SA: bestudeert economische verschijnselen met als uitgangspunt dat de relevante verklarende
factoren onmiddellijk op het fenomeen inwerken en zelf gedurende de analyse ongewijzigd blijven
(foto)

DA: onderzoekt het tijdspad en het aanpassingsproces bij de overgang van de ene economische
situatie naar de andere (film)

7.5. Deductieve en inductieve methoden
D: er wordt uitgegaan van bepaalde axioma’s waaruit nieuwe besluiten worden afgeleid, men kan
dan nagaan of die conclusies realistisch zijn

I: er wordt uitgegaan van feitelijke observaties

7.6. Econometrie, speltheorie en experimentele economie
Econometrie: combineert elementen uit de economische theorie, de wiskunde en de statistiek en is
geschikt om economische theorieën empirisch te verifiëren

Speltheorie: analyseert het strategisch gedrag van economische agenten

Experimenten: verifieert de validiteit van bestaande economische theorieën

7.7. Formeel en materieel object van de economie als wetenschap
/

8) Kritische kanttekeningen
/



HS 2: Het marktmechanisme
1) Inleiding
Vrije markt  veel V en A  zuivere mededinging/perfecte concurrentie

2) De marktvraag
2.1. Algemene formulering
= de totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen afhankelijk van een aantal
determinanten  gewenste hoeveelheid ≠ feitelijk gekochte hoeveelheid

Vraagfunctie: Xv = Xv (Px, y, u, Pz, Pw, …, n, a) = gevraagde hoeveelheid

- meer kopen bij een lage P
- inkomen: naarmate y stijgt, zal de vraag stijgen (<-> inferieure goederen (waarnaar de vraag
daalt indien y stijgt))
- andere goederen: complementen (Pverhoging ene goed doet V naar andere goed afnemen) en
substituten (Pverhoging ene goed doet V naar andere goed toenemen)
- aantal consumenten: zowel positieve (modeverschijnselen) als negatieve (snobeffecten) invloed
- verwachtingen



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisanys03. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.96  1x  sold
  • (0)
  Add to cart