Inleiding in de forensische psychopathologie + juridische kader
Psychopathologie = deelgebied van de psychiatrie en klinische psychologie dat zich bezighoudt met diverse vormen
van afwijkende emoties, gedachten en gedrag, de oorzaken daarvan en de behandelmogelijkheden.
DSM = een van de meest gebruikte internationale classificatiesysteem.
De DSM beschrijft, maar geeft geen verklaringen: het handboek is ‘a-theoretisch’.
DSM-5: gebrek aan biologische parameters zou leiden tot betere diagnostiek en betere behandeling
Wat maakt iets een psychiatrische stoornis?
Criterium die de DSM-5 toepast
“Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de
cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische stoornissen.
Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op
sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden.”
Geen concrete definitie, maar in ieder geval: sociaal deviant gedrag (bijv. politiek, religieus of seksueel) en
conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen,
tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van het individu. Een reactie op een
veelvoorkomende stressor of een verlies, bijv. het overlijden van een dierbare, die te verwachten valt en
cultureel wordt geaccepteerd, is ook geen psychische stoornis.
Objectiveren
Sociaal deviant gedrag
Psychiatrie als middel om conflicten tussen individu en staat ‘op te lossen’.
Het te gemakkelijk aannemen van gestoordheid kan leiden tot Sovjet-toestanden: zenden van mensen die je niet
bevallen naar psychiatrische inrichtingen.
Perspectieven die een verklaring geven voor de ontstaansgronden van (afwijkende) emoties, gedachten en gedrag
- Biologische perspectief: biologische factoren als een verstoorde werking van de neurotransmitters in de
hersenen, erfelijkheid en onderliggende afwijkingen in de hersenen spelen een rol bij het ontstaan van
afwijkend gedrag. Bij sommige stoornissen is er een rechtstreeks causaal verband (bijv. ziekte van Alzheimer)
maar bij de meeste stoornissen is er sprake van een interactie tussen biologische factoren en
omgevingsfactoren.
o Zit het allemaal in de genen? Enkele kernpunten:
Genen schrijven geen gedragsmatige eigenschappen voor. Met andere woorden, de genetische
bijdrage levert geen afdoende verklaring voor het ontstaan van een psychische stoornis.
Genetische factoren scheppen een aanleg of waarschijnlijkheid, maar geen zekerheid, dat
bepaald gedrag of een bepaalde stoornis zich zal ontwikkelen. Omgevingsfactoren, zoals
ingrijpende gebeurtenissen, familieachtergrond en stress, en genetische factoren bepalen
gezamenlijk de uitkomst.
Multigenetische determinisme. Wetenschappers denken dat vele genen bijdragen aan de
complexe gedragspatronen die gepaard gaan met een bepaalde psychische stoornis, en niet
slechts een enkel gen.
De interactie tussen genetische factoren en omgevingsinvloeden bepaald hoe onze
persoonlijkheid eruitziet en hoe gevoelig we zijn voor bepaalde psychische stoornissen.
- Het psychologische perspectief
o Psychodynamische theoretici: afwijkend gedrag heeft psychologische oorzaken die berusten op
onderliggende psychische klachten in de persoonlijkheid. De psychologische problemen worden
aangestuurd door onbewuste motieven en conflicten, die zijn terug te voeren op de kindertijd.
o Leertheoretici: principes van het leren kunnen zowel afwijkend als normaal gedrag verklaren
o Humanistische theoretici: belang van begrijpen van obstakels die mensen tegenkomen in hun streven
naar zelfactualisatie en authenticiteit.
o Cognitieve theoretici: nadruk op de rol van vervormd en irrationeel denken
, - Sociaal-cultureel perspectief: het zoeken van oorzaken van abnormaal gedrag in fouten in de maatschappij
i.p.v. fouten in de persoon. Het gaat bijv. om etnische en sociaaleconomische groepsverschillen. Denk aan
armoede, racisme en gebrek aan kansen.
- Biopsychosociale perspectief: samenspel tussen biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren
Diathese-stressmodel: model dat gebaseerd is op het idee dat afwijkend gedrag te maken heeft met de interactie tussen
kwetsbaarheid of aanleg, en stressvolle en ingrijpende levensgebeurtenissen.
Strafrechtelijke relevantie van een psychische stoornis
Artikel 39 Sr: een verdachte is niet strafbaar wanneer het ten laste gelegde feit hem, ten gevolge van een psychische
stoornis, niet kan worden toegerekend.
Kern: schulduitsluitingsgrond van ontoerekeningsvatbaarheid
Toerekeningsvatbaarheid hoeft niet strafrechtelijk te worden bewezen, want is het uitgangspunt. Tenzij het
tegendeel aannemelijk wordt gemaakt.
- Toerekeningsvatbaarheid betreft een relationeel begrip over de relatie stoornis/delict, geen statistische,
empirisch meetbare eigenschap van de dader
Voor oplegging TBS nog oude terminologie: gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
(tot 1 januari 2020 in art. 39 Sr)
- Gebrekkige ontwikkeling: aangeboren afwijkingen of in de jeugd opgelopen gebreken die psychische
ontwikkeling meer structureel hebben verstoord (persoonlijkheidsstoornissen)
- Ziekelijke stoornis: verstoringen die tijdens het leven van een psychisch ‘gezond’ persoon zijn opgetreden
(medisch, bijv. dementie)
De vaststelling van een stoornis ten tijde van het tenlastegelegde delict is voor de rechter om verschillende redenen
relevant:
- De aanwezigheid van een stoornis kan van belang zijn bij de bepaling van de strafmaat
- De afwezigheid van een stoornis kan van belang zijn bij de oplegging van een strafrechtelijke maatregel
- De aanwezigheid van een stoornis kan van belang zijn bij de beoordeling van het recidiverisico
Artikel 39 vormt ook de achtergrond voor het inschakelen van een psycholoog en/of psychiater.
Vraagstelling rapportage pro Justitia
- Is er sprake van een psychische stoornis?
- Was stoornis aanwezig tijdens het tenlastegelegde?
- Is sprake van een causaal verband?
- Advies omtrent (mate van) toerekeningsvatbaarheid?
- Gevaarstaxatie vanuit pathologie?
- Advies
Stoornis ten tijde van delict (doorwerking) individualiseren
Doorwerking: de mate waarin kenmerken van een psychische stoornis bij het delict een beperkende rol hebben
gespeeld in de mogelijkheid van de dader om anders te handelen.
Hierbij gaat het om het onderzoek van de invloed van de stoornis op de gedragskeuzemogelijkheden.
- Drie soorten verbanden tussen stoornis en delict:
1) Gelijktijdigheidsverband; dat wil zeggen de stoornis/gebrekkige ontwikkeling deed zich (ook)
voor ten tijde van het plegen van het delict. Zonder een dergelijk verband kan artikel 39 Sr niet
aan de orde zijn en kan er ook geen tbs-maatregel worden opgelegd.
2) Betekenisverband; dat wil zeggen dat aannemelijk gemaakt kan worden dat de ziekelijke stoornis
of gebrekkige ontwikkeling van invloed is geweest op de gedragskeuze(mogelijkheden) ten tijde
van het plegen van het feit. Dit verband kan cognitief of voluntatief gekleurd zijn.
a. Cognitief: de stoornis of gebrekkige ontwikkeling heeft een invaliderende invloed op de
kennende functies en daarmee ook op het vermogen om op basis van die functies
voldoende adequaat te kunnen handelen (bijv. zwakzinnigheid)
b. Voluntatief: accent ligt hierbij op de invloed van een ziekelijke stoornis of gebrekkige
ontwikkeling op functies die te maken hebben met het willen en op het vermogen om
vanuit of ondanks het willen het gedrag te reguleren (bijv. drangmatige gedragingen;
pedofilie of pyromanie).
3) Directe causale verband: delict is direct veroorzaakt door de stoornis (bijv. floride psychose)
- Het verband tussen een stoornis en delict kan twee kanten op gaan:
, o Delict bevorderende werking van een stoornis: de stoornis bevordert het gedrag dat heeft geleid tot het
delict
o Delict preventieve functies: de stoornis zorgt ervoor dat iemand bijv. bepaalde impulsen niet onder
controle heeft
Gedragskundige bezwaren tegen begrip toerekeningsvatbaarheid
- De vrije wil bestaat niet (klopt niet; gaat niet zozeer om beoordeling vrije wil maar gaat meer om beoordeling
onvrijheid)
- Juridische terminologie sluit niet aan bij gedragskundige denkkader (multicausaal)
o Menselijk gedrag zou uit meerdere factoren voortkomen
o Maar: multicausaliteit kun je prima meenemen in ontoerekeningsvatbaarheid
- Het betreft een normatief, niet-wetenschappelijk oordeel (grenzen van deskundigheid)
- Geen empirische toetsbaarheid (3- of 5- puntsschaal)
- Stoornis speelt veelal een ondergeschikte rol in gevaarstaxatie (statistische benadering)
o Criminologische factoren spelen ook grote rol
Simulatie
In de DSM wordt als het essentiële kenmerk van simulatie genoemd: ‘het opzettelijk produceren van onware of sterk
overdreven lichamelijke of psychische verschijnselen, waarbij externe motieven de aanleiding vormen, zoals het
ontlopen van militaire dienst, het vermijden van werk, het verkrijgen van financiële tegemoetkomingen, het ontlopen
van gerechtelijke vervolging of het verkrijgen van drugs’.
Simulatie wordt in de DSM niet als een stoornis geclassificeerd, maar als een zogenaamde V-code: ‘een bijkomend
probleem dat een reden voor zorg kan zijn’.
Simulatie wordt weinig herkent doordat:
- Diagnostiek van psychische stoornissen grotendeels gebaseerd is op zelfrapportage van de patiënt
- Gedragsdeskundigen niet alert zijn op het feit dat symptomen geveinsd kunnen worden
- De traditionele arts-patiëntrelatie is gebaseerd op vertrouwen en accurate rapportage van symptomen door de
patiënt
Voorts kan onderscheid worden gemaakt tussen simulatie, waarbij iemand symptomen veinst die er niet zijn, en
dissimulatie, waarbij de patiënt bestaande symptomen toedekt of onderrapporteert.
Subtypes van simulatie zijn:
- Zuivere simulatie: het veinzen van een ziekte of gebrek dat helemaal niet bestaat
- Partiele simulatie of aggravatie: het bewust overdrijven van een aanwezige ziekte of reëel gebrek
- Opzettelijk onjuiste verbanden leggen: het bewust toeschrijven van actuele ziekte of huidig gebrek aan een
oorzaak die daar geen relatie mee heeft (bijv. het opzettelijk toeschrijven van rugklachten aan een
bedrijfsongeval, terwijl deze klachten al bestonden ruim voor het ongeval plaatsvond).
Bij diagnostiek en behandeling in een forensisch psychiatrisch kader moet simulatie altijd onderdeel van de
differentiaaldiagnostische overwegingen zijn.
De meest frequent gesimuleerde ziektebeelden zijn: dissociatieve identiteitsstoornis, psychose, PTSS,
slaapstoornissen, amnesie en cognitieve defecten/dementie.
Simulatie in de forensische praktijk komt vaker voor (schatting op 15,7%) door de belangen van de patiënt. Door het
veinzen kan een lange gevangenisstraf ontlopen worden of kan iemand vervroegd vrijkomen uit een tbs kliniek. Het
verzamelen van gegevens die niet van de onderzochte afkomstig zijn is een onmisbaar onderdeel van het onderzoek
naar simulatie.
Indicatoren voor simulatie tijdens de anamnese en observatie zijn:
- Ernstige, ongebruikelijke en fantastische klachten met een veelheid aan symptomen, die vaak van aard
wisselen, niet controleerbaar zijn en niet synchroon lopen met de lijdensdruk
- Een met flinkheid gedragen klachtenpatroon dat niet past onder de noemer van één stoornis
- Nieuwe symptomen die in de loop van het onderzoek of de behandeling ontstaan
- Een voorgeschiedenis met seksueel misbruik of fysieke mishandeling, zonder dat deze informatie toetsbaar is
- Een overdreven bereidheid tot vervolgonderzoek of juist een opmerkelijke onverschilligheid ten opzichte van
het onderzoek
, - Het door de patiënt voorspellen van een negatieve testuitslag of het overmatig bediscussiëren van
testonderzoeken met negatieve uitslagen
- Een door de patiënt voorspelde verslechtering van het ziektebeloop
- Het leveren van tegenstrijdige informatie en het afhouden van informatie opvragen of heteroanamnese
- Een voorgaand onderzoek of behandeling waarbij simulatie is overwogen
- Het slecht opvolgen van instructies en onverwacht eenzijdig afbreken van het onderzoek of de behandeling
- Het zichzelf schetsen als slachtoffer van eerdere behandelaars
- Het verklaren van klachten door – een niet-verifieerbare – dramatische of gruwelijke dood van een geliefde
- Het ontstaan van sterke positieve overdracht bij behandelaars (‘dit is de patiënt voor wie we het doen’)
FORENSISCHE PSYCHOPATHOLOGIE
WEEK 2
Psychotische stoornissen
PSYCHOSE
Wat is een psychose?
- Een psychose is een psychiatrisch toestandsbeeld; wat is er op dit moment met iemand aan de hand? =
iets anders dan een psychotische stoornis hebben!
- Een psychose is een syndroom (= verzameling van symptomen)
- Een psychose is een toestand waarbij iemand zijn grip op, of contact met, de realiteit (deels) kwijt is.
Psychotische symptomen
- Hallucinaties: sensorische gevaarwording
o Zintuiglijke beleving die plaatsvindt zonder externe stimulus
o Kan op alle zintuigen: zien, ruiken, horen, proeven, voelen
o Auditief meest voorkomend (vaak stemmen horen, soms geluiden of muziek)
o Normale vs. abnormale hallucinaties
In sommige religies/culturen is het normaal om bijv. de stem van God of engel te horen die
advies geeft geen stoornis; daarvoor atypisch binnen cultuur
- Wanen: werkelijkheidswanen waar je aan vast blijft houden (ondanks bewijs van tegendeel), en die je niet
deelt met een groep
o DSM-5: wanen zijn vaste overtuigingen die niet ontvankelijk zijn voor verandering in het licht van
conflicterende evidentie
o Soorten wanen: achtervolgingswaan, betrekkingswaan, somatisch (iemand denkt een ziekte te hebben
of bijv. iemand is overtuigd dat diegene geen maag meer heeft), religieus, grootheid, erotomaan,
nihilistisch, etc.
- Desorganisatie
o In denken
Voor anderen onnavolgbaar zijn in gesprekken
Associatief
o In taal
Moeite hebben met logische volgorde in handelen
Taken afmaken
o In motoriek (categorie)
Catanonie: een cluster van symptomen, waarbij bizarre motorische verschijnselen optreden,
waaronder het helemaal verstijven van de spieren of krampachtig steeds dezelfde beweing
maken
o In gedrag
Emoties
Ongepast huilen of lachen
Afstemmen op sociale context
Positieve symptomen = symptomen die er bij mensen zonder psychose niet zijn en bij mensen met psychose
er wel zijn (ze zijn er terwijl ze er niet horen te zijn) idee is achterhaald
o Dit begrip wordt niet meer gebruikt, omdat symptomen meer voorkomen in de algemene populatie
dan je zou verwachten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Joliennn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.